Direct naar artikelinhoud
InterviewEline Helmer

Antropologe schetst beeld van de doorsnee-Rus: ‘Ze weten heus wel dat ze in vergelijking met Oekraïners niet te klagen hebben’

Eline Helmer: 'Voorlopig wachten mijn man en ik nog even af. ­Kijken hoe de situatie ­evolueert. Maar ooit willen we vrienden en ­familie terugzien.'Beeld Jan Mulders

De Nederlandse antropologe Eline Helmer (29) woonde vijf jaar in Rusland, zowel op het platteland als in de grote stad. Ze leerde er de taal, maakte veel vrienden en sprak de mensen in de straat. Het leverde Een Rus als ik op, dat een beeld wil schetsen van de doorsnee-Rus. ‘Mijn vrienden weten heus wel dat zij in vergelijking met de ­Oekraïners niet te klagen hebben.’ 

Waarom precies Eline Helmer acht jaar geleden besloot haar tanden in het aartsmoeilijke cyrillische alfabet te zetten, valt niet eenduidig te verklaren.

Er was de grootmoeder die in de jaren tachtig naar de Russische provinciestad Pskov, zusterstad van Helmers geboorteplaats Nijmegen, trok met de Vrouwen voor Vrede, en de vroeg gestorven, nooit gekende grootvader die tijdens zijn militaire dienst Russisch leerde. Er was de indrukwekkende familievakantie aan een meer nabij de Pools-­Russische grens. Maar misschien uiteindelijk wel het meest doorslaggevend was haar honger naar het onbekende toen ze tijdens haar studie verplicht een nieuw taalvak moest kiezen.

“Die fascinatie met het Oosten was er eigenlijk altijd al”, zegt ze nu.

Omdat het best lastig is om in Nederland aan een taal als Russisch te beginnen en dat ook vol te houden, besloot Helmer, toen amper 20 jaar oud, de zomer van 2013 in Rusland door te brengen. Via een oude vriendin van haar grootmoeder vindt ze, in ruil voor wat hulp in het huishouden, onderdak bij een jong koppel op het platteland van de regio Pskov. Een zomer die ze terugblikkend “sprookjesachtig” noemt, ook al woonde ze in een karige flat zonder stromend water.

“Dat was misschien niet zo comfortabel. Maar het was heel lekker weer; we leefden toch voor­namelijk buiten. Er was een meer waarin we konden zwemmen of we gingen naar de banja (Russisch badhuis, red.), en in het weekend speelden alle kinderen uit het dorp samen volleybal op het veld. Heel idyllisch allemaal. Pas toen ik er in de winter bij min dertig terugkeerde, bleek die buiten-wc best vervelend.”

In 2015 verhuisde Helmer naar Pskov om er aan de Staatsuniversiteit een half jaar antropologie en Nederlands te doceren. Tenminste, dat was het plan. “Naïef”, noemt Helmer haar aanvankelijke gedachte dat zes maanden wel zouden volstaan om de taal volledig onder de knie te krijgen.

Vijf jaar bleef ze uiteindelijk in Rusland, ­waarvan één in het gezapige Pskov en vier in miljoenenstad Sint-Petersburg.

‘Ik heb genoeg van Sasja, genoeg van het Russisch en genoeg van dat niks lukt. (…) Voor humor ben ik ­veroordeeld tot stomme gebaren en grimassen. Soms valt zo’n grapje in de smaak, maar ik ben ­ondertussen vooral doodmoe van het steeds de clown uit te moeten hangen. Zelfs als ik mijn mond houd, is mijn haar nog steeds te kort, zijn mijn ­hakken nog steeds te laag en mijn danspasjes niet volgens de regels.’ (uit ‘Een Rus als ik’)

“Ik had de keuze”, zegt Helmer nu over haar moeizame, vaak eenzame eerste jaar in Rusland, “of ik bleef alleen, of ik leerde zo goed mogelijk Russisch. Aangezien ik helemaal niet van alleen zijn houd, bleek dat uiteindelijk de beste motivatie om door te zetten.”

Als buitenstaander met een aanvankelijk beperkte beheersing van het Russisch observeerde Helmer voornamelijk; interpreteren deed ze bewust zo min mogelijk.

BIO

• antropoloog • geboren in 1993 in Nijmegen (Ned) • master Russische en Oost-Europese studies (Oxford) • woonde van 2015 tot 2020 in Rusland, gaf les aan de Staats­universiteit van Pskov • werkte later in Sint-Petersburg voor het Nederlands Instituut, de Staatsuniversiteit en het Nederlands consulaat • werkt vandaag voor de universiteit van Amsterdam en het KNAW Humanities Cluster 

“Als antropologe weet ik dat als je iemand moeilijke of persoonlijke vragen stelt om vervolgens weer te vertrekken, je een heel ander antwoord krijgt dan wanneer je de mensen eerst beter leert kennen. Het gaat er niet zozeer om of de ander mij begrijpt, maar wel of hij mij wílt begrijpen. Daarvoor dient enig vertrouwen aanwezig te zijn; dat opbouwen kost tijd.”

Zo zijn de in Een Rus als ik neergeschreven observaties geregeld voorzien van een vleugje achteloos seksisme of homofobie. Helmers gastheer op het platteland vermeldt op haar eerste avond langs zijn neus weg geen probleem met de mannenliefde te hebben, zolang hij er zelf maar niets van hoeft te zien; op een tuinfeest heft een oude man een lied aan over het fysiek disciplineren van vrouwen; een ploegmaatje uit de atletiekclub maant haar aan zich wat vrouwelijker te kleden.

Lees ook

Kondigt Poetin op 9 mei de totale mobilisatie aan? Experts sluiten escalatie steeds minder uit

Jonathan Holslag: ‘Welke prijs zijn we bereid voor de vrijheid te betalen?’

Volg alle ontwikkelingen over de oorlog in Oekraïne in onze liveblog

Aanvankelijk laat Helmer dergelijke opmerkingen gewoon passeren. “Ze wisten wel dat ik er als Nederlander een andere mening op na hield. Niemand verwachtte van mij dat ik daarin meeging.”

Maar gaandeweg, naarmate haar Russische persoonlijkheid aan zelfvertrouwen won, durfde ze al eens weerwoord te bieden.

‘Geef mij maar zo’n motorparade, tien keer beter dan een gayparade. Samen over de Nevski rijden, dat gevoel van saamhorigheid, mensen die naar je kijken, prachtig.’ 

‘Dat gevoel van saamhorigheid, die aandacht, dat is voor mensen in een gayparade misschien wel hetzelfde?’ opper ik.

‘Tja, misschien...’

Joeri speelt even met de leren franjes van zijn zadeltas. ‘Maar je begrijpt toch wat ik bedoel? Je houdt toch zelf van mannen, of niet dan?!’

Joeri geeft mij een gemoedelijke dreun met zijn schouder, waardoor ik bijna omval.

‘Tot nu toe wel ja’, antwoord ik, mezelf afvragend waarom ik dit gesprek uitgerekend hier voer, omringd door honderden patriotten in zwart leer.

(uit ‘Een Rus als ik’)

De vele aantekeningen die de jonge antropologe maakt van haar ontmoetingen en steeds langer wordende gesprekken met nieuwe vrienden en volslagen onbekenden dienden oorspronkelijk niet als materiaal voor een boek, maar wel als ­antropologisch veldwerk.

Helmer: “Omdat ik graag wilde promoveren, besloot ik mijn ontmoetingen in Rusland te documenteren. Ik wilde kijken hoe zo’n langer onderzoek mij beviel. Tijdens de lange busrit van en naar het werk raakte ik geregeld met medepassagiers aan de praat. Dan deed zo iemand plots zijn hele levensgeschiedenis uit de doeken; dat soort verhalen wilde ik onthouden. De enige spelregel was dat ik het gesprek niet zelf mocht aanknopen, want dat voelde als valsspelen.”

Bij Helmers veldwerk hoorde ook riskante, op het randje van gevaarlijk balancerende ondernemingen zoals door het ijs zakken tijdens een kampeerpartij in hartje winter met drie mannen die ze amper kende, of overnachten op de afgelegen boerderij van een oude, net gescheiden bekende die voor het slapengaan nogal nadrukkelijk vermeldt dat zijn kinderen toch echt een moeder­figuur nodig hebben.

Helmer: “Toen ik mijn aantekeningen teruglas, dacht ik weleens: dit had ook anders kunnen af­lopen.”

Maar risico’s horen bij het vak.

'Op de bus raakte ik ­geregeld met mensen aan de praat. De enige spelregel was dat ik het gesprek niet zelf mocht aanknopen. Dat voelde als valsspelen.'Beeld Jan Mulders

“In de antropologie heb je een hele tak die meent dat je iets lijfelijk moet ondergaan; moet voelen, vooraleer je kunt begrijpen. Daarom ben ik in Sint-Petersburg bijvoorbeeld ook op balletles gegaan, hoewel dat eigenlijk niets voor mij was. Maar ik woonde vlak bij het Mariinski-theater, zag daar geregeld ballerina’s op de tippen van hun tenen de metrotrappen af dartelen. Dus toen mijn buurmeisje me uitnodigde, stemde ik in. Al was het maar om te begrijpen wat vrouwen bezielt om zich na hun twintigste, wanneer ze al te oud zijn om nog iets te bereiken met de dans, nog in zulke pijnlijke poses te dwingen. Mede dankzij het ­fysieke contact tijdens het stretchen hadden we onderling vrij intieme gesprekken over ­vrouwelijkheid of relaties. Om dezelfde reden woonde ik ook een tijdje in een zogeheten slaapwijk, waar alle pendelaars nog voor de zon op is aan een ondergrondse tocht van soms wel ­anderhalf uur beginnen, en pas ’s avonds laat terug­keren.”

‘Ik hoor er steeds een stukje meer bij, maar besef ­tegelijk ook beter dat ik er nog lang niet ben. Er ­misschien wel nooit kom. (…) Mijn eerste grote­mensensalaris kreeg ik hier, mijn eerste grote­mensen­huur betaalde ik in roebels. De eerste serieuze gesprekken over misschien wel trouwen, over misschien wel een kind, voer ik in het Russisch. Maar mijn verblijf in Rusland blijft compleet afhankelijk van werk: zonder baan krijg ik geen visum en moet ik vertrekken. En kan ik dan nog wel ‘terug’?’ (uit ‘Een Rus als ik’)

Tijdens de eerder vermelde kampeertrip sloeg de vonk over met een van die onbekende mannen met wie ze door het ijs zakte. Al snel werd ­Vitalik uit Wit-Rusland haar vriend. Vandaag woont het ondertussen getrouwde paar samen in Den Bosch. In januari 2020 keerde Helmer na vijf jaar in Rusland omwille van professionele ­redenen terug naar Nederland. Ze verliet haar geliefde Sint-Petersburg “hoopvol, met het idee snel terug te verhuizen”.

Zo eindigt Een Rus als ik ook, waardoor het ongewild een einde-van-een-tijdperkboek werd.

Na Helmers vertrek kwam de pandemie, de gewelddadig neergeslagen protesten in Wit-Rusland en de brutale invasie van Oekraïne. Ondertussen zijn zowel het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg als het buitenlandse bedrijf waarvoor Helmers man werkte gesloten, en is het Europese luchtruim afgesloten voor vluchten van en naar de Russische Federatie.

Via een niet-Europese tussenstop is het weliswaar nog mogelijk naar Rusland af te reizen, maar Helmer vraagt zich af: moet ik dat nu wel willen?

“Voorlopig wachten mijn man en ik nog even af; kijken hoe de situatie evolueert. Maar vroeg of laat willen we natuurlijk wel vrienden en familie terugzien.”

Het contact met haar Russische vrienden is sinds de inval geïntensifieerd.

Helmer: “Mijn vrienden zitten met een wrang gevoel. Ze weten heus wel dat zij in vergelijking met de Oekraïners niet te klagen hebben. Hun huis staat er nog, hun familie leeft nog. Maar de oorlog heeft ook hun leven helemaal overhoop­gegooid. Velen zijn halsoverkop vertrokken, zitten vast in het buitenland, of voelen zich niet meer thuis in eigen land, zijn bang om opgepakt te worden. Ideologisch snijdt deze oorlog ook dwars door families. Ook vrienden die het land verlaten om politieke redenen; omdat ze dingen hebben gezegd die nu illegaal zijn, vrezen dat niemand op migranten met een Russisch paspoort zit te ­wachten.”

Ik hoor erbij als ik ’s nachts over een hek klauter, maar blijf ik nash chelovek (vrij vertaald: onze mens, oftewel ‘een van ons’, red.) wanneer er mindere tijden aanbreken? Stel dat er oorlog komt, en vriend van vijand moet worden gescheiden? Wie van deze ballerina’s zou ik kunnen vertrouwen als het er écht op aankomt? (uit ‘Een Rus als ik’)

“In de balletles had ik allesbehalve het gevoel een buitenstaander te zijn,” zegt Helmer, “maar toch borrelde daar ineens die gedachte op: in welke omstandigheden zou de samenhorigheid kunnen omslaan?”

Een vraag die ook ingegeven werd door de kwetsbaarheid van haar tijd in Rusland.

Helmer: “Ook al was ik nog zo goed ingeburgerd, zonder werkvisum zou ik zonder pardon moeten vertrekken. Daarbij komt nog dat ik slechts tweemaal de wet hoefde te overtreden om een inreisverbod aan mijn been te hebben. Iets stoms zoals per ongeluk een militair domein opwandelen zonder paspoort op zak volstaat daarvoor al.”

Met het anti-Russische sentiment dat sinds de oorlog lang niet alleen in Oekraïne wijdverbreid raakte, voelt het “best dubbel” om nu een boek over alledaags Rusland uit te brengen.

“Enerzijds kan ik goed begrijpen dat mensen in tijden van dergelijk extreem geweld onvermijdelijk meer zwart-wit gaan denken”, zegt Helmer. “Anderzijds zie ik op Vkontakte, de Russische ­Facebook, nu ook hartverscheurende berichten voorbijkomen van ouders wier zoon tijdens zijn verplichte militaire dienstjaar naar Oekraïne gestuurd is en daar gesneuveld is; of ouders die al weken geen nieuws meer ontvingen. Ook zij zijn slachtoffers.”

Erg naïef

Helmers oorspronkelijke, al voor de oorlog ­opgevatte plan om via kleine verhalen uit het alledaagse leven te tonen dat Rusland best toegankelijk kan zijn; de zorgen en dromen van zijn inwoners vaak herkenbaar zijn, heeft vandaag een urgente bijklank gekregen.

“Want je hoeft maar een paar mensen te leren kennen die anders zijn om te begrijpen dat je geen hele bevolkingsgroep over dezelfde kam kunt scheren.”

Hebben wij in het Westen dan een verkeerd beeld van Russen?

“Eerder incompleet”, denkt Helmer. “Als ik nu het eerste deel van het boek, waarin ik nog echt een buitenstaander was, herlees, vond ik mezelf toen erg naïef. Ik zag wat ik verwachtte te zien: vrouwen op heel hoge hakken, mannen in leger­uniformen. Pas toen ik er langer woonde, zag ik het hele scala, de variatie. Er zitten zoveel mensen in het boek die ontroeren: een lijfwacht die eigenlijk helemaal geen bewaker wil zijn, maar na zijn ontslag bij een communicatiebedrijf in geldnood zat, of een 91-jarige dame die dagelijks ­dezelfde duiven voert maar zelf het beleg van ­Leningrad overleefde door gras te eten.”

Die kleine, menselijke verhalen zijn herkenbaar, maar worden volgens Helmer zelden verteld. “Journalisten kunnen die ook moeilijker opschrijven, want als nieuwsitem zijn ze minder geschikt.”

Destijds trok haar grootmoeder naar Pskov om via persoonlijke connecties het vijanddenken van de Koude Oorlog tegen te gaan. Nu de kern­dreiging weer dichterbij is dan ooit, hoopt Eline Helmer met Een Rus als ik haar oma’s werk verder te zetten.  

Eline Helmer, 'Een Rus als ik', Prometheus, 224 p., 20,99 euro.Beeld rv