Direct naar artikelinhoud
InterviewDie ene patiënt

Een psychiater over de patiënt die haar leven veranderde: ‘Hoe kon zo’n nare vrouw zo’n aardige man en zo’n goede job hebben?’

Een psychiater over de patiënt die haar leven veranderde: ‘Hoe kon zo’n nare vrouw zo’n aardige man en zo’n goede job hebben?’
Beeld Tzenko Stoyanov

Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patiënt die hun leven voor altijd veranderde. Deze week: Psychiater Veerle Bergink.

“Ze kon zo’n scherpe, gemene opmerkingen maken, commentaar dat was bedoeld om anderen onderuit te halen. Ik was nog maar net begonnen als psychiater en als ik eens iets onhandig formuleerde, dan vroeg ze of ik wel wist waar ik mee bezig was. Had ik kleding aan waarvan ik ’s morgens zelf al had vastgesteld dat het niet de beste keus was geweest, dan kon ik wachten op een denigrerende reactie.

“Het was onderdeel van haar stoornis, dat wist ik. Ze was opgenomen op onze afdeling omdat ze manisch was geworden. Een jonge, hoog­opgeleide vrouw die opeens ontremd gedrag vertoonde, overliep van energie, ervan overtuigd was dat ze nauwelijks slaap nodig had, terwijl in haar hoofd de gedachten voortraasden. Die stemmingsstoornis had bij haar ook een andere kant: ze was geprikkeld en snel geraakt, wat van haar een boze en geïrriteerde vrouw maakte. Ze was vaak zó naar, niet alleen tegen ons maar ook tegen haar man, een fijne vent die ze met haar kritiek diep kon kwetsen.

“Wij leren onze psychiaters in opleiding altijd dat we ten tijde van een manie, een depressie of een psychose niet veel kunnen zeggen over de persoonlijkheid van een patiënt. Wie een psychia­trische ziekte heeft, is immers niet zichzelf. Maar bij deze vrouw had ik grote moeite om op mijn vakkennis te vertrouwen. Ik betrapte mezelf op onaardige gedachten: hoe kon zo’n nare vrouw zo’n vriendelijke man hebben en zo’n goede job? Wat niet hielp, was dat ze het onderzoek dat ik op de afdeling deed eigenhandig had weten stop te zetten. Ze had zelf geen zin om mee te doen en had alle andere patiënten tegen me opgezet. Ze moest haast wel een vervelend mens zijn, er was vast iets mis met haar persoonlijkheid. Ik zei het niet, maar ik dacht het wel.

“Aan krenkende opmerkingen zijn we wel gewend in de psychiatrie. Patiënten kunnen hatelijk zijn, daar moet je tegen kunnen. Ik probeerde haar nare, persoonlijke opmerkingen te relativeren, maar wat er gebeurde raakte me toch. Misschien omdat ze op me leek, ze had mijn kwetsbaarheid goed door.

“En toen knapte ze op. De behandeling sloeg aan en langzaam kwam er een leuke en slimme vrouw tevoorschijn. Twee jaar na haar ontslag kwam ze langs voor controle en ik zag opnieuw hoe vriendelijk ze was, hoe ad rem, en wat een geweldig gevoel voor humor ze bezat. En ik realiseerde me toen zo duidelijk dat een psychische ziekte eigenschappen kan uitvergroten, en dat daardoor soms het allerslechtste in iemand naar boven wordt gehaald. Deze vrouw was pienter en gevat, maar door haar manie werden haar scherpe opmerkingen pijnlijk en kwetsend.

“Dat inzicht heeft me als psychiater en als mens veranderd. Een psychische ziekte kan ons allemaal overkomen, en het is vreselijk als daardoor je persoonlijkheid veranderd lijkt. Natuurlijk wist ik dat als psychiater, in theorie, maar door deze vrouw ben ik gaan inzien hoe belangrijk het is om daarbij stil te staan, om niet meteen te oordelen over iemands karakter.

“Ook in mijn privéleven had ik altijd snel mijn mening klaar. Maar ik ben milder geworden, zeker als ik mensen niet goed ken. Een chagrijnige opmerking of een nare reactie hoeft niet te betekenen dat daar een vervelend mens achter zit. Hoe iemand doet, is vaak niet hoe iemand is.”

De getuigenissen in deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van VK-journaliste Ellen de Visser, Ambo/Anthos, 192 p., 15,95 euro.