Direct naar artikelinhoud
Beter LevenSpelen

Waarom de wetenschap schreeuwt dat kinderen meer buiten moeten spelen: ‘We laten onze kinderen te weinig vrij’

Kinderen spelen minder buiten en dat is geen goede evolutie. Want door te spelen, bewegen ze meer en verbeteren ze hun motorische vaardigheden.Beeld ID/ Hendrik Braet

De algemene behendigheid van kinderen gaat almaar achteruit, blijkt uit nieuw onderzoek. Omdat ze te weinig buiten spelen. Maar wat doen we eraan? De oplossing zit deels tussen de oren van hun ouders. ‘Pas op met ‘pas op!’’

“De natuur is de beste speeltuin”, zegt pedagoge Helena Sienaert (Arteveldehogeschool). Op de achtergrond proberen haar zoontjes Otis (6) en Arthur (4) het evenwicht te bewaren op een boomstam, en in een boom te klauteren. Sienaert breekt al jaren een lans voor avontuurlijker en risicovoller spel. 

De natuurspeelplek hier in de Prettige Wildernis in het Gentse Rozebroekenpark biedt daartoe volop de gelegenheid. Hier vind je geen wip of glijbaan op een zacht bedje van houtsnippers. Wel grillige boomstammen, rotsblokken en touwen. Heuvels om op te rennen en bomen om in te klimmen. “Zo’n omgeving biedt kinderen meer uitdagingen dan een gewone speeltuin”, zegt Sienaert. “De natuur is onvoorspelbaarder en verandert mee met de seizoenen. Kinderen kunnen er creatiever zijn en worden motorisch meer uitgedaagd.”

Te weinig plekken

Kinderen spelen steeds minder buiten, stipte parlementslid Jeremie Vaneeckhout (Groen) onlangs nog eens aan. Daar wil zijn partij wat aan doen, onder meer door werk te maken van meer openbaar groen, verplichte groene, avontuurlijke speelplaatsen en meer regelluwe speelzones. “Er zijn te weinig plekken waar jongeren buiten kunnen zijn, en al zeker niet in de natuur”, aldus Vaneeckhout. “En we laten onze kinderen ook gewoon te weinig vrij.”

Dat kinderen minder buitenspelen blijkt onder meer uit onderzoek dat Kind & Samenleving in 1983, 2008 en 2019 liet uitvoeren in samenwerking met de KU Leuven. De onderzoekers keken daarvoor naar het aantal kinderen in zeven verschillende wijken en hoeveel ze er op straat zagen spelen. Dat bleken er in 2008 maar half zoveel te zijn als in 1983. Bij eenzelfde studie in 2019 was het aantal kinderen dat speelde in straten, op pleinen en in parken nog eens met 37 procent afgenomen. De afname was niet overal even sterk – in één wijk nam het aantal kinderen zelfs toe – en het meest uitgesproken in stedelijke wijken.

Pedagoge Helena Sienaert (Arteveldehogeschool).Beeld ID/ Hendrik Braet

Voor de afname zijn volgens Kind & Samenleving verschillende verklaringen. De beschikbare ruimte om te spelen neemt af. Verkeer is toegenomen. Veel kinderen spenderen hun vrije tijd in georganiseerd verband, in een sportclub, jeugdbeweging of muziekschool. En tijdens de vakantie gaat het van het ene kampje naar het andere. Tuinen zijn een belangrijkere speelplek geworden, al dan niet op de obligate trampoline. Naast de ‘institutionalisering’ en ‘vertuining’ van vrije kindertijd, speelt volgens de onderzoekers ook de concurrentie met het beeldscherm een rol.

Uit het onderzoek van de Nederlandse stadsgeograaf Kirsten Visser (Universiteit Utrecht) blijkt bovendien dat te saaie speelplekken ervoor zorgen dat kinderen buiten spelen minder interessant vinden. En hun ouders maken zich zorgen om verkeersveiligheid en mensen met slechte bedoelingen. “Die angst en een gevoel van verminderde sociale controle maken dat hun kinderen minder zelfstandig mogen buiten spelen” zegt Visser. “Ouders zijn bang als slechte ouder te worden gezien als ze hun kind te vrij laten.”

Te weinig actie

Minder spelen impliceert vaak ook minder bewegen. “Kinderen bewegen te weinig”, zegt Jan Seghers, verbonden aan de onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport en Gezondheid aan de KU Leuven. “Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie moeten kinderen een uur per dag matig intensief bewegen voor een goede ontwikkeling. Dat kan op verschillende manieren, maar kinderen die buiten spelen halen die beweegnorm veel makkelijker.”

Uit onderzoek blijkt dat kinderen meer bewegen in buurten met meer buitenspeelruimte. Sommige studies laten zien dat kinderen tijdens het vrij buiten spelen intenser bewegen dan in de turnles. “Buiten spelen zorgt als vanzelf voor actie”, zegt Johan Meire (Kind & Samenleving).

Onderzoekers wijzen er al langer op dat de motorische vaardigheden van kinderen afnemen. Wetenschappers monitoren al enkele decennia de fitheid en motoriek van kinderen en jongeren, door ze bijvoorbeeld zo ver mogelijk te laten springen vanuit stand, op een evenwichtsbalk te laten balanceren of ballen te laten vangen. In vergelijking met de eerste tests in de jaren zeventig boeren de resultaten doorgaans achteruit. 

In een studie die binnenkort wordt gepubliceerd tonen wetenschappers van Universiteit Gent aan dat de algemene behendigheid bij kinderen van 8 tot 10 jaar tussen 2009 en 2019 nog verder is afgenomen. “Kinderen kunnen steeds minder met hun lijf”, zegt Matthieu Lenoir (UGent), die de onderzoeksgroep Biomechanica en Motorische Controle van de Menselijke Beweging leidt. Het onderzoek peilt niet naar mogelijke oorzaken, maar die zijn volgens Lenoir niet ver te zoeken. “Dat kinderen meer stilzitten en meer tijd voor schermen doorbrengen, zit daar wellicht voor iets tussen.”

Te weinig actie
Beeld ID/ Hendrik Braet

De achteruitgang begint al vroeg. Onderzoekers van de VUB en de UGent die 102 1- tot 3-jarigen aan een batterij motorische tests onderwierpen toonden recent aan dat één op vier peuters slechter scoort dan bij de nulmeting in 2005.

Een gebrekkige conditie kan je op latere leeftijd nog opkrikken, maar voor motorische vaardigheden zoals evenwicht of oog-handcoördinatie is dat veel moeilijker, waarschuwen onderzoekers. Dat komt doordat de plasticiteit van onze hersenen mettertijd afneemt. Om daar iets aan te doen stampten bewegingswetenschappers in 2012 het Multimove-programma uit de grond. Sportclubs, steden en gemeenten bieden lessen aan waarin kleuters gevarieerd bewegen om hun basismotoriek te stimuleren. “Die gevarieerde prikkels kregen kinderen vroeger bij het buiten spelen vanzelf”, zegt Seghers. “Dat is vandaag veel minder het geval.”

Epidemie van bijziendheid

Buiten spelen heeft nog andere, minder voor de hand liggende voordelen. Enkele jaren geleden vestigde het vakblad Nature al de aandacht op het groeiende probleem van bijziendheid. Steeds meer kinderen en jongeren in Azië, Europa en de Verenigde Staten moeten brillen. In steden zoals Hong Kong en Singapore is dat voor tot meer dan 80 procent van de jongeren het geval. 

Oogartsen wijzen als verklaring onder meer naar de toegenomen tijd die kinderen binnen en vooral achter schermen doorbrengen. “Dichtbij focussen vergt een inspanning van de oogspieren om de ooglens boller te maken”, legt oogarts Bart Leroy (UZ Gent) uit. “Maar ons oog is liever lui. Dat leidt er via een nog niet volledig begrepen mechanisme toe dat de oogbol zich een beetje verlengt, waardoor je dichtbij scherp kan zien zonder inspanning. Met als gevolg dat je niet meer goed ver ziet.”

Daarnaast speelt vermoedelijk ook de lichtintensiteit een rol. Die bedraagt buiten makkelijk 10.000 tot 100.000 lux, terwijl dat in een goed verlichte binnenruimte slechts een paar 100 lux is. Een mogelijke verklaring is dat buitenlicht de productie van dopamine triggert, dat de verlenging van de oogbol zou remmen.

Epidemie van bijziendheid
Beeld ID/ Hendrik Braet

Ook voor de ogen van uw oogappel is buiten spelen een zegen. De Nederlandse oogarts Caroline Klaver (Radboud UMC) pleit voor de 20-20-2-regel: na 20 minuten focussen op iets dichtbij, zouden kinderen gedurende minstens 20 seconden in de verte moeten kijken, en ze zouden minstens 2 uur per dag buiten moeten zijn.

Precieze cijfers over de omvang van het probleem zijn er bij ons niet. Leroy schat dat het aantal bijziende kinderen is toegenomen van 10 procent dertig jaar geleden, tot 30 à 50 procent vandaag. “Onze kinderen moeten meer buiten spelen om de epidemie van bijziendheid te stoppen.”

Risico’s leren inschatten

Maar buiten spelen draait om meer dan fysieke ontwikkeling en goede ogen. De meer onvoorspelbare buitenomgeving biedt kinderen de kans te leren omgaan met risico’s. Op dat vlak is een mentaliteitswijziging nodig, vindt Sienaert. “Het overheersende idee is dat kinderen zoveel mogelijk moeten worden beschermd. Maar spelen moet niet zo veilig mogelijk zijn, wel zo veilig als nodig”. Het is belangrijk voor hun ontwikkeling dat kinderen leren gevaren op te merken en hoe ermee om te gaan. 

“Als je kinderen meer vertrouwen en vrijheid geeft, zijn ze beter in staat risico’s in te schatten dan je zou verwachten”, zegt Sienaert. “Ze leren ook om te gaan met angst en grenzen te verleggen.  Maar bovenal is risicovol spelen spannend en opwindend. Wanneer we mensen vragen om terug te denken aan risico’s die ze zelf namen als kind, gaan hun ogen steevast blinken!”

Uit het onderzoek van Visser blijkt dat lokale besturen niet staan te springen voor avontuurlijke speelplekken. “De angst om aansprakelijk te worden gesteld bij ongevallen speelt daarbij een rol”, zegt Visser. “Daar komt nog bij dat avontuurlijke speelplekken meer ruimte innemen en duurder zijn in onderhoud dan een glijbaan op een hoek.”

Voor inspiratie richten de advocaten van risicovol spel de blik op Scandinavië. “Kinderen trekken daar vaker met hun familie de natuur in, spelen met stokken en stoken vuurtjes”, zegt Sienaert. “Risico is er niet iets dat ten alle tijde moet worden vermeden. Onderzoek uit Noorwegen toont aan dat kinderen een hoger welbevinden tonen, meer betrokken en fysiek actiever zijn als ze risico’s kunnen nemen.”

Risico’s leren inschatten
Beeld ID/ Hendrik Braet

Risicovol spel is niet alleen een kwestie van meer avontuurlijk aangelegde speelplekken. Het vergt ook een verandering tussen de oren van ouders en begeleiders. Wat doe je wanneer je kind op zijn fiets gevaarlijk dicht langs dat muurtje scheert of je toeroept vanop een tak van bedenkelijke dikte? Het komt er volgens Sienaert op aan in te schatten wat er op het spel staat, een schaafwond dan wel dubbele schedelbreuk.

 “Bij risico op ernstig letsel grijp je natuurlijk in. Maar een schram of buil hoort erbij en een kind leert daaruit.” Dat vergt enige oefening in zelfbeheersing, weet ze uit ervaring. “Ik heb zelf vrij ondernemende kinderen, en ik ben aan het eind van de dag soms verbaasd dat ze nog leven (lacht). Mijn advies is: steek je handen in je zakken en tel tot tien, en probeer je neiging om in te grijpen te onderdrukken als de risico’s aanvaardbaar zijn.”

Pas op!

“Pas op met ‘pas op!’”, adviseert Sienaert nog. “Als je dat constant vanaf de zijlijn roept, heeft het op de duur geen effect meer als er echt gevaar dreigt.” Grijp je toch in, dan hoeft dat niet meteen te betekenen dat je kinderen sommeert hun risicovolle activiteiten te staken.

 “Laat kinderen hun zintuigen gebruiken om gevaren op te merken. Vraag hen bijvoorbeeld om te voelen of een plank losligt of hoe glad een boomstronk is. Zeg dat jij vindt dat het kind al best hoog is geklommen. En laat kinderen vooral zelf nadenken over hoe daarmee om te gaan. Door met de juiste ondersteuning risico’s op maat te nemen, gaan kinderen net veiliger spelen en leren ze ook op latere leeftijd risico’s beter in te schatten. Schiet je kind ook niet te snel te hulp door het bijvoorbeeld onnodig een hand te geven bij het balanceren of het ergens af te plukken. Leren om hulp te vragen als dat nodig is, is ook een vaardigheid.”

Tijdens het vrij buiten spelen leren kinderen nog veel meer. En dan vooral wanneer ze dat op publieke plaatsen doen. “Kinderen moeten er zien overeen te komen met anderen”, zegt Johan Meire (Kind & Samenleving). “Ze leren er te onderhandelen en conflicten op te lossen, zonder dat iemand anders dat voor hen doet. Dat is anders dan spelen onder supervisie in de jeugdbeweging, op school of thuis.” Die vrijheid is ook om andere redenen belangrijk. “Het is vrijheid om zelf te beslissen wat je doet en wanneer je wil stoppen. Spelen is een vrijhaven waarin kinderen kunnen doen wat ze willen.”

Buiten spelen is voor kinderen een manier om hun buurt te leren kennen en er zich verbonden mee te voelen. “Spelen in je eigen buurt is anders dan ergens naartoe gebracht worden om te sporten of te spelen”, zegt Meire. “Je thuis voelen in de samenleving begint met je als kind thuis te voelen in je eigen buurt.”

Buiten spelen heeft allerlei voordelen, waardoor je haast zou vergeten dat kinderen het ook gewoon leuk kunnen vinden. “We hebben de neiging om functioneel over spelen te denken”, zegt pedagoog Stefan Ramaekers (KU Leuven). “Spelen is goed, omdat het goed is voor iets anders. Dat is zo, en daar is op zich ook niets mis mee. Maar spelen is ook iets waar kinderen zich in kunnen verliezen, zoals je als volwassene ook kan opgeslokt worden tijdens het lezen van een boek en de tijd uit het oog verliest. Ook die voldoening die kinderen uit het spelen halen is belangrijk. Spelen is niet alleen iets dat belangrijk is voor later.”