Overal gaat het over onze koopkracht, maar staat die nu echt zo onder druk?

Vakbonden trekken er de straat voor op en politici maken er een speerpunt van: het thema "koopkracht" is weer helemaal terug van (nooit volledig) weggeweest. Dat doet meteen ook vermoeden dat het er niet al te best mee gesteld is, maar hoe zit dat echt? We vragen het aan professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent).

We beginnen bij het begin. Koopkracht staat voor wat je met je inkomen als gezin kan kopen aan goederen en diensten. "We zeggen dat je koopkracht is gestegen als je op dit moment met je inkomen meer kan kopen dan vorig jaar. Kan je minder kopen, dan is je koopkracht gedaald", vat professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent) het eenvoudig samen.

Koopkracht heeft dus steeds te maken met twee factoren: enerzijds het inkomen van een gezin en anderzijds de prijs van de producten en diensten die een gezin gebruikt. Het hoeft geen betoog meer dat de prijzen in de winkels, op de energiemarkt en aan de tankstations onder meer enorm gestegen zijn. De inflatie, het cijfer dat aangeeft hoe duur het leven is, staat op een historische 8,3 procent. Dat wil zeggen dat we voor producten die vorig jaar samen gemiddeld 100 euro kostten, vandaag al ruim 108 euro moeten neertellen.

Wie dus enkel naar de inflatie kijkt, zou kunnen besluiten dat onze koopkracht er onvermijdelijk op achteruit is gegaan, maar er is nog die tweede factor: ons inkomen. Door de loonindexering stijgen de lonen in ons land automatisch mee met de inflatie. Wordt het leven duurder, dan krijgen we daarvoor dus een compensatie op onze loonfiche. "Maar daar zijn een aantal bemerkingen bij te maken", benadrukt Baert. "Want als je loon steeds evenredig meestijgt met de levensduurte, dan zou de koopkracht ook altijd constant blijven. En dat is natuurlijk niet zo." 

Twee opmerkingen

Een eerste opmerking is dat ons loon niet wordt aangepast aan de index die gebruikt wordt om het inflatiecijfer te berekenen. Onze lonen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex. "Dat is hetzelfde als de gewone index, maar zonder een aantal schadelijke producten zoals alcohol en tabak", legt Baert uit. Met andere woorden: worden enkel alcohol en tabak duurder, dan heeft dat invloed op de index en dus op de inflatie, maar niet op de gezondheidsindex.

Ten tweede worden niet alle lonen op hetzelfde moment aangepast. "Bij de overheid is het zo dat de lonen stijgen als de gezondheidsindex op een bepaald moment in de afgelopen 4 maanden 2 procent hoger is dan de vorige keer dat de lonen werden overschreden. Dan zegt men: de spilindex is overschreden, en komt er twee procent bij voor de ambtenaren, pensioenen en uitkeringen", weet Baert.

"In andere sectoren past men de lonen maar één keer per jaar aan, bijvoorbeeld in de horeca. En er zijn ook sectoren die het maandelijks of twee keer per jaar doen. Het hangt er dus vanaf hoe snel de aanpassing gebeurt of jouw loon even mooi meestijgt met de levensduurte."

Jonas Hamers / ImageGlobe

Gemiddelde koopkracht

Nu we een aantal begrippen uit de doeken hebben gedaan, kunnen we terugkeren naar de hoofdvraag: hoe zit het nu echt met onze koopkracht? "Als je het allemaal samenneemt, is het zo dat gemiddeld genomen mensen er niet op achteruit zijn gegaan qua koopkracht", antwoordt Baert, "maar dat wil niet zeggen dat sommige gezinnen niet aan koopkracht verloren hebben".

Omdat de hoge energieprijzen een grote invloed hebben op de inflatie, kunnen gezinnen die meer moeten uitgeven aan energie, doordat hun huis bijvoorbeeld minder goed geïsoleerd is, mogelijk wel achteruit zijn gegaan. Ook mensen die producten als tabak of alcohol veelvuldig aankopen zullen het sneller voelen in hun portemonnee. En ook voor mensen in de horeca, waar de loonindexering pas later gebeurt, kan het een bittere pil zijn. 

Verliesaversie

Toch leeft in de samenleving het idee dat onze koopkracht massaal afneemt. Hoe komt dat? "Veel mensen lijden aan verliesaversie", reageert Baert. "We zijn in het algemeen meer gevoelig voor prikkels die een verlies dan een winst impliceren. Als producten in prijs stijgen, merken we dat dus sneller op dan wanneer ze in prijs dalen of hetzelfde blijven."

"En daarnaast is het ook gewoon zo dat de Vlaming in het algemeen bezig is met zijn of haar portemonnee. Voor gezinnen die het moeilijk hebben om op het einde van de maand de eindjes aan elkaar te knopen, is dit natuurlijk een grote zorg. Het is logisch dat men hier meer van wakker ligt dan van iets wat verder van ons bed staat", beaamt hij.

Het is logisch dat men hier meer van wakker ligt dan iets wat verder van ons bed is

Politici merken die zorg bij de mensen op, zegt Baert. In zijn 1 meitoespraak maakte Vooruit-voorzitter Conner Rousseau van koopkracht nog een speerpunt. "Politici willen daar natuurlijk op inspelen en daardoor krijg je een politiek opbod. Op basis van de cijfers gaat de koopkracht er bij de meeste mensen niet op achteruit, maar als mensen het wel zo aanvoelen is dat ook een feit en speelt men daarop in."

Dat doen ook de vakbonden. Vandaag trekken ze zelfs de straat voor een betere koopkracht. "Vakbonden zijn er altijd op gericht de lonen en dus de koopkracht te verhogen, dat is nu eenmaal deels hun rol", aldus Baert. "En er is iets wat sluimert natuurlijk. Volgend jaar zullen werkgevers en vakbonden opnieuw onderhandelen over de loonwet. Dit is een voorbode om duidelijk te maken dat ze willen dat onze lonen bovenop de index meer moeten kunnen stijgen."

Meer gerichte maatregelen

Baert pleit daarom voor een meer gericht beleid. "Meestal hebben economen verschillende visies, maar hierover zijn de visies nogal gelijklopend: het beleid dat men in ons land heeft gesteld, is te algemeen van aard." 

Om de hoge energieprijzen aan te pakken, besliste de federale regering onder meer om de btw op gas en elektriciteit te verlagen. "Dat is voor iedereen een lagere belasting, maar voor de mensen die het echt nodig hebben gaat dat om vrij weinig centen", weet Baert.

"Het zou beter zijn om een meer gericht beleid te voeren en te kijken welke gezinnen er nog in de problemen zitten na de indexering van de lonen en na de maatregelen die genomen zijn, om hen beter te kunnen helpen. Zo kunnen we ook de mensen helpen die bijvoorbeeld net buiten het sociaal tarief vallen", besluit hij.

Beluister hier ook nog het gesprek met Willem Sas, professor publieke economie (KU Leuven) uit "De ochtend":

Meest gelezen