Direct naar artikelinhoud
Als sympathie zou meespelen, dan zat Club – de grootste aanhang én de meest gehate club in Vlaanderen – in het cafévoetbal
ColumnHans Vandeweghe

Als sympathie zou meespelen, dan zat Club – de grootste aanhang én de meest gehate club in Vlaanderen – in het cafévoetbal

Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.

Club Brugge had met 2-0 in het krijt kunnen en moeten staan in de allesbeslissende wedstrijd van de play-offs, maar dat gebeurde niet. In minuut 66 van een wedstrijd waarin ze continu onderlagen en de meeste duels verloren, maar wel het kopje erbij hielden - niet onbelangrijk en dat moet worden benadrukt - ging Club alsnog onweerstaanbaar over Antwerp.

Eerst een woordje over die would be-topclub aan de Schelde. Zo zal het nooit lukken, jongens. Met die instelling van ‘over mijn lijk en ik zaag je middendoor als je mij passeert’, krijg je geheid kaarten en strafschoppen tegen en dat is precies wat gebeurde met Seck toen hij Noa Lang torpedeerde. Twintig jaar geleden was dat nooit strafschop en in Engeland gebeurt het nog wel dat de scheids er niet voor fluit, “want de bal was weg”, maar wie in het moderne voetbal dat soort overtredingen maakt, hoort niet op een veld thuis.

Tot dan was er niets aan de hand voor de thuisclub, en ook niet voor het sympathieke Union dat nog een kans maakte op de titel. De Bruggelingen lagen onder en waren nauwelijks in de buurt van Jean Butez gekomen. Omgekeerd toverde Simon Mignolet redding na redding uit zijn handschoenen en hield Antwerp van een verdiende tweede goal.

En toen gebeurde wat het voorbije seizoen van Club Brugge zo kenmerkt: de maturiteit kwam boven, sommigen noemen het zakelijkheid. Dat is het niet. Het is niets anders dan slimheid, verpakt in wedstrijdmentaliteit, gekruid met individuele klasse. Veel klasse, in de breedte dan.

Wat met Mats Rits is gebeurd, mag bekend zijn. Out tot ver in de herfst ofzo. Dennis Odoi, uitblinker in de laatste wedstrijden, stond niet in het veld. Skov Olsen dan weer wel. Sargis Adamyan ook. Eder Balanta was de voorspelbare golfbreker. Ging die Clinton Mata door zijn benen en moest hij naar de kant, kwam daar ineens Jack Hendry opdraven. Even werd wat geschoven en iets later knikte Hendry een schitterend aangesneden hoekschop binnen. Die bal kwam van Eduard Sobol, die ze in Brugge maar niets vinden, maar die moest spelen bij gebrek aan beter.

Oké, misschien is deze titel er wel een van de zakelijkheid, maar dan minder de wijze waarop die is behaald, dan wel de manier waarop deze club zich heeft losgerukt uit het Belgische voetbalmoeras en met een goed zakelijk beleid op een voorsprong staat die tot voorheen alleen sporadisch Anderlecht had kunnen verwerven. Zelfs het Club van Ernst Happel dat eerder in de jaren zeventig drie keer op rij kampioen speelde, was nooit zo dominant.

De concurrentie heeft het laten afweten, dat ook. Dat Anderlecht, ondanks dat ze nog voor die tweede plek meedoen, is nog niet uit het moeras waar het vorige bewind met de ogen open is ingelopen. Antwerp is nog te wispelturig. Te veel gekte in het veld en in de bestuurskamer. Standard zit diep in het moeras, dieper dan ooit. Gent en Genk hebben ondanks titels en de bijbehorende miljoen van de Champions League hun upgrade compleet gemist. Ze wijten dat aan hun eigenaarsstructuur, als honderd procent zelfbedruipende club. Dat klopt niet. Club Brugge hééft een kapitaalsverhoging kunnen doen met de hulp van Amerikaanse investeerders, maar de demarrage waarmee ze iedereen in België uit het wiel reden, dateert van vóór de Amerikanen.

De 1-2 was het vijftiende doelpunt van Club op hoekschop en kort daarna volgde het zestiende. Hoe dat komt? Omdat Club nu eenmaal de filosofie hanteert dat een strakke inswinger de meeste kans op succes biedt. Bij andere clubs zie je dwarrelballen naar de tweede paal mislukken, doorkoppers, maar vooral missers aan de eerste en ingenieuze afleggers die de mist ingaan. Niet bij Club.

Jammer voor Union? Dat sympathieke Union? Misschien een beetje jammer, met de nadruk op een beetje. Sportief valt er geen speld tussen te krijgen. Club is twee keer gaan winnen bij Union in de reguliere competitie en in de play-offs. Thuis speelde het een keer gelijk en won het ook in de play-offs. Union lag nooit onder, maar kon in een heel seizoen niet scoren tegen Club, dat zegt alles.

Sympathie mag niet meespelen. Natuurlijk is Union als underdog sympathieker dan de dynastie Club. Zelfs Tony Bloom zal sympathieker zijn dan Bart Verhaeghe, maar ie-de-reen in het Belgische voetbal is sympathieker dan Bartje met het BV-petje. Als de sympathy vote de norm zou zijn, dan speelde Club - de club met de grootste aanhang maar tegelijk de meest gehate club in Vlaanderen - in het cafévoetbal.

Union had de eerste Belgische kampioen kunnen zijn die volledig in buitenlandse handen is. We moeten met zijn allen Club dankbaar zijn dat dit niet is gebeurd, laat dat even doordringen.