Bouw van huidige Stadsschouwburg duurde maar liefst twaalf jaar en nog vroeger was er een pretpark
Met het stuk Tijl, een bewerking van Charles De Costers boek Tijl Uilenspiegel, werd op 4 oktober 1980 de gloednieuwe Stadsschouwburg op het voormalige Arsenaalplein ingespeeld. De bouw duurde maar liefst twaalf jaar.
Een mens kan het zich nog nauwelijks herinneren, maar in de jaren zestig van de vorige eeuw was Antwerpen klaar met de Bourlaschouwburg. Er moest in het centrum van de stad een nieuwe en moderne Stadsschouwburg komen, waar cultuurliefhebbers comfortabel een voorstelling konden bijwonen.
Wat er vervolgens met die verouderde Bourla moest gebeuren, was lang onduidelijk. Flink wat jaren later was er zelfs sprake van om het monument te slopen. Het is onder andere dankzij de toenmalige burgemeester Bob Cools dat het gebouw er nog staat.
Voor de nieuwe Stadsschouwburg, op wat het Theaterplein zou gaan heten, werden in de helft van de jaren zestig van de vorige eeuw plannen gemaakt. De bouw van de schouwburg, die in de volksmond nog voor de opening door de Antwerpenaren tot “de bunker” werd omgedoopt, begon in 1968.
De bijnaam van de nieuwe Stadsschouwburg illustreert de gemengde gevoelens van de stedelingen, die de betonnen reus langzaam maar zeker zagen groeien. Dat het twaalf jaar duurde voor de Stadsschouwburg klaar was, had vooral te maken met de financiering. Ook de steeds strengere veiligheidsvoorschriften voor dergelijke openbare gebouwen zorgden voor vertraging.
Rolschaatsen en bier drinken in een pretpark
Vroeger in de geschiedenis was er op de plek waar nu de Stadsschouwburg staat een pretpark. Tot 1905 waren er woningen en de restanten van het voormalige klooster der discalsen. Het gebouw werd in de eeuw ervoor gebruikt als arsenaal door het Belgische leger. Vandaar komt ook de oude benaming Arsenaalplein.
De gronden, die eigendom waren van de staat, werden begin vorige eeuw verpacht aan een zekere August Bovyn. Hij maakte er een pretpark van, met een rolschaatsbaan, bierhallen, een muziekkiosk en kermisattracties.
Het pretpark viel zeer in de smaak bij de Antwerpenaars, maar minder bij de uitbaters van naburige café dansants en het stadsbestuur. In 1910 werd het hele boeltje opgedoekt en ontstonden op die plek de zaterdag- en de zondagmarkten, die bekend werden onder de naam Vogelenmarkt.