Direct naar artikelinhoud
Interview'Nonkels'

De acteurs uit ‘Nonkels’: ‘Buiten onze stedelijke bubbel, gebruiken mensen wel nog achteloos het n-woord’

Wim Willaert, Jelle De Beule en Rik Verheye.Beeld Play4

Voor Nonkels zijn de makers het niet al te ver gaan zoeken: schuif aan bij eender welk familiefeest in Vlaanderen en je zit er schouder aan schouder met figuren als de broers Luc, Willy en Pol Persyn. Ze praten luid, bedoelen het goed, maar zitten zo vastgeroest in hun tradities dat zich losrukken alleen maar pijn kan doen. En dan staat opeens Innocent voor de deur, een jonge Kameroener met wie Luc al jaren een pennenvriendschap onderhoudt. Het is kolder van de oude stempel. Of lijkt dat alleen maar zo?

Rik Verheye: “We hadden met dezelfde elementen net zo goed een drama à la de broers Dardenne kunnen maken, maar dat is niet wie wij zijn. We wilden een breed publiek aanspreken, door met humor de kleine kantjes van de generatie van onze ouders in de verf te zetten.”

Jelle De Beule: “Ik werd al jaren aangesproken op één personage dat ik ooit in Willy’s en Marjetten heb gespeeld: Cesar. Een volkse vent, die ik losjes had gebaseerd op mijn grootvader. Hij sprak ook zo: ‘Gij onneuzeleir.’ Zulke figuren werken geweldig goed. We dachten: laten we nog eens op dat succes teren. (lacht)

Je schreef de reeks samen met Neveneffect-lid Koen De Poorter en Rik Verheye.

De Beule: “Oorspronkelijk wilden Koen en ik van Nonkels een sketchshow maken rond drie Mr. Bean-achtige figuren. Toen Rik erbij kwam, is dat idee geëvolueerd tot een komische fictiereeks.”

Rik was de wervelwind die met de wilde ideeën kwam, vertelde je in een vorig interview. Was de Kameroense vluchteling zijn idee?

De Beule: “Ja, exact. De eerste keer dat hij het ter sprake bracht, zeiden Koen en ik: ‘No way! Daar gaan we ons niet aan wagen.’”

Verheye: “Ik weet zelfs nog exact waar we zaten bij Woestijnvis toen ik het idee op tafel gooide. Jij zat onderuitgezakt achter je laptop, Jelle. Meteen nadat ik het er had uitgefloept, zei ik: ‘Bon, ik ga koffie halen.’ Ik ben een kwartier weggebleven.”

De Beule: “Je dacht: ik laat het even sudderen?”

Verheye: “Ja. Ik had mijn idee opgegooid, aan jullie om het te laten bezinken.

“Op een bepaald moment zijn we gaan nadenken over de vraag: hoe kun je die drie broers confronteren met hun oubollige kijk op de wereld? Je kunt dan voor de platgetreden paden kiezen, zoals een verloren neef die plots voor de deur staat.”

De Beule: “Op dat idee hebben we lang zitten broeden. We hadden zelfs al een bijnaam voor die neef: Schwalbe. Omdat hij zich vroeger altijd liet vallen tijdens het voetballen.”

Verheye: “Maar we wilden toch liever iets relevanters, iets meer bijdetijds. We dachten: waarom maken we er geen vluchteling van? Dan hadden we niet alleen het generatieconflict om over te schrijven, maar ook de clash of cultures: hoe reageren al die verschillende archetypes van personages op zo’n nieuwkomer? De ene voelt zich al meer bedreigd dan de ander.”

Qua humor zijn jullie goed op elkaar ingespeeld. Een overblijfsel van jullie passages als juryduo bij De slimste mens?

De Beule: “Eigenlijk gaat onze vriendschap al langer terug, van bij Callboys.”

Wim Willaert: “Ik heb Nonkels vorige week helemaal gebingewatcht. Ik had alles al eens gezien en toch heb ik nog drie, vier keer de slappe lach gekregen. Fantastisch hoeveel verschillende soorten humor erin zitten: platte slapstick, situatiehumor, humor die drie episodes nodig heeft om tot een pointe te komen…”

De Beule: “Dat was ook onze betrachting: in de ene scène staat Rik in zijn blote kont achter het raam…”

Van die aanblik zijn we nog altijd aan het bekomen. En dan hebben we het nog niet gehad over de latex hangtieten.

De Beule: “Ja, we zitten hier met een sekssymbool aan tafel. (lacht)

Verheye: “Al veel reacties op gekregen. Bekijk het hoe je wil, ik vind het wel tof als mensen zo opgaan in de details.”

De Beule: “In een volgende scène levert zijn personage subtiele kritiek op de Vlaamse volksaard, die alleen bij de goede verstaander binnenkomt. Het is goed dat we al die facetten hebben. Heb je alleen pipi-kakahumor, dan krijg je iets plats. Ga je enkel voor de subtiele vingerwijzingen, dan krijg je iets verhevens waar niemand naar kijkt.”

Kijken we te veel neer op pipi-kakahumor?

De Beule: “Absoluut.”

Verheye: “Voor mij is de graadmeter nog altijd: waarmee lachen de mensen op straat, op café en naast het voetbalveld? Een beetje pipi-kakahumor, mensen kunnen dat wel smaken. Maar recensenten zoomen dan in op die paar moppen om kritiek te leveren. Dat is niet fair. In Het eiland kuisten ze hun gat toch ook af met een groene das?”

Willaert: “(bloedserieus) Je moet door de pipi en de kaka heen kunnen kijken.”

Verheye: “Ik zeg altijd: je moet in de kaka kijken om de kanker te traceren.”

Daar zit vast iets in. Was de scène over het gehurkt kakken jouw idee?

De Beule: “De inspiratie daarvoor haalden we uit onze research.”

Verheye: “Als je in asielcentra gaat kijken, of op gelijk welke plek waar veel nationaliteiten samenkomen, zie je daar pictogrammen van een ventje dat neergehurkt zit bovenop een toiletbril, met een kruis erdoor. ‘Niet doen!’ Die grap vertrekt gewoon vanuit de werkelijkheid.”

Schreven jullie het personage van Pol Persyn met Wim in gedachten?

De Beule: “Nee, maar ik begrijp wel dat je dat denkt: Pol is hem op het lijf geschreven. Het personage stond er al in grote lijnen, maar Wim heeft er iets heel Wim Willaertiaans van gemaakt.”

Willaert: “Ik heb zo hard moeten lachen, toen ik het scenario las – nog nooit meegemaakt. Ik kon het allemaal zo voor me zien.”

Verheye: “Wim is één van de meest genereuze en authentieke mensen die ik ken, als mens én als speler. Pol is Wim, en Wim is Pol.”

Pol heeft ook wel iets van Frank Welvaert uit Eigen kweek.

Willaert: “Pol is slimmer dan Frank. Pol kan gehelen beheersen, maar ze niet combineren. Frank Welvaert kan zelfs geen gehelen beheersen.”

Verheye: “Wat ik zo mooi en ontroerend vind, is de onbeholpenheid van Pol. Hij bedoelt het goed, maar het komt er nogal onhandig uit.”

Van de drie broers is Pol op het eerste gezicht de grootste schlemiel. Luc heeft zijn bazige vrouw Carine en dochter Anke, Willy verdiende met zijn commerce in kunstgras een kast van een villa en een trophy wife, maar Pol is alleen.

De Beule: “Voor zijn broers is hij de rare, de speciale, maar eigenlijk is hij de enige van de familie die helemaal tevreden is met zijn leven.”

Willaert: “Pol heeft maar één handicap: zijn twee broers.”

Verheye: “Hij gaat gebukt onder de projecties van de rest van de familie: ‘Pol moet toch een schoon vrouwtje hebben.’ Maar dat interesseert hem niet. Hij is daar niet mee bezig.”

De Beule: “Vaak zijn de zwarte schapen van de familie net de mensen die het meest onthecht zijn.”

Willaert: “Ik ben in mijn familie ook ‘de speciale’.”

De Beule: “Zijn we dat niet allemaal? Ik ben in mijn familie ‘den diene van Gent’. Ook al ligt Zele, waar ik ben opgegroeid, maar op 20 kilometer, toch is het onnoemelijk ver. Wat ik doe, wordt niet als echt werk gezien. Televisie? Dat is een beetje de onnozelaar uithangen. De neef die de kost verdient als hardwerkende zelfstandige, krijgt veel meer applaus, ook al ben ik al tien jaar langer zelfstandige. Maar het frustreert me niet.”

Willaert: “Ik moet dan vooral aan één nonkel denken. Ik had al een hele carrière achter de rug, had prijzen gewonnen, was in films gecast en was de wereld rondgetrokken met een bigband, maar in de ogen van die nonkel was ik niets, een nul. ‘Wat gaat er van Wim worden?’ Tot ik opeens in Eigen kweek speelde: ‘Amai, dat hadden we nooit in jou gezien!’”

Verheye: “Voor die mensen besta je pas als je op zondagavond op ‘de BRT’ komt.”

Willaert: “Ze hadden beter wat vroeger in mij geloofd. Niet dat ik er last van had, maar ik voelde het wel. Geestig is dat niet.”

Jelle De Beule met Blaise Afonso, de Luikse acteur die Innocent speelt: ‘Hij heeft vooraf het hele scenario gelezen en had nergens een probleem mee.’Beeld SBS

Spaghettidag

De Vlaming laat zich in Nonkels van zijn meest bekrompen kant zien. En toch is het ons niet duidelijk: voelen jullie afgrijzen voor die bekrompenheid, of is er ook liefde?

De Beule: “Eigenlijk gaat de reeks over ieders familie. We hebben allemaal een Willy en een Carine in de familie. Je ziet hen onvoorwaardelijk graag, ondanks hun kleine kantjes, waartegen geen weerwerk te bieden valt. Het boerenverstand regeert en daar moet je niet te veel tegen ingaan met intellectuele tegenargumenten. Dat is soms frustrerend en net daarover wilden we het hebben in Nonkels. Over uitspraken als ‘Ik ben geen racist, máár…’, gevolgd door één of ander plat racistisch cliché. Zoals Carine, die over het meisje met een hoofddoek zegt dat het ‘toch geen werkers’ zijn, maar zich wel beledigd voelt als iemand haar een racist noemt. Het zijn de typische discussies die de kop opsteken op een nieuwjaarsfeest, als iedereen gedronken heeft en het over politiek begint te gaan. Met deze reeks probeer ik te doen wat me in het echte leven niet lukt: die discussies voor eens en voor altijd winnen. (lacht)

Verheye: “Daar sluit ik me volledig bij aan, maar voor mij heeft het toch ook wel te maken met een liefde voor de Vlaming. Ik kan soms jaloers zijn op de kleinburgerlijkheid van zo’n Carine, op hoe simpel haar leven is.”

Wil jij net als Carine en Luc op zondag in de cafetaria van een tuincentrum zitten, met je neus boven een pannenkoek?

Verheye: “Ik ga vaak een zondagse pannenkoek eten. Ik vind het leuk om in dat soort settings te vertoeven. Net zoals Carine kan ik me dan ook geweldig hard opwinden als mijn twee pannenkoeken op elkaar gestapeld op het bord liggen, in plaats van naast elkaar. (windt zich nu al lichtjes op) Want hoe kan je dan in godsnaam die bovenste pannenkoek opeten, zonder de onderste te abimeren?”

De Beule: “Begin je dan ook de dienster uit te schelden?”

Verheye: “Nee hoor, ik blijf vriendelijk. Maar de Carine in mij zit dan wel een monoloog af te steken over die pannenkoek. Hoe ouder ik word, des te meer ik besef: ik heb ook mijn onhebbelijkheden.”

Vertel.

Verheye: “Ik kan soms als een debiel reageren wanneer iemand zijn fiets of zijn vuilniszak tegen mijn gevel zet. Daar kan ik helemaal in opgaan: ‘Hoe is dat nu mogelijk?!’ Of dan heeft weer iemand lege blikjes van één of ander Pools biermerk in mijn gft-bak gedropt. Dan sta ik op straat te spieden naar mogelijke daders: wie heeft hier iets Oostblokkerigs? Gelukkig moet ik dan ook wel lachen met mezelf: ‘Jezus Christus, doe nu eens kalm.’ Ik probeer de Carine in mij te onderdrukken.”

Jullie stellen de Vlaming voor als een gewoontedier, met een vast weekmenu – op maandag eten we spaghetti – waar niet aan te tornen valt.

De Beule: “En tegelijk is zo’n weekmenu ook wel praktisch. Ik heb het al tegen mijn vrouw gezegd: ‘Misschien moeten we ook zo’n vast menu opstellen.’ Ik zie er het nut van in, maar dat stopt op het ogenblik dat het allemaal wat doorschiet en dat handige schema een systeem wordt, waarover je je staat op te winden. Het is met die starheid dat we de draak steken in Nonkels.”

Verheye: “Ik kan toch ook soms jaloers zijn op het vaste weekmenu van Carine. Ik weet één ding: in tegenstelling tot mezelf heeft Carine géén probleem met oplopende Deliveroo-facturen. Dan kun je je afvragen: wat is er beter?”

Willaert: “In mij schuilt er niet al te veel structuur, vrees ik. Ik ben nochtans heel strikt opgevoed. Als kind mocht ik ’s nachts zelfs niet woelen in mijn bed. Stilliggen, dat moest ik doen. Alles gebeurde volgens een bepaald schema. Werd er iets nieuws gekocht, dan was de vraag: waar gaan we dat zetten? Een nieuwe friteuse: oei, waar gaan we die zetten? Ik vind dat beangstigend: je huis wordt op den duur een kast, waarin je alles perfect weet zitten. Tegenwoordig woon ik weer in het huis waarin ik ben opgegroeid. Ik heb het gevoel dat dat huis nu veel gelukkiger is. Het is opgelucht dat het niet meer als kast dient.”

Spaghettidag
Beeld Johan Jacobs

RACISTISCH RANDJE

Bij Carine en Luc gaan alle alarmbellen af wanneer Innocent met zijn Kameroense bakbanaan hun weekmenu komt verstoren. Bij jou thuis stond er vast geen bakbanaan op het menu.

Willaert: “(lacht) Nee. Dat is precies wat de serie zo goed weet te vatten. Mijn moeder was een lieve vrouw, maar onbewust kon ze ook weleens racistisch zijn. In Nieuwpoort hadden we vroeger geen mensen van kleur. Alleen twee geadopteerde meisjes uit India, en in de zomer een Noord-Afrikaan uit Brussel die het ijssalon Ali Baba kwam uitbaten.”

Verheye: “Bij ons in Knokke had je één Indiër: Ali van de nightshop. We noemden hem Apu, naar het personage uit The Simpsons.”

De Beule: “Helemaal niet racistisch.”

Verheye: “Jawel, maar toen zagen we dat zo niet. Je moet het je voorstellen: de eerste keer dat ik naar school ging in Brugge en daar een zwarte jongen zag, ging ik ervan uit dat het een voetballer was, of op z’n minst familie van.”

De Beule: “Die reflexen zijn ons aangeleerd. Alleen moet je daar op een bepaald moment actief tegen ingaan. Daar hebben sommige mensen het moeilijk mee.”

In Brussel of Antwerpen kijkt niemand nog op van wat kleur. Is het in de uithoeken van het land echt nog zo anders?

De Beule: “Absoluut. Wij zitten in onze stedelijke bubbel, maar stap in je auto en rij een kwartier. Je zal merken: daarbuiten gebruiken mensen wel nog achteloos het n-woord.”

Willaert: “Aan de kust durven mensen dat ook nog te doen. Voor hen heeft dat woord geen negatieve connotatie.”

De Beule: “Na de première van Nonkels zei iemand: ‘Amai, dat was wel een toffe acteur, die…’ en dan het n-woord, zonder er ook maar bij stil te staan dat zo’n uitspraak niet oké is. Het is wishful thinking dat wat wij tonen in Nonkels niet meer van deze tijd is.”

Willaert: “Je moet nu oppassen met wat je zegt. Laatst deed ik een interview in het Frans. Ik had het over ‘un pédé’, een term die we in het Nieuwpoortse dialect ook weleens gebruiken. Blijkbaar mag dat in Frankrijk niet meer: het interview werd meteen stilgelegd.”

Heb je het daar moeilijk mee?

Willaert: “Moeilijk niet. Ik pas me aan als iemand zich gekwetst voelt. Maar gaan we op den duur nog durven te praten? Ik ben goed bevriend met de Marokkaanse acteur Mourade Zeguendi. Onder ons tweetjes hanteren we een heel eigen humor. Ik heb al gemerkt dat we daarmee moeten opletten. Onlangs zaten we op één of ander filmfestival en wilden we nog gauw een drankje scoren aan de bar, maar de jongen achter de toog, toevallig een zwarte jongen, wilde ons niet meer bedienen omdat de bar bijna ging sluiten. Ik zei: ‘Als je een echte Belg bent, dan doe je het gauw-gauw toch.’ Want zo zijn Belgen: we nemen het niet zo nauw met de regeltjes. Ik bedoelde het als grap, maar die jongen kon er niet om lachen.

“Nog zoiets: in het Nieuwpoorts zeggen we ‘de moor kookt’, als de fluitketel begint te fluiten. Mag je dat nog zeggen? Zo heeft iedere taal woorden en uitdrukkingen die kunnen kwetsen. Als een Franse vrouw haar regels heeft, zegt ze: les Anglais sont là. Zonder afscheid nemen wegsluipen op een feestje: partir comme les Anglais. Dat is ook pejoratief tegenover de Engelsen.”

De kans is klein dat een Engelsman zo’n Franse uitdrukking begrijpt.

Verheye: “Ook dat is een veralgemening die kan kwetsen.”

Merde. Intussen zijn we het een beetje kwijt: is Vlaanderen nu racistisch, of valt het alsnog mee?

De Beule: “Er is zeker een blinde vlek, waarvan we ons zelfs niet bewust zijn. Iedereen vindt het een grove belediging als racist bestempeld te worden, terwijl er vaak aan actief racisme wordt gedaan. Alleen zien mensen het zo niet en gaan ze het nog ontkennen ook.

“Ik ben geen socioloog, maar ik denk dat het échte racisme slechts bij een heel kleine groep zit. Het onbewuste, aangeleerde, culturele racisme is veel meer wijdverspreid. Misschien zit het zelfs in ieder van ons. Ik vind het je eigen verantwoordelijkheid om te vechten tegen die impulsen. Het is misschien niet jouw fout, maar ga er actief tegen in. Dat gebeurt nog te weinig.”

Nu hebben we het over de mensen die lopen te foeteren: ‘Straks mogen we niks meer.’

De Beule: “Mijn reactie is dan altijd: ‘Maar wat wil je dan per se behouden?’ Je kunt discussies voeren over hoe het n-woord hier een andere connotatie heeft dan in de VS, maar wat zit je dan eigenlijk te verdedigen? Maar nogmaals: als je al niet kunt verdragen dat er op maandag plots geen spaghetti meer op het menu staat, dan kun je dat soort aanpassingen zeker niet aan. In plaats van die mensen met de vinger te wijzen, lachen wij een beetje met hen. Dat is onze manier om de boodschap over te brengen.”

Maar zal die boodschap ook binnenkomen? Of zullen kijkers reageren zoals de hondentrainer uit Nonkels, die overduidelijk een racist is, maar van zichzelf het tegendeel beweert?

De Beule: “En toch voelt ook hij dat zijn racistische uitspraken niet wenselijk zijn: hij herpakt zich zodra hij merkt dat Luc niet meegaat in zijn denkwijze. Dan begint hij te spartelen. Maar het is waar: deze reeks zal mensen niet van gedacht doen veranderen.”

Verheye: “Het is niet onze bedoeling om de kijker te gaan heropvoeden.”

De Beule: “Geen enkele fictiereeks is daartoe in staat. Het enige wat Nonkels doet, is de kleine kantjes en het racistische randje van de Vlaming tonen, het wat in het belachelijke trekken, en dan hopen dat er misschien ergens wel iemand denkt: ‘Tiens, daar zit precies een kern van waarheid in.’”

RACISTISCH RANDJE
Beeld Johan Jacobs

Slecht verstopt

Jullie hebben het er moeilijk mee als een recensent Nonkels vergelijkt met ‘humor vanop de speelplaats in 1989’. Of als hij schrijft dat vluchteling Innocent lijkt weggelopen uit een oude Urbanus-film.

Willaert: “Da’s raar: ik herinner me geen gekleurde mensen in Urbanus-films. Die dateren nog uit een tijd dat de televisie echt racistisch was.”

De Beule: “In de jaren 90 zou je met dezelfde premisse een verhaal krijgen in de trant van: het zwartje komt naar hier en doet allemaal rare dingen. Terwijl wij die jaren 90-humor net omkeren: Innocent komt naar hier en dan blijken vooral de West-Vlamingen rare dingen te doen.”

Willaert: “Dat vind ik zo schoon: jullie hebben van Innocent een doodgewone kerel gemaakt. Ik heb soms het gevoel dat de doorsnee Vlaming denkt dat iemand uit Burkina Faso zijn mobiele telefoon gebruikt om spijkers in de muur te slaan. We vergeten dat er tussen vluchtelingen ook hooggeschoolde mensen zitten – dokters, verpleegsters en ingenieurs.”

De Beule: “In onze research zat een verhaal over een Afrikaanse vluchteling die ’s ochtends veel te veel koffie zette, uit gewoonte, omdat hij uit een land kwam waar de elektriciteit niet continu stroomt. Zo’n verhaal had makkelijke comedy kunnen opleveren, maar we hebben het bewust niet gedaan. Het is plezanter om van Innocent de voice of reason te maken, de enige normale, terwijl de rest zich als vreemde vogels gedraagt. Nonkels gaat niet over lachen met de ander, maar over lachen met onszelf.”

Door het thema begeeft de reeks zich wel op gevaarlijk terrein. Waren jullie bang een faux pas te begaan?

De Beule: “Nee. Blaise Afonso, de Luikse acteur die Innocent speelt, heeft het hele scenario gelezen en had nergens een probleem mee. We hebben het ook specifiek laten nalezen door iemand uit Kameroen – Blaise heeft Angolese roots en dé Afrikaan bestaat niet: klopt dit detail of doen we nu aan westerse projectie? Dat wilden we checken.”

Die reflex hadden tv-makers in de jaren 90 vast niet.

De Beule: “Nee, en het is goed dat we die nu wel hebben. Waarom zou je je daartegen verzetten, als je scenario er rijker van wordt? In een eerste versie van het script was Innocent Kameroen ontvlucht omdat het land zo corrupt is. Dat zou een te makkelijk cliché zijn geweest. Door onze research hebben we het verhaal van Innocent net kunnen uitdiepen.

“Als je Nonkels eerlijk bekijkt, dan moet je bekennen dat de reeks het hart op de juiste plaats heeft en zinnige dingen zegt over hedendaagse thema’s. Oké, onze personages vertonen onwenselijk gedrag. Maar wat is het alternatief? Het niet meer tonen? Dan ben je als een kind dat z’n handjes voor zijn gezicht houdt en zegt: ‘Ik ben verstopt.’ Nee, je bent er nog steeds en je bent héél slecht verstopt.

“Het is nooit onze bedoeling te provoceren, maar we willen ook niks uit de weg gaan. We moeten de netelige discussies blijven voeren, ook al wringen en schuren ze een beetje. Misschien is het niet slecht dat het n-woord in de reeks zit – we hebben het twee keer geschrapt omdat het niet opportuun was, maar één keer hebben we het laten staan. Dan gaan mensen misschien beseffen dat het helemaal geen neutraal woord is. Maar het is tegenwoordig tricky, dat is zeker. Er is zo’n grote gretigheid om op alles te springen.”

Verheye: “De neef van Blaise is voetballer bij Club Brugge. Gisteren stuurde hij me nog een bericht: hij had de hele reeks gezien en vond het geweldig.”

Kan hij er ook mee lachen als Delphine, Willy’s vrouw, met Innocent naar de kapper gaat en zegt: ‘Maak er maar een schoon voetballertje van’?

Verheye: “Tuurlijk! Hij is zich erg bewust van hoe voetballers met hun uiterlijk omgaan.”

De Beule: “Delphine bedoelt het goed: ze vindt zwarte voetballers mooi, maar ze beseft niet dat ze een gigantisch stereotype neerzet.”

Maar goede bedoelingen volstaan niet meer om niet te kwetsen.

Verheye: “Volledig akkoord, maar niet iedereen zit al op dat punt. De meeste mensen proberen echt wel wenselijk gedrag te vertonen.”

Willaert: “We moeten er vooral de humor van blijven inzien. Net zoals Mourade dat doet. Als ze hem bellen voor een rol, zegt hij: ‘Ik zal wel weer de gast van de pitazaak mogen spelen.’ Hij lacht met zichzelf. En net door ermee te lachen kaart hij de onderliggende, ongemakkelijke waarheid aan.”

Nonkels, dinsdag om 20.35 uur op Play4.

© Humo