Direct naar artikelinhoud
AchtergrondCinema

Waarom de romantische komedie maar niet uitsterft

Meg Ryan en Billy Cristal in When Harry Met Sally... (1989).

In zijn boek From Hollywood with Love beschrijft Scott Meslow de opkomst, ondergang én terugkeer van het oerverschijnsel van de romantische komedie. Zo serieus en grondig is dat niet eerder gedaan.

Zou Sally nog bij Harry zijn? Regisseur Rob Reiner zegt in dit nieuwe boek van wel. Hij was het die het wat ingedutte genre van de romcom nieuw leven inblies met When Harry Met Sally... Hulp kreeg hij van het geraffineerde scenario van journalist en schrijver Nora Ephron, en natuurlijk van de topcast met stand-upper Billy Crystal en Meg Ryan, die wel werd omschreven als het gedroomde buurmeisje. Hoewel de verwachtingen bij distributeur Columbia Pictures niet buitensporig hoog waren, werd de film een hit bij publiek en pers. Dat hebben we geweten. Nu wilde iedere studio zijn eigen succes-romcom.

Hoe dat allemaal precies werkt, wordt helder uitgelegd in het recent verschenen From Hollywood with Love van Scott Meslow, cultuurreporter van professie. Hij weet het genre tot op het bot te ontleden, net als de bijbehorende strategie van de filmstudio’s. Goed idee, zo is het nog niet eerder gedaan, zo serieus bedoelen we, hoewel de bezoekcijfers door de decennia heen daar toch alle aanleiding voor gaven. 

Maar eerst iets over het beproefde romcom-format. Waar herkennen we dat aan? 

Test: als je het liefdesverhaal zou schrappen uit een vermeende romcom, hou je dan een volwaardige speelfilm over?

A) Zo ja, dan is het toch eerder een comedy met een romantisch subplot. Er valt méér te bespreken of te beleven dan al dat gedoe om de liefde alleen. 

B) Zo nee, dan hebben we te maken met een onversneden romcom. Alles staat in dienst van de liefdes(schijn)bewegingen, de rest doet nauwelijks ter zake.

In het geval van B) is het de verborgen agenda van de film om de kijker even vaak aan het lachen als aan het huilen te krijgen. Dat, en dat het over alledaagse mensen moet gaan, zodat we ons er allemaal in kunnen herkennen.

Met die ijzeren wetten in de hand ging Hollywood aan de slag, soms op het cynische af. Allereerst waren er de agenten die hun nieuwbakken sterren in aangekondigde producties probeerden te krijgen. Dat ging er hard aan toe, ook bij het acteursgilde zelf. Onderlinge onmin tussen ‘frenemies’ of ‘concullega’s’ zoals Meg Ryan, Julia Roberts, Sandra Bullock, Cameron Diaz, Tom Hanks en Hugh Grant leveren in het boek smeuïge verhalen op.

Julia Roberts en Cameron Diaz in My Best Friend’s Wedding (1997).

En dan is er de kwestie van het testpubliek. Bevalt het einde hun niet bij een voorvertoning – zoals het geval was bij My Best Friend’s Wedding (1997, P.J. Hogan), waarin de zo geliefde Julia Roberts in feite een bitch bleek te zijn – dan wordt er schielijk een team van scriptdoctors op gezet om de boel te repareren. In dit geval met behulp van de uitvinding van de BGF.

De BGF? Dat staat voor best gay friend. En dat ging zo. Julia Roberts verneemt in de film dat haar grote jeugdliefde Michael (Dermot Mulroney) gaat trouwen met de acht jaar jongere Kimmy (Cameron Diaz). Ze reist af naar Chicago om de bruiloft te saboteren, maar faalt hopeloos. Troost vindt ze uiteindelijk bij George (Rupert Everett), haar BGF. Ja, daar kon het testpubliek wel mee leven. Met een opbrengst wereldwijd van 300 miljoen dollar werd de film alsnog een monsterhit.

“Het probleem”, zegt scenarist Ronald Bass  Ronald Bass, “is dat een testpubliek vaak veel conservatiever is dan de schrijvers. Die willen met leuke vondsten heus wel van de gebaande paden af, maar dat wordt niet een-twee-drie gepikt.”

Julia Roberts en Richard Gere in Pretty Woman (1990).

En dat is dan weer de schuld van Pretty Woman (1990, Garry Marshall), ook met Julia Roberts. Zocht When Harry Met Sally... nog naar een soort realisme, met Pretty Woman werd dat verruild voor de toon van een modern sprookje. Miljardair (Richard Gere) redt jonge prostituee (Julia Roberts). Ja, of andersom. Over de film merkt Meslow in zijn boek terloops op: “De eerste Disneyfilm waarin orale seks voorafgaat aan de eerste kus.” En het is waar, bij de Disneystudio was veel verdeeldheid over de thematiek, maar ook daar wisten scriptdoctors het oorspronkelijk veel grimmiger scenario van J.F. Lawton te plooien. Opbrengst wereldwijd: 463 miljoen dollar.

Romcoms, geen houden meer aan, zolang het maar fantasie betrof. Inmiddels ook internationaal. We kregen fragmentarische mozaïekfilms, met meerdere verhaallijnen zoals Love Actually (2003, Richard Curtis). Een volgende stap was verhalen waarin etniciteit een belangrijke rol speelde: My Big Fat Greek Wedding (2002, Joel Zwick) en recentelijker Crazy Rich Asians (2018, Jon M. Chu). 

Alle mogelijkheden werden onderzocht, maar echt verrassend wilden de romcoms maar niet meer worden. Vanwege hun formatdenken kregen ze langzaamaan een slechte naam: saai, voorspelbaar, uitgekauwd. 

Lies Visschedijk in Soof 3 (2022).

Kon het genre nog worden opgeschud? Dat vroegen de Farrelly Brothers (Peter en Bobby) zich ook af. In 1998 kwamen ze met dé zomerhit van het jaar: There’s Something About Mary. Opbrengst: 370 miljoen dollar. Een parade aan platte, nog plattere en allerplatste grappen. Cameron Diaz speelde Mary Jensen, object van begeerte voor de mannen in de film. Vele complicaties en een bizar incident met een hond later krijgt Ben Stiller uiteindelijk het meisje. Wij zouden zeggen: dit is een burleske, een klucht die mikt op de gulle lach. In Amerika heet het: gross out, een comedy waarbinnen de vermeende goede smaak met liefde onderuit wordt gehaald.

Ben Stiller en Cameron Diaz in There’s Something About Mary (1998).

Inmiddels zijn er alweer zo veel gross out-films gemaakt – alles met Melissa McCarthy tot aan de The Hangover-reeks – dat ook die revolutie is uitgedoofd. Maar in zijn nawoord houdt auteur Scott Meslow, liefhebber van romcoms, de moed erin. Nadat hij het genre eerst  380 pagina’s flink heeft gefileerd, schrijft hij monter: “De dood van de romcom is schromelijk overdreven. Er zullen altijd filmmakers zijn die een liefdesverhaal willen vertellen, acteurs die erin willen spelen, en het allerbelangrijkst: een publiek dat erom wil lachen en ermee kan zwijmelen. Echte liefde voor het genre. Daar komt gewoon nooit een einde aan.”

Scott Meslow: From Hollywood with Love. HarperCollins; 432 pagina’s; € 25,99.