De zoveelste wake-up call: 5 alarmsignalen voor onze economie

Verschillende internationale instellingen schetsen een somber beeld van de Belgische economie. Nu ook de Europese Commissie: ons groeipotentieel staat onder druk, een nieuwe loonhandicap bedreigt onze exportmogelijkheden, en ons beleid van alsmaar hogere overheidsuitgaven botst op z’n limieten. De zoveelste wake-up call dat het dringend anders moet.

Nadat het IMF een paar weken geleden al een dramatisch toekomstbeeld schetste van de Belgische economie, kwam deze week de Europese Commissie met haar halfjaarlijkse vooruitzichten. Die zagen er net iets beter uit dan de eerdere ramingen van het IMF, maar toch staan ook in het Commissie-rapport verschillende alarmsignalen voor iedereen die met onze economie begaan is, en zeker voor onze beleidsmakers. Hieronder de vijf belangrijkste:

1. Ernstig recessierisico

Een van de positieve berichten uit het rapport is dat de Commissie verwacht dat België een nieuwe recessie kan vermijden. Maar dat zou dan wel heel nipt worden. De Commissie verwacht een minimale terugval in de economische activiteit in het huidige kwartaal en een stagnatie in de zomermaanden. Daarmee zou een recessie (twee opeenvolgende kwartalen van negatieve economische groei) net vermeden worden. Maar dat impliceert ook dat er maar weinig nodig om ons wel in recessie te duwen. De recente verergering van de toeleveringsproblemen door de strengere lockdowns in China en de snel toenemende rente zijn daarvoor allicht al voldoende. Ondernemingen kunnen er maar best rekening mee houden dat onze economie op dit moment door een (beperkte) recessie gaat. 

2. Magere groeivooruitzichten 

De economische groei staat onder druk, maar België lijkt daar gevoeliger voor dan de meeste andere Europese landen. Voor 2023 verwacht de Commissie een groei van 1,8 procent in België, na Nederland en Finland het zwakste cijfer van Europa. Dat verschillende internationale instellingen, na eerder ook al de OESO en het IMF, de groeivooruitzichten voor de Belgische economie relatief somber inzien, heeft te maken met een aantal uitdagingen waar we voor staan, o.a. de krapte op de arbeidsmarkt en onze verslechterende concurrentiepositie. Hoe dan ook heeft de lagere groei een rechtstreekse impact op onze algemene welvaart. 

3. Sterke loongroei 

Volgens de nieuwe ramingen van de Europese Commissie zullen de loonkosten in ons land in 2020-2023 met 16,4 procent stijgen. In de buurlanden zou de loonstijging gemiddeld uitkomen op 10,9 procent. Op die manier zou onze loonhandicap tegenover de buurlanden snel terug oplopen. In een paar jaar tijd zou de volledige verbetering in onze concurrentiepositie in de voorgaande tien jaar (via o.m. de taxshift en de indexsprong) teruggedraaid worden. In het verleden werd al duidelijk dat zo’n loonhandicap niet zonder gevolgen blijft: onze exportmogelijkheden worden daardoor aangetast, en dat zal uiteindelijk ook wegen op de bedrijfsinvesteringen en dus ook op ons groeipotentieel op langere termijn. 

4. Dalend marktaandeel

De Commissie verwacht dat ons marktaandeel op internationale markten in 2021-2023 met 2,5 procent zal afnemen. Dat is na Duitsland het slechtste cijfer van de kernlanden van de eurozone. Allicht zitten daar vooral tijdelijke effecten in de nasleep van de coronacrisis achter, maar met de duidelijke verslechtering van onze concurrentiepositie lijkt het weinig waarschijnlijk dat we de situatie de komende jaren snel terug kunnen ombuigen. Bovendien is dit geen nieuw fenomeen. Sinds 1990 verloor de Belgische export zo’n 18 procent aan marktaandeel op de internationale markten. Frankrijk liet in die periode een verlies van 9 procent optekenen. Duitsland en Nederland slaagden er in om hun marktaandeel gevoelig op te krikken (met respectievelijk 17 procent en 13 procent). 

5. Wankele overheidsfinanciën 

De bedenkelijke toestand van onze overheidsfinanciën komt al jaren aan bod in de analyses van allerlei internationale instellingen, en dat is deze keer niet anders. Volgens de Commissie zitten we in 2023 met een begrotingstekort van 4,4 procent van het bbp, na Malta het grootste tekort in de eurozone. En dat met overheidsuitgaven van 53,4 procent van het bbp, na Frankrijk de hoogste van Europa. De overheidsuitgaven (excl. rentelasten) zouden in 2023 ruim 2,1 procent van het bbp, of ruim 11 miljard in euro’s van vandaag, hoger liggen dan in 2019. Nog maar eens een bevestiging dat de verslechtering van de budgettaire situatie niet te wijten is aan tijdelijke crisismaatregelen, maar dat de voorbije jaren de uitgaven structureel verhoogd werden. In vergelijking met 2000 liggen de overheidsuitgaven maar liefst 9,3 procent van het bbp hoger. Dat betekent 50 miljard aan extra overheidsuitgaven in euro’s van vandaag. Dat beleid van alsmaar hogere uitgaven botst stilaan op z’n limieten.

Het is uiteraard geen nieuwe boodschap die de Europese Commissie hiermee brengt. Onze economie staat er op een aantal cruciale punten niet goed voor, en er is niet meteen zicht op beterschap. Nochtans zijn ook de mogelijke oplossingen gekend: structurele hervormingen voor een beter werkende arbeidsmarkt, een houdbaar model voor de pensioen, een groeiondersteunende fiscaliteit, een gezond budgettair beleid… De politieke focus lijkt vandaag evenwel te liggen op ‘makkelijke’ voorstellen op korte termijn en weinig realistische extra uitgaven, zoals deze week nog de koopkrachtvoorstellen van de PS. De alarmsignalen van de Europese Commissie zouden een zoveelste wakeup-call moeten zijn dat het dringend anders moet. 


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van Terug naar de Feiten

Meer