Direct naar artikelinhoud
EssayTwitter

Hoe Twitter de ‘hellsite’ van het internet werd

Twitter is onmisbaar en verwaarloosbaar tegelijkertijd, je hebt er niets te zoeken, maar je kunt er alles vinden.Beeld Van Santen & Bolleurs

Het zou de langste toog ter wereld kunnen zijn, maar al te vaak is het een walmende riool. Elon Musk claimt dat hij er met zijn miljarden de vrijheid van meningsuiting wil beschermen. Maar moet dat wel? En vooral: wat ís Twitter en wat is het níét? 

Sommigen zoeken het in de ogen van hun kinderen, anderen op de bodem van het glas. Er zijn mensen die er ­bibliotheken voor uitpluizen, en er zijn zij die vruchteloos de wereld rondreizen. En Elon Musk? Die zoekt de zin van het leven op Twitter.

“Begrijpen hoe de dingen in elkaar zitten, en die beter maken. Looking for the meaning of life, dat is wat me vooruitdrijft”, zei de CEO-entrepreneur (geboren in 1971) over zijn ondernemingsdrang op YouTube. Het is een bijzondere verbloeming voor de dick swinging contest die de Tesla-baas ertoe dreef om op een lenteavond in april 41 miljard euro te leggen om hoofd­aandeelhouder te worden van een microblog­site waar zo’n 330 miljoen gebruikers iedere milli­seconde omvolkingstheorieën posten of in ­discussie gaan over of het ‘schaar-steen-papier’ dan wel ‘blad-steen-schaar’ is.

In de dagen die volgden op de aankondiging stond Musks nieuwste aanwinst al in brand. Aan de ene kant schreeuwden mensen dat ze hun account zouden deleten en er werden opiniestukken gepubliceerd over de seismografische impact die het zou hebben op onze democratie wanneer een miljardair een communicatietool in handen zou krijgen – alsof Zuckerberg en Bezos slechts een nagedachte zijn. Aan de andere kant werd de aankoop onthaald als datgene wat ‘vrije meningsuiting’ zou redden en de luttele moderatiemogelijkheden van Twitter aan banden zou leggen. Of Musk Twitter uiteindelijk écht zal kopen valt nog af te wachten, de deal staat tijdelijk on hold, maar ondertussen heeft de mediaheisa eromheen veel blootgelegd over wat Twitter ­eigenlijk is. Of vooral: niet is.

Op zich is het immers een ontzettend bizar platform. Het herbergt de meest prominente politici, wetenschappers, opiniemakers, journalisten en ondernemers die klaarkomen op de gedigitaliseerde versie van hun visie, maar tegelijkertijd slaagt het bedrijf er niet in om dat te verzilveren in exponentiële groei of een consistente winst. Sterker nog: Twitter staat bij zijn meest intensieve gebruikers unaniem bekend als ‘de hellsite’.

Die denigrerende term wordt, enerzijds, natuurlijk met enige valse bescheidenheid gebezigd om zichzelf en hun tijdrovende hobby in te dekken. Al die Belangrijke Denkers weten immers zelf ook wel wat voor een knullige bezigheid tweeten eigenlijk is. Het nieuwe grote traktaat zal niet getikt worden in 280 tekens, en al zeker niet gepaard gaan met een gifje uit een populair tv-programma – zoveel vertrouwen verdient de mensheid (écht) nog net.

KUMBAYA OP STEROÏDEN

Anderzijds valt er wel wat te zeggen over hoe giftig het medium geworden is, bevestigt ook onderzoek van het Belgische technologiebedrijf Textgain, een spin-off van de UAntwerpen, dat tussen januari 2019 en april 2022 de toon op de app heeft gemeten. Hun resultaten tonen aan dat toxiciteit op Twitter blijft toenemen - april 2022 was zo de meest toxische maand sinds het begin van het onderzoek. Wie er af en toe tijd doorbrengt, weet natuurlijk al lang hoe hoe de gecoördineerde haatcampagnes, trollen, dt-fouten, spoilers, geforceerde woordmopjes van de bol-dot-com-account, en de deugdpronkers die je aanmanen een ijskoud drankje aan je postbode te geven ‘want het is warm voor iedereen’ van Twitter een bijster onaangename plek hebben gemaakt. Of alleszins toch de meest tumultueuze. Mensen met ­meningen buitelen er over elkaar heen alsof iemand in de viptent op een of ander networkingevent heeft afgeroepen dat de luidste het laatste lijntje krijgt.

Ik mag dat schrijven, want ik heb dat inferno officieel geregistreerd als tweede verblijf. Ik kwam voor het idee dat het me minder moeite zou kosten om mezelf en mijn welbespraaktheid digitaal te vereeuwigen, ik ben gebleven voor de gevatte humor, de mensen die ik er heb leren kennen en de memes, en ik raak er niet meer weg omdat het systeem me afhankelijk heeft gemaakt van mezelf in real time te meten met anderen en het idee dat mijn werk, en bijgevolg ikzelf, maar zoveel waard is als de likes die het er krijgt.

Het pad naar de hel is, zoals men dat in de architectuur leert, geplaveid met goede intenties. Sociale media hadden het gesprek kwalitatiever moeten maken, maar ze hebben het gesprek vooral kwantificeerbaar gemaakt.

In eerste aanleg was Twitter nochtans veelbelovend. Toen het platform in 2006 werd opgericht, kon het meteen meesurfen op de golf van technodemocratisch optimisme dat met de komst van wijdverspreid internetgebruik in de jaren 90 ontstaan was. Plots hadden we de mogelijkheid om met mensen over heel de wereld connecties te leggen en ideeën uit te wisselen, we creëerden onze eigen platformen waarop we gedachten vormgaven en deelden met hen die daarin geïnteresseerd waren. We bouwden zelfs samen aan een encyclopedie, alsof het internet een tastbaar ding was dat in een tijd­capsule gestoken kon ­worden en symbool zou staan voor onze menselijke beschaving.

Kumbaya op steroïden, quoi.

Sociale media zouden gemarginaliseerde stemmen versterken, machtelozen macht geven en was het ook niet gewoon handig dat je kon zien wat je Amerikaanse nicht als lunch had gegeten? Dat optimisme was niet helemaal misplaatst. Twitter heeft wel degelijk een rol gespeeld in het omzeilen van censuur tijdens de burgeropstanden van de Arabische Lente, in het mobiliseren van mensen voor de Occupy Wallstreet-beweging en in het in kaart brengen van de reikwijdte van seksueel overschrijdend gedrag onder de hashtag MeToo. In de beginjaren was het ook een overwegend aangename plek waar iedereen die een aantal letters aan elkaar kon rijgen gelauwerd kon worden om die minimale inspanning.

Maar ergens, onderweg, zijn we afgeweken.

Sociaal psycholoog Jonathan Haidt gebruikt in The Atlantic de toren van Babel als metafoor voor dit optimisme: dat wat ons oorspronkelijk samenbracht, werd uiteindelijk ook dat wat ons verdeelde. Het keerpunt pint hij op het jaar 2009, toen Twitter de retweetknop introduceerde. Als je daarvoor iemands mening letterlijk wilde overnemen, moest je diens stelling eerst kopiëren en plakken in een nieuw tweetvenster. Dat gaf je al wel een paar seconden de tijd om na te denken of je per se, in eigen naam, wilde beweren ‘dat Hillary Clinton de leider is van een pedofiele sekskring’, of dat je je afschuw voor een vrouw met ambities niet op een meer eloquente manier onder woorden kon brengen. Vandaag klik je gewoon op de twee pijltjes en het originele bericht wordt onder de naam van de originele poster onder jouw volgers verspreid. Niets mee te maken, maar alles is ondertussen wel gezegd.

EEN GELADEN GEWEER

Het gemak en het gebrek aan verantwoordelijkheid zorgt ervoor dat fake news zich snel verspreidt en lastercampagnes disproportioneel ­geworden zijn. Getuige ‘Gamergate’, een internethetze uit 2014 waarbij vrouwelijke gamedevelopers wekenlang werden geviseerd en bedolven werden onder haatberichten. Blogger Andy Baio nam gedurende 72 uur 316.669 Gamergate-tweets onder de loep en berekende dat zo’n 69 procent (of zo’n 217.384 berichten) zuivere retweets waren. De communicatietool had zo ironisch genoeg de meest efficiënte manier om mensen de mond te snoeren in het leven geroepen, iets wat Chris Wetherell, die de functie had ontwikkeld, later bij Buzzfeed zou vergelijken met “een geladen geweer geven aan een kleuter”.

En dat is, een beetje, het ding.

Op zich is het probleem niet zozeer dat mensen verwerpelijke dingen posten op sociale media, omdat mensen nu eenmaal altijd verwerpelijke dingen zullen denken, zeggen en bijgevolg posten op sociale media. Het is die omvang die dat alles kan aannemen op een app wiens businessmodel letterlijk boosheid (oké, ‘engagement’) omvat en wiens algoritme er alles aan zal doen om de meest virale (en dus de meest boze of boosmakende) tweets zo veel mogelijk aandacht te geven. ­Uiteraard beïnvloedt dat de sfeer.

Wie denkt dat dat inherent is aan Twitter: het vogeltje zingt niet per se zoals het gebekt is.

Online zijn maakt de meeste mensen niet agressiever of vijandiger, toonde een grootschalige metastudie van de universiteit van Aarhus vorige zomer nog aan. In plaats daarvan kunnen kleine groepjes agressieve mensen online een steeds grotere groep slachtoffers aanvallen. De Deense onderzoekers ontdekten dat een klein aantal eikels voldoende was om discussieforums te domineren, vooral omdat de meeste mensen die een beetje aangenaam willen doen na een aantal bagger­berichten nog weinig zin hebben om het gesprek voort te zetten. Uit aanvullend onderzoek bleek niet verrassend dat vooral vrouwen en zwarte mensen online onevenredig vaak worden lastig­gevallen.

Het is niet Elon Musk, maar de media die via twitter de democratie kunnen nekken. we moeten niet minder tweeten, maar anders.Beeld Van Santen & Bolleurs

Het is dan ook logisch dat men mort wanneer aangekondigd wordt dat een man die is grootgebracht in de schoot van discussiefora als Reddit en 4Chan, plots daadwerkelijk zéggenschap over een communicatieplatform zou krijgen.

TETTENMOP

Initieel waren de plannen van Musk met zijn nieuwste speeltje nogal vaag. Daags na zijn bod vroeg hij zijn volgers tijdens de livestream van een SpaceX-vlucht of het misschien een goed idee was om de W uit Twitter te schrappen – of hoe een man met een obsessie voor fallussymbolen toch niet te beroerd is om een tettenmop te maken. Later postte hij echter een statement op de microblogsite met de woorden : “Free speech is the ­bedrock of a functioning democracy, and Twitter is the digital town square where matters vital to the future of humanity are debated.

Eerlijk? Het is niet echt duidelijk wat Musk denkt dat er vandaag niet gezegd kan worden op Twitter. Een snelle scroll herbergt een revelatie van een jongeman die zegt dat tepelpiercings naar huissleutels smaken, een foto van een kikker die verpletterd werd door een rolluik en iemand die klaagt dat kinderen “de laatste tijd zoveel lawaai maken als ze buiten spelen”.

Het vergt ook niet veel moeite om wetenschappelijke consensus in diskrediet te zien worden gebracht, transfobe commentaar viraal te zien gaan of Holocaust-ontkenners likes te zien krijgen binnen de bestaande, bescheiden moderatie die vandaag nog op Twitter aanwezig is. Het is niet vergezocht om aan te nemen dat de ‘free speech’ die Musk wil verdedigen in dezelfde lijn ligt. “Het overnamebod toont aan hoe graag witte kerels het n-woord willen gebruiken”, aldus comedian Michael Che op Saturday Night Live.

Het is echter weinig aannemelijk dat Musk, die Tesla-medewerkers ontslaat vanaf dat ze zich kritisch uitlaten over de ambitieuze productiedoelen van het bedrijf, daadwerkelijk wat opheeft met vrijheid van meningsuiting. Het is een drogreden die wel vaker gebezigd wordt door mensen die zo geprivilegieerd zijn dat ze een ranzig racistische discussie kunnen wegzetten als een prikkelende denkoefening in plaats van een aanval op hun identiteit.

DORPSPLEIN

Wat frappanter is, is hoe de ondernemer die nochtans heel goed weet hoe het internet werkt in dezelfde waan verkeert waarin de meeste ­Twitter-gebruikers zich wentelen: Twitter als dorpsplein, als marktplaats van ideeën, als een organisch vast te pinnen en te sturen geheel. Om het met de profetische woorden van technologiesocioloog Ben Caudron te tikken: Twitter bestaat niet. “Het verandert de hele tijd van karakter en wordt gemaakt door diegenen die op dat moment de app aan het gebruiken zijn. Het zijn zo’n 50.000 toneelstukken die tegelijkertijd opgevoerd worden voor eigen publiek, en als die door elkaar beginnen te lopen ontstaan er steekvlammen.” Dat is wat men context collapse noemt, en dat maakt elkaar begrijpen er niet makkelijker op. Laat staan met elkaar in gesprek gaan. Bovendien is de demografische samenstelling van de mensen die Twitter gebruiken de laatste jaren behoorlijk veranderd onder invloed van de actualiteit en de gepolariseerde samenleving.

Dat bewijst de Hidden Tribes-studie, uitgevoerd in 2017 en 2018 (post-Trump-verkiezing dus) door de Amerikaanse ngo More in Common. De enquête verdeelde 8.000 respondenten in zeven ‘stammen’ die werden gedefinieerd door gedeelde overtuigingen en gedrag. De meest linkse groep, de ‘progressieve activisten’, bevatte slechts 8 procent van de bevolking, en de groep die het verst naar rechts stond, ‘toegewijde conservatieven’, bevatte slechts 6 procent. Gecombineerd deelden deze twee politieke uitersten echter veel meer ­politieke inhoud op sociale media dan de minder partijdige groepen.

Frappant genoeg waren deze twee ook het witst en het rijkst van alle onderzochte groepen, wat betekent dat het verhitte gekibbel van Twitter niet alleen verre van een weloverwogen demo­cratisch debat is, maar echt een spektakel is ­geworden dat wordt aangedreven door een niet-­representatieve elitegroep.

In principe zou Twitter de langste toog ter wereld moeten zijn, waar je met elkaar in discussie gaat en er af en toe een glas sneuvelt. In realiteit is het een rumoerige club met aangedampte ramen waarvan niemand nog echt weet waarom ze er gaan. Waar mogelijks interessante gesprekken worden overstemd door meezingers, vrouwen worden lastiggevallen en mensen van kleur niet binnen mogen tenzij ze het juiste diploma of het juiste petje (op)hebben.

Twitter is niet de echte wereld, maar helaas heeft het wel impact op de echte wereld. Omdat diens gebruikers het medium en alles wat erop gebeurt overschatten en het gebruiken als een platform om kiezers te winnen, journalistieke inspiratie op te doen of het discours te sturen. Het is een circle jerk met misschien niet als enige, maar wel als voornaamste doel zichzelf in stand te houden.

In dat opzicht is dit essay natuurlijk ook ontzettend meta (niet het bedrijf).

Elon Musk heeft er geen baat bij om de club te veranderen, omdat ze hem in de huidige samenstelling gewoon te veel opbrengt. Het is dan ook niet Musk, maar de media die via Twitter de ­democratie kunnen nekken. Als we blijven ageren alsof Twitter het centrum van het universum is, een doorsnede van onze maatschappij, dan zetten we moedwillig oogkleppen op, spelen we in de kaart van de elite en zorgen we ervoor dat nog minder mensen zich gehoord voelen – wat de samenleving nog meer verdeelt. Dat wil niet per se zeggen dat we minder moeten tweeten, maar vooral dat we ánders moeten tweeten.

AANDACHT STELEN

Het is dan ook niet toevallig dat The New York Times vorige maand nieuwe Twitter-guidelines heeft opgesteld voor haar journalisten, waarin deze aangemaand worden om zich er minder door te laten meeslepen, maar in plaats daarvan hun tijd nuttiger te besteden met in de echte wereld te leven en verslag daarvan uit te brengen. Dat Twitter zo verslavend is voor journalisten, maakt ook dat het leeuwendeel van de mensen die schreeuwden hun account te zullen deleten als Musk aan het hoofd kwam, dat pas als laatste zullen doen omdat ze Twitter het hardst nodig hebben.

“Twitter is een rood lampje dat al knipperend, knipperend, knipperend mijn denkvermogen ­vernietigt, mijn aandacht steelt en al mijn talent en humor opzuigt”, aldus journaliste Caitlin ­Flanagan. Voor The Atlantic beschreef ze hoe ze haar zoon had gevraagd haar paswoord te veranderen en haar minstens een maand niet te laten inloggen. Na die termijn dwong haar zoon haar om het essay ‘On the Abolition of All Political ­Parties’ van Simone Weil te lezen, maar dan ­iedere keer ‘politieke partij’ te vervangen door ‘Twitter’. Zo werd dat dan bijvoorbeeld:

“Louter het feit dat Twitter vandaag bestaat, is op zich geen afdoend argument om het te ­behouden. De enige legitieme reden om iets te bewaren is de goedheid ervan. Het kwaad van Twitter is maar wat duidelijk; daarom is het probleem dat moet worden onderzocht eigenlijk het volgende: bevat het ook genoeg goed om het kwaad te compenseren en het behoud ervan wenselijk te maken?”

Welaan dan.

Op zijn slechtst is Twitter een arena waar je haatberichten kunt ontvangen omdat je durft te opperen dat mannen misschien ook hun benen gesloten kunnen houden op de tram zodat hun knie niet tegen de jouwe botst. Op zijn best is het een verzameling mensen die zichzelf door hun bestaan ploegen en hun overschouwingen onderweg delen. Dat een kiwi met schil opeten tijd bespaart bijvoorbeeld. Dat hoe meer horloges een project­ontwikkelaar kan kopen, hoe meer mensen kans hebben op betaalbaar wonen. Dat kinderen verdomd hilarische uitspraken kunnen doen. En dat digitale vreemden in staat zijn je te omarmen op momenten waarop je de echte wereld even niet kunt bolwerken. Twitter kán warm zijn omdat de mens warm is. Maar dat maakt het medium nog niet menselijk, laat staan mensvriendelijk.

Twitter is geen dorpsplein, het is een drassige put waarin telkens nieuwe golven apenstaarten aanspoelen om de koers te bespreken, het hoofddoekendebat te voeren of woordspelletjes te spelen. Er worden vriendschappen gevormd, werknemers gerekruteerd en journalisten met de dood bedreigd. Je vindt er mensen die een account maken voor hun overleden hond en in diens naam tweeten, je krijgt er een gratis inkijk in het brein van vermaarde professoren, sprokkelt er getuigen voor een artikel over ongevallen met de deelstep en komt er in contact met sujetten die abortus plegen vergelijkbaar vinden met kinderen neermaaien met een handgeweer.

Het is onmisbaar en verwaarloosbaar tegelijkertijd, je hebt er niets te zoeken, maar je kunt er alles vinden.

Behalve, en dat weet ik heel zeker, de zin van het leven.