Direct naar artikelinhoud
InterviewJean Paul Van Bendegem

Perfectie bestaat niet, en dat is perfect. Jean Paul Van Bendegem: ‘Het hoogst haalbare is een elegantere vorm van falen’

Jean Paul Van Bendegem: ‘Wetenschap gaat nu eenmaal samen met veel prutswerk. Maar Dat betekent niet dat ik me er niet voor kan engageren.’Beeld Stefaan Temmerman

Ik had het graag met Jean Paul Van Bendegem (69) gehad over zijn catastrofetheorie, maar helaas begrijp ik daar geen snars van. Gelukkig is er ook zijn nieuwste boek Geraas en geruis, een pleidooi voor ­imperfectie. ‘Het is gezond om je grenzen te kennen.’ 

“Ik ben al mijn leven lang gefascineerd door dat begrip oneindigheid, al van toen ik het tegenkwam in de wiskunde”, zegt Jean Paul Van Bendegem. “Sindsdien is de vraag of perfectie dan toch mogelijk zou zijn, me blijven prikkelen.”

Het is tegelijkertijd de stelling en – spoiler! – conclusie van uw boek: perfectie of volledigheid bestaat niet, omdat er altijd wel iets aan schort. We botsen altijd op beperkingen.

“Ja, er is altijd, wat ik noem, geraas en geruis. ­Geruis verwijst naar de voortdurend verstoorde wereld, geraas naar ons zo gebrekkig spreken over die wereld.”

U geeft het voorbeeld van uw enorme archiefkast. Ooit begonnen als een doorgedreven ­poging om orde en systeem aan te brengen in uw notities en lectuur, is ze verworden tot een amalgaam van dingen die niet in en bij elkaar passen. Mag dat voorbeeld staan voor al onze pogingen om de wereld in kaart te brengen?

“Ja. In die archiefkast wilde ik inderdaad alles eens ‘netjes ordenen’. (lacht) Maar elke classificatie heeft op het einde varia en diversen: zaken die nergens anders bij passen. Wat mij betreft is de verstoring van de orde trouwens vaak interessanter dan de orde zelf. Neem nu de tabel van Mendelejev (waarin alle bekende chemische elementen staan gerangschikt, red.). Ik ben ervan overtuigd dat die zijn eindstadium nog niet heeft bereikt. ­Zoals bij elke ordening stoot je namelijk op floue grenzen. Zo bestaan de meest recent ontdekte ­elementen, die men in laboratoria creëert, soms maar een miljardste van een seconde. Dat levert de interessante filosofische vraag op: hoelang moet iets bestaan opdat wij zouden zeggen: dit ­bestaat? En hoelang moet een element bestaan om in de tabel van Mendelejev opgenomen te ­worden?”

U geeft ook het voorbeeld van de ‘theorie van alles’, die de verschillende fundamentele ­theorieën in de natuurkunde met elkaar ­probeert te verenigen. Die zit nog zo vol gaten en rariteiten dat het bijna komisch wordt.

“Ja. En tegelijkertijd ben ik in geen geval tegen wetenschap. Dat gaat nu eenmaal samen met veel prutswerk. Onlangs kreeg ik de vraag of ik een lezing wilde geven over de voorbije coronajaren en hoe ik die als wetenschapsfilosoof had beleefd. Ik had eerst mijn twijfels of ik daar iets over te vertellen had, maar dan daagde het me dat het een unieke periode is geweest waarin mensen buiten de academische en wetenschappelijke wereld plots wetenschap vanaf de eerste rij aan het werk konden zien. Het was alsof men de gordijnen tussen podium en coulissen had weggetrokken. Plots kreeg iedereen een blik achter de schermen van de wetenschap en dat heeft blijkbaar veel mensen verward: ‘Waar zijn die wetenschappers mee ­bezig? Ze beweren iets, vervolgens nemen ze dat terug…’”

Dat voortdurende bijsturen, wat u ‘prutswerk’ noemt, heeft veel mensen juist van de wetenschap afgeschrikt.

“Ja, omdat we over het algemeen te vaak een beeld presenteren van het podium, om mijn beeldspraak aan te houden. Dat is nu doorbroken geweest. Daarom ben ik zo’n groot verdediger van het Gents Universiteits­museum: het focust op het hele wetenschappelijke proces. Twijfels, mislukkingen, ‘foute’ interpretaties zijn een essentieel onderdeel van wetenschap.”

Toegeven dat perfectie in de wetenschap niet haalbaar is, is niet hetzelfde als een failliet­verklaring?

“Voor mij zit daar de kern van de zaak: het is niet omdat ik met twijfels, onzekerheden of onvolledigheden zit dat ik mij niet meer voor iets zou kunnen engageren. Goed wetende dat ik nadien kan te horen krijgen: het zat toch even anders in elkaar dan wij dachten.”

Je zou je ook kunnen afvragen: als we toch ­gedoemd zijn om te mislukken, waarom dan al die moeite gedaan?

“Dat doet me denken aan mijn lievelingsgedicht, van Samuel Beckett: ‘Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.’ Het hoogst haalbare is een elegantere vorm van falen. Stellen dat het niet uitmaakt hoe je loopt, omdat er toch geen aankomst is, is mijns inziens naast de kwestie. De weg is alles. En het helpt om op zijn minst een idee te hebben van een mogelijke aankomst. Ook al weet je dat je daar nooit zal raken.”

Van Bendegem: ‘Ik word spontaan wantrouwig wanneer iemand naar mij komt met Het Antwoord op Alles. Dat bestaat gewoon niet.’Beeld Studio Ski

Je moet een ideaal hebben om naar te leven, ook al weet je dat dat ideaal niet haalbaar is?

“Ja, de perfectie zou ook gewoon te overweldigend zijn. Ik denk dan altijd aan het fameuze paviljoen van Mies van der Rohe in Barcelona, dat ze na de wereldtentoonstelling van 1929 weer hebben opgebouwd. Qua architectuur is dat subliem. Er is maar één storende factor: er zouden geen mensen in mogen rondlopen. Hetzelfde is gebeurd bij Ludwig Wittgenstein (20ste-eeuws filosoof, red.). Die heeft op een bepaald moment op vraag van een van zijn zussen een huis gebouwd. Maar toen ze dat huis binnenkwamen, was haar reactie: ‘Ludwig, wat heb je nu weer gedaan? Dit is een huis voor goden, niet voor mensen.’”

U heeft een grote passie voor alle hogere vormen van orde en systematiek, zoals wiskunde en logica. Wat is het dat u zo aanspreekt?

“De bron is − ik kan het niet anders uitdrukken − mijn sociaal onaangepast zijn. Ik vind het menselijke verkeer ingewikkeld. Geef mij gelijk welk wiskundig probleem: prima. Ik weet hoe ik daarmee moet omgaan. Maar het sociale leven heb ik altijd zo complex gevonden, met al die impliciete bedoelingen. Mensen zeggen dit, maar eigenlijk bedoelen ze dat. Dan is wiskunde zo aantrekkelijk. Voor mij was het vaak een plek om mij in terug te trekken.

“Liefst zou ik een algemeen schema willen vinden dat je overal kunt opleggen. Maar dat is zoals een kamerbreed tapijt dat net te groot is voor de kamer in kwestie. Als het in de ene hoek goed zit, ligt het in de andere niet meer juist. Je krijgt het nooit helemaal goed.”

U bent voorzitter geweest van SKEPP, de ­studiekring die pseudowetenschap en het paranormale kritisch tegen het licht houdt. Maar als wetenschapper houdt u zich graag bezig met vraag­stukken als oneindigheid. 

“Ik heb er geen probleem mee om te zeggen dat er heel wat zaken zijn waar ik nu niet op kan antwoorden. Integendeel. Ik word spontaan wan­trouwig wanneer iemand naar mij komt met Het Antwoord op Alles. Dat bestaat gewoon niet. Zodra je een beetje doorduwt, kom je altijd weer uit op vragen waarvan je moet zeggen: goed, dit zetten we beter even on hold. We zien wel.”

Uw boek heeft ook een maatschappelijke ­dimensie. Daar is namelijk wél een wijdverbreid geloof te vinden in totale controle en perfectie.

“Ja. De trend om het menselijke leven te willen sturen, controleren, manipuleren tot in wat ik noem belachelijk detail, is heel aanwezig vandaag. We willen een coach voor ongeveer alles en als het nodig is ook een coach voor de coach: een coachcoach. Dan denk ik: dit wordt onnozel. Er moet ergens een punt zijn waarop je zegt: goed, we zien wel. We gaan kijken hoe het loopt en sturen bij indien nodig. Sommige dingen laat je beter los, anders zit je in de ruis te opereren.”

Jean Paul Van Bendegem: 'We zijn zodanig gefixeerd op die volledige classificatie en controle, dat we ons verliezen in al het werk dat nodig is om een en ander draaiende te houden.'Beeld Thomas Sweertvaegher

Zijn we in de ban van perfectie en controle?

“Ja. Een foto die mij recent enorm heeft getroffen als uiting van dat streven naar perfectie, is een familiefoto van de Kardashians. Ik denk dat je mensen met gemak zou kunnen wijsmaken dat zij een nieuwe serie androïden, robots met menselijke trekken, zijn. Ik vind het bijna luguber.”

U haalt heel wat voorbeelden van onze controledwang aan: de smart water bottle die aangeeft wanneer je moet drinken, de happy fork die aangeeft wanneer we te snel eten, of een matras die aangeeft wanneer een partner van z’n kant afwijkt. Lachwekkende voorbeelden, maar ze staan wel voor een trend die zich uitstrekt over alle geledingen van de maatschappij, met vaak kwalijke gevolgen.

“Ja, we vertrouwen zozeer op data, algoritmes en deep learning, maar we vergeten dat daar beperkingen op zitten. Je hebt bijvoorbeeld heel erg grote dataverzamelingen nodig om zo’n programma te voeden, maar die data wemelen vaak van de afwijkingen en vooroordelen. Die gaan dus mee binnen. Je voedt ze letterlijk ruis. En dan merk je dat die programma’s misstanden zoals racisme en de ongelijkheid tussen man en vrouw gewoon over­nemen of zelfs versterken.”

Mag ik het zo samenvatten: we gebruiken ­systematiek om niet verloren te lopen in de ­wereld van de chaos, maar na een tijdje lopen we verloren in de systematiek.

“Ja. We zijn zodanig gefixeerd op die volledige classificatie en controle, dat we ons verliezen in al het werk dat nodig is om een en ander draaiende te houden en om te kunnen blijven claimen: ooit ­krijgen we dat volledig in kaart of bereiken we de totale controle. Wat dus niet het geval zal zijn.”

U pleit in de plaats daarvan voor het omarmen van onze imperfecties.

“Of als een pleidooi om vaker gebruik te maken van de uitdrukking ‘we zien wel’. Ik zal u het voorbeeld geven van een van mijn laatste vergaderingen op de VUB. Ouder worden in een werksituatie betekent dat dingen zich herhalen. Zo waren er in mijn carrière talloze vergaderingen over de rekrutering van studenten. Dan was het steevast de uitdaging om ‘de ultieme brochure’ op te stellen: een brochure die, eens je haar gelezen had, je meteen naar de VUB zou doen hollen. Dat is natuurlijk nooit gelukt. Op een van mijn laatste vergaderingen ging het er weer over. Ik heb toen gezegd: ‘Luister, ik heb een alternatief idee. Ik kan er geen precieze prognose opplakken, maar dat geldt evengoed voor de andere voorstellen. Mijn voorstel is daarentegen wel spotgoedkoop.’ Ik had intussen de volle aandacht van alle aanwezigen. ‘Mijn voorstel: we zien wel.’ Toen zag je de blikken: hij mag nu wel met pensioen.” (lacht)

Waarom kunnen we zo moeilijk loslaten? Onze controledrang lijkt alleen maar toe te nemen.

“Ik denk dat dat het drama van de bergbeklimmer is. Waarom wil je de berg beklimmen? Omdat hij er staat. Vandaag hebben we de middelen om zodanig gedetailleerd naar de wereld te kijken en een en ander beter te kunnen inschatten en berekenen. Tja, dan doen we dat ook. Maar die meetbaarheid gaat met ons aan de haal. Ik ken mensen die voor hun gezondheid 10.000 stappen per dag zetten, en vervolgens stoppen op 10.001. Dat was nu ook weer niet de bedoeling. Trek dat door naar andere facetten van het leven en we zijn alleen nog maar aan het meten. Dat lijkt me niet gezond.”

Dus wat is de boodschap? Vaker loslaten? ­Blijven benadrukken dat prutsen een deel van het leven is en dat perfectie niet bestaat?

“Ja, en ons meer bewust zijn dat er grenzen zijn aan wat we kunnen. Dat is gezond, maar het vraagt zelfkennis. Ik speelde vroeger piano, maar de laatste tien à vijftien jaar heb ik het verwaarloosd. Ik wil het graag weer opnemen, maar ik weet ook dat er grenzen zijn aan mijn tijd, dus is de kans groot dat het er niet van komt. Goed, dat is dan maar zo.

“De meest fundamentele grens van allemaal is natuurlijk de eindigheid van het leven. Met ouder worden komt de dood niet duidelijk in beeld, maar ik ben wel intenser bezig met de voor mij essentiële zaken, de dingen waar ik nog tijd in wil steken. Ik weet dat mijn tijd begrensd is.

“Gisteren lunchte ik met Kees van Kooten. Hij is nu tachtig jaar. Hij zei: ‘Als ik tegenwoordig een boek in handen krijg van meer dan vijfhonderd pagina’s, dan denk ik toch weleens na.’ Ik herken dat. Daarom lanceer ik in het boek ook het idee om, als tegenhanger van de vermaledijde bucketlist, een nimmerlijst op te stellen met zaken die je nooit in je leven nog wil of zal doen. Ik vind het ­namelijk een uitermate grappig idee om op je sterfbed te liggen en dan te kijken: is er iets van ­geschrapt? Nee? Gelukkig maar.” (lacht)  

Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis, Houtekiet, 24,99 euro.