Direct naar artikelinhoud
InterviewCelia Groothedde

‘Ik ben uit de armoede ontsnapt, ik weet niet of dat vandaag nog zou lukken’: Vlaams Parlementslid Celia Groothedde is streng voor het armoede- en zorgbeleid

Celia Groothedde: ‘Ik was een raar kind, vonden de anderen, omdat er geen charcuterie op mijn boterham lag. Maar ik wist dat charcuterie voor mijn moeder te duur was.’Beeld Wouter Van Vooren

Ze groeide op in armoede en heeft mede daarom een scherp oog voor mensen die uit de boot dreigen te vallen. Celia Groothedde (44), Vlaams Parlementslid voor Groen, ziet dat het beleid de foute kant opgaat. ‘Het is allemaal zogezegd de schuld van de ouders.’

“Het klinkt misschien onnozel, maar het eerste wat ik mij herinner, is het bad”, zegt Celia Groothedde. “Ik was zeven toen mijn moeder verhuisde naar een sociale woning en voor het eerst kon ik daar een warm bad nemen. In het huis dat mijn moeder voordien huurde, was er niet eens warm water. De schimmel stond er op de muren, en ik was er constant ziek. Dat wij een sociale woning konden huren, was een kantelpunt in mijn leven − mede daardoor, en met wat geluk, ben ik uit de armoede kunnen ontsnappen. Ik weet niet of dat vandaag nog zou lukken, als ik zie hoe lang de wachtlijsten voor een sociale woning zijn, en hoe het beleid omgaat met mensen uit kansengroepen.”

Celia Groothedde werd in 2019 verkozen als Vlaams Parlementslid voor Groen. Voor die tijd was ze bekend als Celia Ledoux, het pseudoniem waaronder ze columns, opiniestukken, romans en non-fictieboeken schreef − zoals Mama en Slaap je al door?, over baby’s en ouderschap. In het Vlaams Parlement focust ze onder meer op zorg en welzijn, armoede en gelijke kansen. Als ervaringsdeskundige heeft ze een speciale antenne voor mensen die uit de boot dreigen te vallen. “Ik let daar altijd op als ik een politieke tekst lees”, zegt ze. “Wie het moeilijk zal krijgen door deze of gene maatregel. En het beleid gaat niet de goede kant op. Door de constante rechtse stemmingmakerij wordt de schuld voor alle problemen steeds vaker bij de mensen zelf gelegd. Lege brooddozen, onbetaalde schoolrekeningen en ga zo maar door: het is allemaal zogezegd de schuld van de ouders.”

geboren op 26 september 1977 in Anderlecht • studeerde toegepaste taalkunde (VLEKHO) en internationale betrekkingen (UCL) • was copywriter, columniste en schrijfster onder het pseudoniem Celia Ledoux • publiceerde onder meer Mama en Slaap je al door? (non-fictie), en Wild vlees (roman) • zit sinds 2019 in het Vlaams Parlement voor Groen

De onderwijscrisis die vandaag snoeihard toeslaat in Vlaanderen, voelt Groothedde al jaren aankomen. “Brussel loopt altijd voor op Vlaanderen”, zegt ze. “Het lerarentekort kennen wij al langer. Mijn dochter heeft al bijna een jaar geen wiskunde gehad. En er is het plaatstekort: wij worden van bij haar geboorte achtervolgd door plaatsgebrek. Eerst in de kinderopvang, daarna in de school. Ze is nu 12 en bij de start van het middelbaar hadden we 9 van de 27 scholen opgegeven. In geen enkele daarvan was plaats. Van gemotiveerde leerling werd zij op slag een halve nihilist. Voor mij is het lerarentekort de basis. Dat doet het onderwijsniveau dalen, hebben we deze week geleerd.”

Het dossier waar Groothedde sterk op focust, is dat van de kinderopvang. De dramatische gebeurtenissen die de voorbije maanden het nieuws haalden, verbazen haar niet. Neem ’t Sloeberhuisje in Mariakerke, waar in februari dit jaar een baby overleed. “Twee weken voor dat drama was er nog inspectie langsgekomen”, zegt ze. “Toen bleek dat één persoon in zijn eentje voor dertien kinderen moest zorgen. Zeer onveilig. Wat mij betreft had ’t Sloeberhuisje toen geschorst moeten worden. Maar dat gebeurde niet. Eén keer is die opvang gesloten, en weet u waarom? Omdat er een nutsrekening niet was betaald. Dat is blijkbaar erger dan onveilige omstandigheden. De kinderopvang kampt met grote problemen.”

U slaat al twee jaar op die spijker.

“In februari 2020 heb ik al gevraagd aan toenmalig minister Wouter Beke (CD&V) om iets te doen aan de inspectie en handhaving. Er is te weinig inspectie, en als er problemen worden vastgesteld, wordt er te weinig ingegrepen, geschorst en gesloten. Maar ik ben hier al véél langer mee bezig. Toen het laatste decreet in voege trad, in 2014, zat ik niet in de politiek maar heb ik daar wel een opiniestuk over geschreven. Het viel mij toen op dat er in de media geen aandacht voor was. Mensen in de kinderopvang zelf hadden het er wel over.”

Wat stoorde hen precies?

“Ze hadden gehoopt dat de werkomstandigheden zouden verbeteren. Daar keken ze al lang naar uit. Maar in 2014 kregen ze opgelegd dat ze per begeleider voor acht of negen kindjes moesten zorgen. Als de kindjes sliepen, mochten dat er veertien per begeleider zijn. En dan moet u weten dat men in Frankrijk ooit fel heeft geprotesteerd omdat het aantal kinderen per begeleider steeg van vijf naar zes. Ik heb in 2014 geschreven dat het decreet was gemaakt door mensen die denken dat baby’s poppen zijn, die hun ogen dichtdoen als je ze neerlegt.”

En in het parlement begon u meteen te waarschuwen.

“Ja, toen ik in 2019 verkozen werd, heb ik vrij snel gezegd dat we afstevenen op een grote crisis. De crisis in het onderwijs sloeg al toe, en je kon voorspellen dat de kinderopvang het volgende probleemdossier zou worden. De norm van acht à negen kinderen per begeleider is bij de slechtste van Europa. En dat is niet het enige probleem. Er is een tekort aan plekken. En mensen uit kansengroepen vinden minder snel de weg − alleenstaande ouders, mensen in armoede, kortgeschoolden en mensen met een andere thuistaal.”

Hoe komt dat?

“Omdat ze de weg niet kennen, maar ook omdat ze vaak geneigd zijn om de overheid nogal te wantrouwen. Voor mensen die het moeilijk hebben, is de overheid echt niet altijd een helpende hand. Rechts beleid vindt vaak dat zulke mensen niet in staat zijn om eigen keuzes te maken, en daardoor grijpt het vaak naar dwangmaatregelen, die het leven van de betrokkenen op allerlei manieren veel moeilijker maken.”

‘Ik heb Wouter Beke inderdaad gevraagd om zijn politieke verantwoordelijkheid te nemen. Daar werd schamper en laatdunkend op gereageerd.’Beeld Wouter Van Vooren

Waar zijn kwetsbare mensen bang voor?

“Ik herinner mij dat zelf nog. Als kind hoorde ik mijn moeder soms praten met vriendinnen die bang waren om naar het OCMW te gaan, uit vrees dat hun kinderen uit huis zouden worden geplaatst. Soms is dat uiteraard nodig, zoals bij ernstige mishandeling. Maar niet bij armoede. Een persoon in armoede is zich voortdurend bewust van die dreiging. En in de kinderopvang krijgen mensen in armoede vaak te horen dat ze langs het OCMW moeten, om het laagste tarief te kunnen krijgen − anderhalve in plaats van vijf euro per dag. Mensen die het OCMW als een dreiging of een vernedering zien, keren dan nooit meer terug naar zo’n kinderdagverblijf.”

Ook de opleiding van het personeel kan beter, volgens u.

“De opleiding moet hervormd worden. Er belanden ook mensen door het watervalsysteem in de opleiding kinderzorg, in plaats van uit overtuiging. En door de werkomstandigheden kiezen ze vaak voor een andere baan. De Vlaamse regering wil nu het personeelstekort oplossen door langdurig werkloze vrouwen in te schakelen. Maar dan moet ervaren personeel die mensen opleiden, bovenop hun al zware werkomstandigheden. Zo schrik je de zij-instromers én het ervaren personeel af. Je moet het beroep radicaal opwaarderen en de werkomstandigheden verbeteren. En wat meer mannen naar de sector lokken.”

Wordt het beroep onderschat?

“Absoluut. Een kinderopvang is geen parkeerplaats voor kinderen. Er is ook de sociale en de pedagogische functie. De eerste jaren zijn een springplank voor gezinnen, en dus moeten begeleiders pedagogische tijd en ruimte hebben om met kinderen en ouders bezig te zijn. Dat is nu totaal niet mogelijk. Als je je kind ’s avonds heelhuids mee naar huis kunt nemen, is dat nog geen goede opvang. En de ramp in de kinderopvang zal alleen maar groter worden.”

Wat maakt een kinderopvang onveilig?

“Niet iedereen is geschikt om met kindjes te werken. Het vergt stressbestendigheid en empathie. Ik draai geregeld een dagje mee, en dat is heftig. Het is niet zo dat de problemen alleen worden veroorzaakt door ‘rotte appels’. Dat wil de Vlaamse regering ons doen geloven en dat klopt niet. Ook voor mensen van goede wil wordt de werkdruk soms te veel. En als iemand niet alle kinderen in de gaten kan houden, kunnen er ongelukken gebeuren. Ik hoorde pas nog het verhaal van een peuter die een stoel omver trok en zo een ander kind verwondde.”

Wie beslist over sluiting?

“Kind en Gezin kan dat beslissen, maar ook de Zorginspectie kan ingrijpen. Maar finaal is het de minister van Welzijn die politiek verantwoordelijk is.”

U hebt, lang voor hij daartoe overging, het ontslag van Wouter Beke gevraagd.

“Ik heb hem inderdaad gevraagd om zijn politieke verantwoordelijkheid te nemen. Ik had daar lang over nagedacht, maar de waarschuwingen die mij langs alle kanten bereikten, waren te talrijk. Ik heb verschillende keren schrijnende getuigenissen voorgelezen in het parlement. Maar daar werd dan schamper en wat laatdunkend op gereageerd. Ik deed zogezegd aan stemmingmakerij. Terwijl ik alleen maar wees op de problemen, de tekorten, en cijfers opvroeg over inspecties, vacatures en bezettingsgraden.”

Wat dacht u toen Beke uiteindelijk aftrad?

“Niet zoveel. Het pijnlijke vind ik wel dat Beke volgens mij niet is afgetreden voor wat er misliep in de kinderopvang. Hij deed het voor zijn partij.”

Hoe kan de toestand nu verbeteren?

“Men moet in de eerste plaats bereid zijn om naar het aantal kinderen per begeleider te kijken. Er moeten ook boots on the ground komen om inspecties te doen, want nu worden na een evaluatie alleen maar formulieren heen en weer gestuurd, zonder dat iemand echt gaat kijken wat er veranderd is. Ik heb er ook vragen bij dat men het Expertisecentrum Kindermishandeling daarvoor wil inschakelen. In dat team zit niemand met kennis van de Vlaamse kinderopvang, ook geen pedagogen, wel mensen gespecialiseerd in kindermishandeling. Alle respect voor die mensen, maar dat is de verkeerde framing. Nogmaals: het gaat niet alleen over kinderen die worden mishandeld, maar vooral over onveilige omstandigheden.”

Wat vindt u van het voorstel van Vooruit-voorzitter Conner Rousseau om opvang te verplichten vanaf zes maanden?

“Zou u daartoe verplicht willen worden?”

Nee, ik zou dat vreselijk vinden. Maar zijn voorstel was wellicht vooral gericht op zwakke groepen, die hun kinderen helemaal niet naar de opvang brengen.

“Daar komt het inderdaad uiteindelijk op neer: het idee dat je kwetsbare mensen moet kunnen verplichten om hun kind naar de opvang te brengen. Iedereen moet uiteraard die mogelijkheid krijgen, en die bestaat niet, met het huidige plaatstekort. Maar ik zou liever hebben dat de overheid niet in mijn plaats beslist. Je kunt links zijn op sociaal-economische thema’s en links op ethische thema’s. Ik ben het allebei, ik ben voor keuzevrijheid.”

Maar zou het niet goed zijn als kinderen uit zwakkere gezinnen naar de opvang gaan?

“Dat is een andere vraag − en ondermaatse opvang is trouwens niet goed voor kindjes, dus het is maar de vraag of het wel goed voor hen zou zijn. En we hebben het nu over dwang. U zegt dat u het vreselijk zou vinden mocht de overheid dat in uw plaats beslissen. Wel, ik denk dat iedereen dat vreselijk zou vinden. Een nieuwkomer, of een kwetsbare persoon, of iemand in armoede − dat zijn geen ander soort mensen, hoor. Sommigen denken blijkbaar dat zulke mensen alleen maar irrationele en slechte keuzes maken en dus gedwongen moeten worden om het goede te doen. Maar waarom zou dat zo zijn? Waarom zouden hun keuzes dommer zijn? Onderzoek spreekt dat tegen.”

Geeft u eens een ander voorbeeld dan kinderopvang.

“Zelfs de klassieke, zogezegd ‘domme’ keuzes zijn slim, zoals bij het begin van de maand een grote zak chips kopen als je weet dat groenten binnen de twee dagen bedorven zullen zijn terwijl chips een maand goed blijven. Als je mensen in armoede niet op dezelfde manier wilt behandelen als iedereen, haak ik als progressieve politica af. En ik denk dat heel wat socialisten daar ook op afhaken, dat velen het idee van Rousseau heel erg vonden. Maar bon, die mensen zijn dan welkom bij Groen.”

Wat als mensen in zwakke posities ten onrechte denken dat het verkeerd is om je kind naar de opvang te sturen? Dat je als ouder de plicht hebt om voor je kind te zorgen? Hoe doorbreek je dat idee?

“Wat je dan zeker niet moet doen, is verplichten. Want dan zadel je die mensen op met een schuldgevoel en angst, dan moeten zij hun kind ergens naartoe sturen terwijl zij ervan overtuigd zijn dat het slecht is. Nee, je moet ervoor zorgen dat kinderopvang degelijk is, dat er voldoende plaatsen zijn en dat mensen de weg kunnen vinden. Je moet hen verleiden, niet verplichten. Als het over de middenklasse gaat, vindt iedereen het normaal dat we de wortel gebruiken in plaats van de stok. Als het over zwakkere mensen gaat, moet er van alles verplicht worden. Dat is typisch voor rechts en voor wat men ‘flinks’ noemt. Ik ga daar niet in mee.”

Toen commentatoren bij de laatste peiling de goede uitslag van Vooruit toeschreven aan die zogenaamde ‘flinkse lijn’ van Conner Rousseau, wees u erop dat ze dwaalden.

“Ik heb toen in een stuk in het tijdschrift SamPol uitgelegd dat de timing niet klopte. Wie dacht dat Rousseau had gescoord door zijn uitspraak dat hij zich in Molenbeek niet in België voelde, vergiste zich: de enquête was afgenomen lang vóór die uitspraak, meer bepaald bij het begin van de oorlog in Oekraïne en tijdens het showbizzoptreden van de voorzitter.”

Zou u ooit meedoen aan The Masked Singer of Dancing with the Stars?

“Ik focus op het inhoudelijke. Ik heb bij die vraag dus nog niet stilgestaan. Dat een politicus zich in een konijnenpak hult, zal me worst wezen.”

En De slimste mens, zou u daaraan meedoen?

“Die vraag kan ik niet direct beantwoorden. Ik ga mij voor één keer beroepen op de bekende uitspraak van wijlen Jean-Luc Dehaene: dat probleem zal ik oplossen als het zich stelt. Maar nogmaals: bij Groen primeert de inhoud en daar voel ik mij het beste bij. Ik besef elke dag waarom ik aan politiek doe, ik voel mij op mijn plaats in het parlement, al verbaast het mij nog altijd dat iemand zoals ik hier geraakt is − iemand zonder connecties, zonder netwerk. Ik had nooit gedacht dat ik ooit als politicus een groot interview aan De Morgen zou geven.”

‘Een paar van mijn grootouders waren collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het motiveert mij om te vechten tegen extreemrechts.’Beeld Wouter Van Vooren

U noemde armoede ooit ‘een erfelijke aandoening’ en zei al dat u vandaag, met het huidige beleid, misschien niet meer uit de armoede zou raken. Zeg eens wat er dan zoveel slechter loopt dan vroeger?

“Ik kan dat niet precies berekenen, allemaal. Maar de stemmingmakerij is zeker erger geworden. Vroeger woog het idee dat armoede je eigen schuld was minder zwaar, denk ik. De wachtlijst voor sociale woningen vermeldde ik al. Het groeipakket, het kindergeld van vroeger, wordt niet geïndexeerd terwijl het leven duurder wordt. Er zijn steeds meer lege brooddozen op school.”

U vindt dat er elke middag een gratis warme maaltijd moet worden aangeboden.

“Of toch tenminste een betaalbare warme maaltijd. Het gaat ook niet alleen over eten, maar ook over facturen. Er zou in het middelbaar onderwijs een maximumfactuur moeten komen. Mijn dochter heeft kunnen kiezen welke richting ze wil volgen, maar veel kinderen kunnen dat niet. Er zijn richtingen in het technisch of beroepsonderwijs waarvoor je duur materiaal nodig hebt − een kappers- of slagersuitrusting bijvoorbeeld. Als dat te veel kost voor je ouders, kun je die richting niet kiezen. Ook boeken zijn duur. En scholen gebruiken incassobureaus. Dat zou niet mogen. Incassobureaus horen niet thuis in een school.”

Hoe was de middelbare school voor u als kind?

“Ik ging naar een goede school, maar mensen vonden dat mijn moeder zichzelf over het paard tilde door mij daarnaartoe te sturen. Ik zat tussen kinderen van dokters en notarissen, en werd vaak gepest. Met mijn kleren, bijvoorbeeld: die kwamen van het Vossenplein hier in Brussel, lang voor vintage in de mode was. En ik ging naar school in de tijd dat iedereen Millet droeg. Ik had het ook moeilijk met wiskunde omdat ik de oude rekenmachine van mijn oom gebruikte. Die had een aantal functies niet, waardoor ik vaak niet kon volgen. Ik at ook droog brood, met oplossoep die op school gratis was. Dat vonden de andere kinderen raar.”

Ze vonden dat u een rare smaak had, misschien.

“Ja, arme mensen worden niet zozeer gepest en uitgelachen omdat ze arm zijn, maar omdat ze anders zijn. Ik was een raar kind, vonden de anderen, door mijn kleren, doordat er geen charcuterie op mijn boterham lag. Maar ik koos daar zelf voor omdat ik wist dat charcuterie voor mijn moeder te duur was. Natuurlijk had ik ook liever iets anders gegeten, maar ik wilde haar ontlasten. Ik wist heel goed dat we aan het einde van de maand moesten puzzelen om rond te komen. Gelukkig was er de kinderbijslag. Dat is nog altijd een van de belangrijkste instrumenten om armoede te bestrijden.”

En daar wordt het vandaag onvoldoende voor gebruikt?

“De sociale toeslagen bij het groeipakket, zoals de kinderbijslag nu heet, zijn veel te beperkt. Daarover zijn deskundigen het eens: het werkt niet als instrument voor armoedebestrijding. Zonder groeipakket zou de armoede natuurlijk nog erger zijn, maar om het armoederisico van bijvoorbeeld alleenstaande ouders te verminderen, moeten we het systeem hervormen. Wij hebben daar met Groen voorstellen voor ingediend: de sociale toeslagen moeten hoger.”

Is het geen idee om het groeipakket voor mensen met een stevig inkomen gewoon af te schaffen, zodat er veel meer naar sociale toeslagen kan?

“Dat idee houdt een risico in. Er wordt hoe langer hoe minder gedacht in termen van solidariteit, men gaat sneller uit van het individuele schuldmodel. Als de hogere inkomens geen groeipakket meer zouden krijgen, dan bestaat de kans dat een of andere partij zich over een paar jaar afvraagt waarom we dat groeipakket überhaupt nog uitkeren. En dat risico wil ik niet nemen. Als iedereen het krijgt, blijft het draagvlak beter behouden.”

Is ons politieke systeem niet te veel gericht op het bedienen van de middenklasse? Proberen politici niet te vaak stemmen te behalen door cadeaus uit te delen aan de doelgroep die zij willen verleiden?

“Ik geloof dat veel burgers politiek nog altijd beschouwen als een manier om een solidaire maatschappij op te bouwen. Veel mensen willen dat niet alleen zij het goed hebben, maar ook het buurmeisje, de persoon die komt poetsen, de daklozen die opvang nodig hebben. Veel mensen hebben daar best belastinggeld voor over, en stemmen op een partij die solidariteit verdedigt. Voor die mensen doe ik aan politiek. Ik zit hier ook met veel schroom, want ik vind dat politici moeten luisteren. Politici hebben het warm water niet uitgevonden. Ik heb ook heel bewust voor Groen gekozen, omdat wij iedereen zien als volwaardig mens.”

Botst het ecologisme niet met de linkse positie? De idee dat groen er is voor mensen met poen, blijft hardnekkig. Neem nu zonnepanelen of een warmtepomp: wie arm is, zal die niet kunnen laten installeren.

“Voor de verkiezingen heeft het Planbureau berekend aan wie de uitvoering van ons programma het meest ten goede zou komen. En bij Groen waren dat de mensen in de meest kwetsbare posities. Dat gaat dan niet over perceptie, maar over inhoud. Wie poen heeft, mag gerust op Groen stemmen. Elke bondgenoot is welkom. Maar de spanning tussen links en ecologisch die u beschrijft, is er niet.”

En die zonnepanelen dan?

“U moet maar eens in Brussel komen kijken naar de energiegemeenschappen die wij op lokaal niveau vormen. Mensen kunnen intekenen op projecten waarbij je voor een lage prijs hernieuwbare energie kunt gebruiken. Ook huurders kunnen eraan meedoen. Zo brengen wij hernieuwbare energie binnen het bereik van mensen die het moeilijk hebben.”

Hernieuwbaar: akkoord. Maar is die energie ook echt goedkoper dan al de rest?

“Zeker. Het gaat niet om hernieuwbare energie voor de leukigheid of om mee uit pakken − nee, het gaat ook om betaalbaarheid. Uiteraard.”

Ander voorbeeld dan: de lage-emissiezones. Mensen met dure nieuwe wagens kunnen nog altijd naar de stad met de auto. Arme mensen met een oude bak niet.

“Er zijn sociale correcties voorzien voor die mensen. En kent u het project CurieuzenAir, dat de luchtkwaliteit in Brussel heeft gemeten? Daaruit blijkt dat die luchtkwaliteit er stevig op vooruit is gegaan. Voor de Brusselaar is dat een belangrijk onderwerp, hoor. Ik weet nog hoe deze stad veertig jaar geleden rook, en het verschil met vandaag is groot. En de mensen die het meeste te lijden hadden en hebben onder vervuilde lucht, zijn de meest kwetsbaren. In Schaarbeek heeft de helft van de inwoners geen auto, maar ze slikken wel het stof van alle auto’s die daar passeren.”

'Ik vind het najagen van dat soort persoonlijk succes niet opbouwend en niet wenselijk. Vaak wil men scoren met steekvlammen. Mij trekt dat soort politici niet aan.'Beeld Wouter Van Vooren

Hoe bent u eigenlijk bij Groen terechtgekomen? Had men u gevraagd?

“Nee, de partij had een oproep gedaan voor mensen die Brussel wilden vertegenwoordigen in het Vlaams Parlement. Daarop heb ik gereageerd. En zoals u weet, is het bij Groen niet de partijtop die beslist wie waar op de lijst staat, maar de leden en vrijwilligers. Het is geen simpel proces, maar het heeft er wel toe geleid dat ik op de tweede plek stond en verkozen raakte. Ik was dus geen wit konijn dat men uit de hoed toverde, ik heb gesolliciteerd.”

Als schrijfster genoot u wel al enige bekendheid.

“Ja, maar alles is heel netjes via de geijkte partijkanalen gebeurd, correct en nederig.”

Ook bij de voorzittersverkiezingen zullen de leden binnenkort beslissen. Wie zal het halen?

“Ik ga niet gokken. Ik vind het fijn dat de leden dat bepalen.”

Wegen de drie duo’s niet wat te licht in het huidige politieke klimaat? Heeft een partij geen sterke, wervende persoonlijkheid nodig, zoals Bart De Wever (N-VA), Conner Rousseau (Vooruit), Sammy Mahdi (cd&v) en Tom Van Grieken (VB) dat zijn? Zij slagen erin zichzelf tot centrum van het debat te maken.

“Ik vind het najagen van dat soort persoonlijk succes niet opbouwend en niet wenselijk. Vaak wil men scoren met steekvlammen. Mij trekt dat soort politici niet aan. Groen is er voor de kiezers die in beweging worden gebracht door inhoud, niet door oneliners zoals die van Rousseau over Molenbeek. Politiek is geen spel.”

Dat kan wel zo zijn, maar in 2024 dreigt Vlaams Belang goed te scoren. Voor sommige van de kleinere partijen, waaronder ook de uwe, wordt dat misschien hard schrikken.

“Moeten wij dan extreemrechts achternalopen? Want dat is wat die andere partijen nu doen. Dan is het logisch dat Vlaams Belang goed zal scoren. Ik word daar lastig van. Een paar van mijn grootouders waren collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen ik daarachter kwam, heb ik daar een tijdje serieus mee geworsteld. Maar het motiveert mij om te blijven vechten tegen extreemrechts en voor mensenrechten.

“Groen zal altijd de liberale democratie verdedigen. Linkse, maar ook centrumrechtse partijen zouden daar beter een voorbeeld aan nemen. Ik vind het nog altijd heel erg dat N-VA en Vlaams Belang in 2019 maandenlang hebben onderhandeld.”

Merkt u dat in het beleid?

“Zeker. De startnota van de regeringsonderhandelingen was gebaseerd op de gesprekken met Vlaams Belang. De sporen zijn zichtbaar. De uitstap uit Unia, die men nu plant, was punt 1 van het 70-puntenplan – toen ging het over de afschaffing van het Centrum voor Gelijke Kansen. Het meest frappante vind ik de Vlaamse sociale bescherming. Om daar een beroep op te kunnen doen, moet je als nieuwkomer eerst jarenlang hebben bijgedragen. Dat is volgens mij tegen de Europese regelgeving, dus daar kan een juridisch probleem van komen, waarbij dwangsommen zullen worden opgelegd zolang die regel in voege is. Ironisch genoeg zal de federale overheid die dwangsommen voor de fout van de Vlaamse overheid moeten betalen.”