Direct naar artikelinhoud
InterviewRemco Evenepoel

‘Ik ben volwassen genoeg geworden om me erbij neer te leggen dat hij nog een maatje te groot is’: Remco Evenepoel over zijn evolutie

Remco Evenepoel met zijn vriendin Oumaïma Rayane. ‘Als ik in Spanje ga trainen, komt Oumi me altijd achterna. Zo heb ik na een zware dag het gevoel dat ik thuiskom.’Beeld Photo News

Met winst in Luik-Bastenaken-Luik gaf Remco Evenepoel zijn criticasters lik op stuk na een paar moeilijke maanden. De kopman van Quick Step-Alpha Vinyl heeft een lange comeback achter de rug na zijn zware val in 2020, maar zit nu eindelijk weer goed in zijn vel. En hij heeft veel geleerd: relativeren, bijvoorbeeld, en geduldig zijn.

Met een machtige versnelling reed Remco Evenepoel iedereen op een hoopje op La Redoute en soleerde hij bij zijn debuut in La Doyenne naar winst. De voorbije maanden kende de youngster uit Schepdaal veel moeilijke momenten, maar hij laat zich niet meer gek maken. De voetbalmaniertjes zullen wellicht nooit helemaal verdwijnen, maar de Remco Evenepoel van 2022 is een volwassen man geworden, bedachtzamer en kalmer in het hoofd.

Je won bij je debuut Luik-Bastenaken-Luik. Heeft dat veel voor je veranderd?

“Er is een druk van mijn schouders gevallen. Niet dat de ploeg me die oplegde, maar een zekere stress was er wel, en die is nu verdwenen. Als je een grote overwinning pakt, is het veel makkelijker om daarna je trainingen te hervatten en naar andere koersen te trekken. Het geeft vertrouwen. Ik had zo’n grote zege echt nodig, ik heb nu een pak minder twijfels. Bovendien: als je zo’n koers wint, trek je daar lessen uit. Ik wéét nu dat ik een monument kan winnen en hoe ik me daarop kan voorbereiden. Dus nu probeer ik die voorbereiding gewoon te kopiëren, omdat ik weet dat het werkt.”

Je spreekt over twijfels. Waren die er dan?

“Jazeker, er waren twijfels voor Luik, maar ik heb geduldig gewerkt richting La Doyenne en die arbeid heeft geloond. Dat heeft me enorm deugd gedaan. De komende weken verleggen we de focus en leg ik me toe op het echte klimwerk. Lange beklimmingen, rittenkoersen van meerdere dagen. Er wordt geïnvesteerd in mij en de ploeg, er is een meerjarenplan gemaakt, en nu is het aan mij om ook in een etappewedstrijd van drie weken resultaten neer te leggen. Daar moet ik me nog altijd bewijzen. En neen, het moet nu niet opnieuw twee jaar duren voor het eruit komt, zoals na mijn val. (lacht)

Je comeback was een proces van vallen en opstaan. Na je zege in Luik vertelde je dat je vaak gehuild hebt en niet altijd jezelf kon zijn. Je viel in augustus 2020, je grote zege kwam er in april 2022. Dat is een lange periode van onbehagen.

“Klopt, maar het was ook geen kleine val hè, mijn heup was naar de vaantjes. Dat krijg je niet één-twee-drie in orde. Er was een enorme impact op alle spieren rond die heup, mijn lijf had een enorme klap gekregen en had tijd nodig om te herstellen. Bovendien was er die vertraging in de winter van 2020-2021 omdat ik iets te vroeg opnieuw was begonnen en nog pijn had. Intussen tikte de tijd verder. Pas sinds augustus vorig jaar voel ik weer dat ik dicht bij mijn oude niveau ben, maar de prestaties waren nog wisselvallig. In de winterperiode en tijdens de stages in december en januari merkten we dat alles steeds meer in de plooi viel, dat mijn prestaties stabieler werden en mijn niveau steeds beter werd, vooral sinds mijn hoogtestage op de Teide. Sindsdien rijd ik op een enorm hoog niveau en dat is gewoon het niveau dat ik altijd moet hebben.”

Je hebt de voorbije maanden een paar keer gezegd dat je terug de oude was. Toch kreeg je nog vaak het deksel op de neus.

“Dat klopt, vorig jaar voelde ik af en toe flarden van mijn oude zelf, maar zat er geen regelmaat in mijn prestaties. Dat was vervelend, want je denkt dat je vertrokken bent voor een paar goede uitslagen en plots is daar weer die tegenslag. Pas sinds een paar maanden is mijn niveau stabiel en misschien zelfs beter dan vóór mijn val. Ik heb nog maar één slechte dag gehad dit seizoen en dat was in de koninginnenrit in de Tirreno-Adriatico. Wellicht lag dat aan mijn voorbereiding.”

Hoe bedoel je?

“De meeste jongens die daar de top tien haalden, hadden een hoogtestage in de benen. Ik niet: wij hadden voor een andere aanpak gekozen, zonder veel specifieke klimtraining. Toen ik bergop plots zoveel tijd verloor, was dat even een klopken in mijn hoofd. Maar al bij al kon ik dat vrij snel naast me neerleggen. Na de Tirreno-Adriatico vertrok ik op hoogtestage naar de Teide, heb ik veel meer klimtrainingen afgewerkt en viel ik ook een kilo af. Sindsdien rijd ik veel beter bergop en dat loonde de voorbije weken. Eigenlijk is het simpel: als ik me op iets toeleg, veel klimmen bijvoorbeeld, dan wéét ik dat de resultaten vroeg of laat zullen volgen. Maar soms moet je keuzes maken, en dit voorjaar werkten we naar de Ronde van het Baskenland en Luik-Bastenaken-Luik toe. We hebben op mijn explosiviteit gewerkt, op heel hard versnellen en het verschil maken: dat zag je bij die aanval op La Redoute. Het langere klimwerk kreeg voor de Tirreno wat minder aandacht. Als je dan tegen de tweevoudige Tourwinnaar moet opboksen, wordt het moeilijk.”

Vlak voor de start van de Tirreno zei je: ‘Als ik hier naar huis word gereden door Tadej Pogacar, dan is dat maar zo. Dan weet ik dat ik nog heel hard moet werken.’ Eerlijk: als je zoiets vertelt, geloof ik je niet: jij toont normaal altijd je ambitie.

(schiet in de lach) Euh, maar echt, ik meende dat, hoor. Ik ben meer realist geworden. Kijk, als ik tegen Pogacar moet strijden, dan weet ik intussen dat ik zeker niet de eerste, maar ook niet de laatste zal zijn die naar huis wordt gereden. Hij was al ontzettend sterk in de Strade Bianche (die hij een paar dagen voor de Tirreno-Adriatico won, red.). Ik ben volwassen genoeg geworden om me erbij neer te leggen dat hij nog een maatje te groot is. Natuurlijk ben ik nog altijd ambitieus en wil ik er elke wedstrijd het maximum uit halen, maar als het niet gaat, dan is dat niet het einde van de wereld. Uit die etappe heb ik veel geleerd. En zo zal ik elke koers dingen leren en stappen zetten.”

Na de finish van die koninginnenrit was je zwaar ontgoocheld en mocht je van je team niet met de pers spreken. Hoe hard moet er dan ’s avonds op je ingepraat worden om die teleurstelling te plaatsen?

“Goh, eigenlijk niet zo heel hard, omdat we bij de analyse van de data ook zagen dat er veel goeds te rapen viel uit die etappe. Ik verloor tijd op de eerste beklimming, maar daarna, toen we een tweede keer over de Monte Carpegna fietsten, reed ik sneller dan de eerste keer. Ik had dus gewoon een zwak moment op die eerste klim, maar kon me wel nog herstellen. Uiteindelijk haalde ik nog veel renners in en strandde ik maar op vier minuten van de winnaar en op drie minuten van de andere favorieten, dus het was zeker geen complete inzinking. Het heeft geen nut om mezelf dan af te breken of aan mezelf te beginnen twijfelen. Ik was in de tijdrit al tweede geworden na Filippo Ganna, in de vijfde etappe, toen we die verkeerde afslag namen, had ik ook kans om te winnen, en zonder die mindere dag in de koninginnenrit had ik misschien wel het podium gehaald. Dan heb je een heel ander verhaal.”

Leggen we de lat te hoog? Als Maxim Van Gils de Saudi Tour wint, spreken we over een glansprestatie. Als jij het jongerenklassement wint in de Ronde van het Baskenland en met een vierde plaats net naast het podium valt, is dat niet goed genoeg.

“Tja, dat is nu eenmaal zo. Ik ging voor het eindpodium in het Baskenland, aan die jongerentrui is geen aandacht besteed. Het is niet altijd makkelijk. Ik ben nog altijd maar 22, hè.”

Vergeten we soms dat je nog zo jong bent?

“Soms wel. Ik fiets nog maar sinds mijn 17de, in april zat ik vijf jaar op de fiets. Dat is niet veel in wielerjaren. Ik heb nog progressiemarge.”

Word je soms zenuwachtig als je anderen ziet? Pogacar is 23 en won al twee keer de Tour de France. Egan Bernal is 24 en won al de Giro en de Tour.

“Maar zij koersen al langer dan ik. Ik mag niet kijken naar andere renners en hun prestaties, want dan ga ik mezelf opjutten en zenuwachtig maken om zo snel mogelijk hetzelfde te realiseren. Dat is geen goede manier van werken. Ik bekijk het jaar per jaar, doel per doel. Behalve Pogacar en Bernal zijn er trouwens niet zoveel renners die al zulke resultaten kunnen neerzetten, zeker niet op hun 22ste. Dus zo slecht ben ik niet bezig.

“Het verschil is... (denkt even na) Kijk, in het begin van mijn carrière leek alles wel vanzelf te gaan, ik won bijna alles waar ik mijn zinnen op zette. Na mijn val moest ik plots geduldig leren te zijn en heel hard werken om opnieuw de oude te worden. Dat was zwaar, fysiek en mentaal. Nu maak ik niet meer zulke grote of snelle sprongen als in het begin van mijn carrière, maar ik maak wel nog steeds progressie. In plaats van naar anderen te kijken, focus ik op mezelf: dat is het enige wat ik in de hand heb. Als iets niet lukt, als ik ontgoocheld ben, dan probeer ik daar nu sneller overheen te stappen.”

Is het enkel die zege in Luik die je rust heeft gegeven of was het eerder een proces van maanden?

“Ik zit al een tijdje echt goed in mijn vel, na mijn overwinning in Luik is dat alleen maar beter geworden. Ook voor de ploeg was die winst van groot belang, zeker na onze mindere campagne in het voorjaar.”

Patrick Lefevere ziet een nieuwe Remco Evenepoel, één met meer geduld, ook in de koers. Lange tijd was dat niet je beste eigenschap.

(lacht) Dat is zeker waar. Ik dacht dat ik iedere keer op een spectaculaire manier moest winnen, aanvallen van ver en een mooie, lange solo brengen. Intussen heb ik ingezien dat dat niet de meest efficiënte manier is om koersen te winnen, ik heb dit jaar geleerd: wacht, val aan met één gebalde versnelling en ga er dan honderd procent voor. Gelukkig had ik daar ook de benen voor. (lacht) Ook in het dagelijks leven probeer ik rustiger te zijn en geduld te hebben. Ik benader de dingen op een andere manier, niet alleen op de fiets.”

Hoe belangrijk is de rol van Michaël Verschaeve, de mental coach van de ploeg?

“Hij is zeker belangrijk, al heb ik hem dit jaar nog niet veel gesproken. Eén of twee keer in het voorjaar, en dan daags voor Luik- Bastenaken-Luik. Dat was een heel kort gesprek, omdat hij aanvoelde dat ik helemaal anders was dan voordien, heel relaxed en kalm. Hij voelde dat ik alles wel op een rijtje had. En voor de rest is er vooral veel contact via WhatsApp en telefoontjes. Vorig jaar hoorde ik hem veel meer, toen had ik hem ook veel meer nodig.”

‘Ik ben volwassen genoeg geworden om me erbij neer te leggen dat hij nog een maatje te groot is’: Remco Evenepoel over zijn evolutie
Beeld Photo News

KOFFIE EN PANNENKOEK

Na je val was je veel bezig met mindfullness. Lees je nog steeds zulke boeken?

“Veel minder. Vorig jaar had ik dat echt nodig om alles een plaats te kunnen geven, om te leren allerlei zaken op een andere manier te bekijken en aan te pakken. Nu gebruik ik veel van die inzichten, bewust en onbewust, in mijn dagelijks leven. Alles is veel meer down to earth, ik heb… (zoekt naar woorden) Ik worstel gewoon minder met bepaalde zaken, er is minder donder in mijn kopje. Ik slaag er beter in om met moeilijke dingen om te gaan, mijn scherpe kantjes zijn wat afgebot. (lacht)

Toch was er dat akkefietje in de Brabantse Pijl met INEOS Grenadiers.

(blaast) Ja, iedereen haalt altijd dat ene voorbeeld aan. Het was een incident in de koers, ik maakte een onbewuste beweging die niet had mogen gebeuren (hij duwde Ben Turner opzij, red.). Het was een fout waarvoor ik me na de koers meteen verontschuldigd heb.”

Na de Olympische Spelen werd gezegd dat je geen teamspeler zou zijn, en toen je na het WK je beklag deed over de ploegtactiek, werd dat je ook niet in dank afgenomen. In je entourage rees ongerustheid over je reputatie in het peloton, dat je niet genoeg vrienden zult overhouden.

“Nou, ik vind dat heel goed meevallen. (lacht) Ik heb me de voorbije maanden zeker niet speciaal anders gedragen om vrienden te maken. Ik schiet met heel veel renners in het peloton goed op en ik kan met iedereen een praatje slaan. Ik heb nog nooit een kwaad gesprek gehad, ook niet met Gianni Vermeersch (er was een incident met hem in de Benelux Tour vorig jaar, red.). In de jongste Ronde van Noorwegen reden we vaak in elkaars buurt en hadden we lange babbels: dat incident is allang vergeten. Dus ik ervaar het alleszins niet zo, dat ik weinig vrienden heb in het peloton. Als er eens een akkefietje is, dan praat ik dat meteen na de koers of in de eerstvolgende wedstrijd uit, zoals met Tim Wellens in de Brabantse Pijl of met de jongens van INEOS Grenadiers. Dat is allang vergeten en vergeven, aan beide kanten.”

In een dubbelinterview met Philippe Gilbert in Het Laatste Nieuws noemde je Gilbert de populairste renner van het peloton. Spiegel je je aan hem?

“Ik neem wel een voorbeeld aan hem, ja. Als je Phil ziet rondrijden in het peloton, dan zie je dat hij nooit ruzie zal hebben. Bij Iljo Keisse en Julian Alaphilippe merk ik dat ook. Daar streef ik naar, en dat wil ik zo houden voor de rest van mijn carrière.”

Tadej Pogacar verloor na de Ronde van Vlaanderen even z’n cool en riep een paar keer ‘fuck you’ naar Dylan van Baarle. Dat passeerde zonder al te veel erg. Als jij zoiets zou doen, is het kot meteen te klein.

(voorzichtig) Of ik nu iets goed of fout doe, er zal altijd wel commentaar zijn. Er zijn heel wat ogen op mij gericht en er zal altijd meer van me verwacht worden, zowel qua resultaten als naast de koers. Ik moet dat aanvaarden, en dat lukt me ook steeds beter.”

Je zegt het zelf: heel wat ogen zijn op je gericht. Kun je voor iedereen goed doen? Onlangs hoorde ik van vrienden op fietsvakantie in Spanje dat Mathieu van der Poel niet vriendelijk was omdat hij niet met hen wilde poseren in wielerbar Velosol, terwijl jij dat wel deed. Da’s niet fair, want ik weet dat Mathieu wel vaak poseert voor foto’s. Eén keer iets weigeren en je hebt een dikke nek.

“Het is inderdaad niet makkelijk. Pas op, ik poseer ook niet altijd met volle goesting, maar het hoort erbij. Ik denk dan gewoon terug aan hoe ik zelf als kleine jongen was, hoe ik naar het na-Tourcriterium ging in Aalst in mijn groene trui van Robbie McEwen en op de foto wilde met mijn idool. Als je dan als kind die foto krijgt, ga je door je dak. Dus dat prent ik me in: gun die mensen een foto, want voor hen betekent dat veel. Oké, als ik net aan tafel zit in de Velosol en ze mijn koffie en pannenkoek brengen, vraag ik wel om me de tijd te geven om die op te eten. Maar daarna wil ik graag op de foto.

“Iets anders is het als ze op training in mijn wiel zitten, dan ben ik vrij resoluut.”

Hoe bedoel je?

“Soms gebeurt het dat mensen in Spanje in mijn wiel hangen zonder dat te vragen en daar houd ik niet van. Op training ben ik met mijn vak bezig, en ik zou niet de eerste zijn die valt door een ander. Dus dan draai ik me om en leg ik dat uit: ik ben hier niet om te spelen of me te amuseren en de toerist uit te hangen. Wat jij doet is gevaarlijk, dat heb ik liever niet. Dan wordt dat wel gerespecteerd.”

Het duwincident met Ben Turner in de Brabantse Pijl.Beeld rv

In en naast het peloton zijn er veel raadgevers en heeft iedereen wel een mening over Remco Evenepoel. Hoe moeilijk is het voor jou, als jonge gast, om de juiste keuzes te maken?

(lacht) Vroeger alleszins moeilijker dan nu. Ik luister naar bijna niemand meer buiten mijn entourage. Dat maakt het makkelijker en leidt ertoe dat ik minder gestresseerd ben. Het heeft geen zin om naar iedereen te luisteren. Er wordt zoveel gezegd en geschreven, zoveel raad gegeven, maar uiteindelijk zijn de mensen die het écht goed met je menen degenen die het dichtst bij jou staan.”

Om wie gaat het dan?

“Mijn ploegleider bijvoorbeeld, Klaas Lodewyck. Hij staat het dichtst bij mij, samen met trainer Koen Pelgrim. Pas op, ik kom met alle ploegleiders goed overeen: met bijna elk van hen heb ik wekelijks contact en ik vind het fijn dat er geen kliekjes gevormd worden. Ik heb graag dat ik goed lig bij de staf, de mecaniciens en verzorgers, en ik probeer een plezante jongen te zijn in de ploeg. Maar met Klaas en Koen voer ik de meest intense gesprekken. Verder heb ik ook een goede band met hoofdmecanicien Nicolas Coosemans, die niet zo ver van mij woont.”

MEER MAN

Wat is het domste wat je de voorbije weken over jezelf hebt gelezen?

“Oei, dan moet ik even nadenken.”

Ik help je even: het advies om het ook in de Vlaamse klassiekers te proberen.

(lacht) Inderdaad, plots werd dat overal geopperd. Kijk, het zou misschien ooit weleens kunnen, maar het spreekt me gewoon niet aan. Ik reed nu het trio Brabantse Pijl, Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, en dan merk ik toch dat mijn passie meer bij die laatste twee wedstrijden ligt. En de Brabantse Pijl leunt dan nog meer aan bij het Ardense werk dan bij de Vlaamse klassiekers, dus dat kun je niet meteen een typisch Vlaamse koers noemen. Koersen met lange beklimmingen, zoals in de Ardennen of zoals in het Baskenland: ik vind dat gewoon plezanter, ik kom er meer tot mijn recht.”

Voor Vlaamse koersliefhebbers is dat een beetje vloeken in de kerk: jij, de chouchou van Vlaanderen, wordt niet gek van onze kasseikoersen, terwijl buitenlandse profs vol lof over die wedstrijden praten.

(snel) Dat begrijp ik en het is niet dat ik er niet van houd. Als ik van thuis uit een lange training van vijf, zes uur moet afwerken, dan kies ik al snel voor de Vlaamse Ardennen – veel liever dan de kanten van Overijse, want dan moet ik door een bos en dat is niet goed voor mijn materiaal. (lacht) Ik fiets graag in die streek, ik sta ook wel mijn mannetje in die koersen, maar mijn passie ligt bij andere wedstrijden, met langere beklimmingen.”

Je koerst momenteel op een wolkje en zit opnieuw goed in je vel, maar er zijn ook renners die het moeilijk hebben en gewoon stoppen, zoals Tom Dumoulin. Je bent vaak van huis, om te koersen en om te trainen. Is dat het zwaarste aan je vak?

“Het klopt dat ik vaak van huis ben, maar ik vind trainen in Spanje heel goed meevallen. Ik heb met Oumi (Oumaïma Rayane, zijn vriendin, red.) een heel goede regeling gevonden. Als ik in Spanje train, dan ben ik de eerste dagen meestal alleen, maar de laatste week komt ze langs. Zo valt het mentaal minder zwaar, omdat ik na de trainingen het gevoel heb dat ik thuiskom. Voor de rest ga ik zeker niet klagen. Ik ben graag prof, ik vind fietsen prettig en reis de wereld rond. Onlangs koerste ik in Noorwegen en heb ik echt genoten van de mooie landschappen onderweg, zowel tijdens de koers als nadien op de bus.

“Wat is dan het lastigst aan mijn profbestaan? Tja, het afzien tijdens de koers of op een zware training, maar dan weet je dat het een doel heeft en bijt je door die pijn.”

Geraint Thomas vertelde me ooit dat het voortdurend bezig zijn met zijn gewicht hem het zwaarst viel.

(knikt) Dat kan ik me wel voorstellen, in mijn eerste jaar was dat ook een moeilijk punt, maar nu heb ik een goede balans gevonden. Mijn lichaam is ook volwassen geworden, iets meer ‘man’. Er zijn dagen dat ik extreem op mijn voeding let, maar ik vind dat relatief, want ik moet sowieso veel eten om mijn trainingen te kunnen afwerken: het is dus niet zo dat ik honger lijd. Het gebeurt allemaal heel berekend en dit jaar lukt dat goed. Tegen de Vuelta moet er nog een kilo af, maar meer niet.”

Maar eerst is er nog het BK op de weg en tegen de klok (dit interview werd afgenomen voor het BK, red.).

“Klopt, en als tijdrijder mag ik niet superscherp staan. Mijn tijdrit is mijn wapen, dat moet zo blijven.”

MEER MAN
Beeld Photo News

Je werd al Belgisch kampioen bij de jeugd, nog nooit bij de profs. Je lijkt me dit jaar meer kansen te hebben in de tijdrit dan in de wegrit.

“Het BK in Middelkerke is inderdaad nagenoeg volledig vlak, het lijkt me vergelijkbaar met het kampioenschap in Gent (waar Tim Merlier in de sprint won, red.), maar wellicht is het nog iets minder lastig. Ik acht mijn kansen op de titel klein, maar op het BK tijdrijden in Gavere heb ik wel mijn zinnen gezet. Het zou leuk zijn mocht ik eindelijk eens een driekleur pakken.” (Evenepoel werd vorige week Belgisch kampioen uin het tijdrijden, red.)

Wout van Aert is er niet bij in Gavere.

“Klopt, maar er staan nog veel sterke renners aan de start. Vorig jaar stond ik op vijf van de zes kampioenschappen op het podium, maar nooit op het hoogste schavot. Dat was een beetje zuur, want ik had het gevoel dat er twee keer meer in zat.”

Welke kampioenschappen?

“Op het BK tijdrijden en het EK op de weg. Na die kampioenschappen had ik een dubbel gevoel, en ik was wel graag het seizoen met een trui gestart. Op het BK was ik kansloos in de sprint tegen Edward Theuns en Wout van Aert, maar op het EK in Trento heb ik heel hard geprobeerd om Sonny Colbrelli eraf te rijden. Helaas was hij te sterk en in de sprint is hij sneller dan ik. En op het BK tijdrijden vorig jaar was ik vooraf misschien iets te zelfzeker, en was ik de supergemotiveerde en supersterke thuisrijder Yves Lampaert vergeten. Dat zilver was een domper, maar gelukkig was het Yves en kon ik me daar snel overheen zetten.”

Op dit BK tijdrijden stoot je wellicht op een supergemotiveerde nieuwe inwoner van Gavere: Victor Campenaerts. Houd je rekening met hem?

(lacht) Zeker en vast. Ik vermoed dat hij het parcours uit het hoofd kent en de voorbije weken heel veel op z’n tijdritfiets heeft getraind. En we kennen Victor: als hij iets in zijn hoofd steekt, focust hij zich daar voor tweehonderd procent op. Dus ik houd hem zeker in de gaten. Maar ik ga er alles aan doen om die driekleur te veroveren: het wordt weleens tijd dat ik een titel pak. (lacht)

© Humo