Direct naar artikelinhoud
ToekomstdenkerArash Aazami

Energie-expert Arash Aazami: ‘Straks kunnen we ’s avonds koken met de stroom uit autobatterijen’

Energie-expert Arash Aazami: ‘Straks kunnen we ’s avonds koken met de stroom uit autobatterijen’
Beeld Wouter Van Vooren

Energie, en niet geld, is de basis van iedere economie. Arash Aazami (45) pleit voor een wereld waarin we energie weer lokaal opwekken en uitwisselen. ‘Alle antwoorden voor onze energiebevoorrading zijn aanwezig in de natuur. Kijk maar hoe een bos zichzelf in stand kan houden.’ 

Arash Aazami richtte in 2010 ’s werelds eerste energiebedrijf op dat meer verdiende door minder ­energie te verkopen. Vandaag is hij als sociaal ondernemer een van de bezielers van het ­Internet of Energy (IoE), waarbij gebruikers hun energie oneindig down- en uploaden uit lokale hernieuwbare bronnen. 

Dit gedecentraliseerd systeem zet de wereld op zijn kop, want het ontkoppelt de peperdure nationale netten met energiereuzen aan de knoppen. Of beter: zijn IoE ordent de wereld zoals ze altijd is geweest want, zo vertelt hij ons vanuit Rotterdam, “alle antwoorden voor onze energiebevoorrading zijn aanwezig in de ­natuur, waarin alles met elkaar is verweven. Kijk maar hoe een bos zichzelf in stand kan houden.”

Een nieuw energiesysteem geïnspireerd door het bos? Legt u dat eens uit.

“Het bos is een energiesysteem dat 100 procent circulair is, regeneratief en zelfvoorzienend, ­decentraal, afvalvrij, volledig op hernieuwbare bronnen gebaseerd, en het functioneert al duizenden en duizenden jaren. Je zou kunnen stellen dat de blaadjes van elke boom fungeren als een soort organische zonnepaneeltjes, die zonlicht in energie omzetten. Ik vind dat een inspirerend voorbeeld om te kijken welke principes van dat ecosysteem we ­kunnen overnemen als ontwerp voor ons regeneratief energie­systeem voor de ­toekomst.”

Arash Aazami: ‘Energiebedrijven krijgen de keuze: een nieuw model omarmen of sterven.’Beeld RV

Uw vergelijking tussen het natuurlijke Internet of Trees en het idee van een Internet of Energy is inspirerend, maar wat we ook zien in een bos is dat sommige boomsoorten goed bij elkaar groeien, en ­andere elkaar doden. Hoe bouw je een ­decentraal energienetwerk uit dat niet in conflict komt met zijn ­omgeving?

“Naar die antwoorden zoeken we nu. We ­komen inderdaad allemaal uit een energie­systeem waar conflict altijd een gegeven is. Ik gebruik vaak een wereldkaart met de Global Peace Index, die laat zien wat de mate van ­vrede is in een gebied, en toon dan een overlay met de plekken van de wereld waar we het grootste deel van onze energie vandaan halen. Het zijn allemaal conflictgebieden! Dat is geen toeval meer. Conflict en energie zijn nu ­onlosmakelijk met elkaar verbonden. 

“Onze zoektocht richt zich op een nieuwe balans, net zoals in een ecosysteem. Dit gaat niet zonder slag of stoot. We zijn daarin lerende. Nu doen we nog te veel een beroep op ­allerlei grondstoffen die uit conflictgebieden ­komen (lithium voor batterijen bijvoorbeeld, of coltan voor halfgeleiders, red.). En na een aantal jaren exponentiële groei van zonnepanelen zien we dat ook hun afvalberg enorm groeit. Daarop moeten we antwoorden vinden.”

Hebt u al een antwoord gevonden?

“Lokale grondstoffen exploreren en gebruiken. Zoals de Gouden Eeuw van Nederland (17de eeuw, red.) aangedreven werd door houten wind- en watermolens, zullen we ook nu op zoek moeten gaan naar wat we in onze leef­omgeving het best kunnen benutten. De weg die we nu inslaan kent ook zijn limieten. Ik was vorig jaar nog in een Poolse kopermijn. Daar leerde ik dat in een gemiddelde windmolen nog 4.700 kilo koper zit! In een e-wagen zit vijf keer zoveel koper als in een benzine-auto! Nu blijft het emissievoordeel van een e-wagen en een windmolen enorm, maar dat koper is echt wel een probleem.

“Als er hier geen koper in de grond zit, zullen we dus koper moeten gebruiken dat we  uit onze afvalberg recycleren. Als we er te weinig hebben, zullen we op zoek moeten naar alternatieve grondstoffen, ook lokaal. Het kan soms zo simpel zijn dat je in plaats van fotovoltaïsche zonnepanelen met 3D-print een folie maakt met lokale grondstoffen en daarmee ook een interessant energierendement haalt.

“Waar we inspiratie uit kunnen halen, zijn de initiatieven om mensen naar Mars toe te ­brengen. Deze ruimtereizigers van de toekomst zullen ook geen beroep kunnen doen op ­geïmporteerde grondstoffen. Ze moeten er leren omgaan met hun omgeving. Dat fundamenteel onderzoek zal ons helpen anders met ons energiesysteem om te gaan. Zelf blijf ik overigens heel graag op onze mooie aarde wonen.”

Wie is Arash Aazami? • geboren in 1977 in Zaandam, Nederland • energie-expert, ondernemer • oprichter van Unify.energy, stichter vanThe Internet of Energy Initiative en bestuurder van stichting Universal Right • eerder actief als: oprichter van BAS Energie, manager bij Eneco en muzikant • publicaties, onder meer: Ethics at Work (coauteur, 2022), Digitalisering en energie, méér dan de som der delen (2021) 

In welke technologische evolutie stelt u het meeste vertrouwen om de grote omslag te ­maken?

“Er is geen silver bullet. We hebben jarenlang zon, wind, aardwarmte of thoriumreactoren opgehemeld. De sleutel voor mij is technologie­diversiteit. Hoe meer verschillende manieren we met elkaar kunnen integreren om tot een regeneratief, op hernieuwbare energie ­gebaseerd, functioneel systeem te komen, hoe beter het zal werken én cyberveilig zal zijn.”

Passen modulaire kerncentrales in deze mix?

“Het discours rond kernenergie is zwaar gepolitiseerd. In grote conventionele kerncentrales zie ik geen toekomst. Ze zijn te centraal. Ook uranium is schaars en er wordt om gevochten. Er is ook de afvalproblematiek. Maar modulaire, kleinschalige kernreactoren kunnen op een aantal plekken wel heel veel waarde hebben.

“Ik denk dan aan industrieën die grote hoeveelheden energie nodig hebben op een klein oppervlak, zoals een staalsmelterij. Met windturbines zou je honderden hectare grond rondom nodig hebben om zo’n fabriek aan te drijven. Wel zie ik dan de behoefte dat dit soort ­fabriek zich zo veel mogelijk integreert met omliggende energienetwerken. Wat doe je bijvoorbeeld met de restwarmte die zo’n fabriek nu uitstoot? Nu verwarmen we er bij wijze van spreken de lucht mee en kopen wij tien kilometer verderop aardgas om onze huizen te verwarmen. Ik zou veel meer integratie willen zien, waarbij via warmtenetten de resthitte van ­fabrieken de omgeving ten goede komt.”

Welke technologieën passen het best bij onze huishoudens?

“In elke wijk is de diversificatie anders. Er is nu een trend naar elektrificatie. Er zal meer stroom gebruikt worden in ruil voor minder moleculen, die nu primair gebruikt worden voor de warmtevoorziening. Maar warmtevoorziening voor een huishouden kost vier tot vijf keer meer energie dan de elektriciteitsvoorziening. Willen wij de warmtevoorziening elektrificeren, dan zullen we vijf keer zoveel elektriciteit ­moeten maken dan er nu is. 

“Wat ik daar niet aan vind kloppen, is dat veel van die stroomproductie ­vervolgens weer omgezet wordt in warmte, ­terwijl we die elders kunnen halen. Een voorbeeld. Ik woon in Zuid-Holland, rijk aan aardwarmte. Het geothermische potentieel wordt bijna niet gebruikt en is nochtans groter dan de totale behoefte aan warmte in de hele provincie. We moeten de aardwarmte aanwenden zonder te elektrificeren.

Arash Aazami ziet een meer hernieuwbare energietoekomst: ‘Ik kan me goed voorstellen dat mijn vermogensopbouw voor mijn pensioen ooit in de vorm komt van een weiland met zonnepanelen.’Beeld Kees van de Veen

“Maar het allerbelangrijkste voor huishoudens is systeemintegratie. Een lokaal surplus aan zonne-energie kun je omzetten in warmte, die je in de zomer opspaart als een buffer voor de winter. Dit wordt een belangrijk antwoord op onze gas-afhankelijkheid. Het aanleggen van een warmtebuffer kan ook op wijkniveau. We hoeven niet allemaal individueel warmtepompen te installeren. Zulke investeringen kun je verdelen over verschillende huishoudens. Dan krijg je wijk­energie-installaties. Steeds meer ­coöperaties experimenteren daarmee.”

Elke wijk krijgt volgens u dan ook een ­energiebuffer. Maar hoe?

“In veel gevallen kun je een energiebuffer aanleggen met ondergrondse warmwateropslag of basaltblokken, die nu al experimenteel ­verwerkt worden in woningen om warmte in op te slaan.

“Wat ook erg belangrijk zal worden, is de ­integratie met elektrisch vervoer. Al die geparkeerde accu’s van e-wagens moeten we benutten als buffers. Alleen al in België zullen volgens Fluvius in 2050 zo’n 4 miljoen e-wagens rondrijden. Tel dat op met het aantal kilowatt­uur dat in die batterijen zit, dan zal dat een ongelooflijk groot deel van het antwoord bieden op het ­balanceren van energiebehoefte op wijkniveau. Het evenwichtig laden en ontladen van al die auto’s zal de druk op al die netwerken ontzettend verlagen. Het betekent dat we ’s avonds kunnen koken met de batterijen van de auto’s in de buurt.”

Energie wordt zo belangrijker dan geld als waarde-eenheid, stelt u. Waarom?

“Ik ben al sinds 2011 bezig met het hele idee dat alle waarde die we in de economie creëren haar grondslag vindt in energie, of je nu CEO bent van een staalfabriek of een taxichauffeur. Zelfs als je alleen puppy’s in beeld brengt op You­Tube is je corebusiness onlosmakelijk verbonden met energie. Energie is dus de werkelijke valuta voor de reële economie. 

“We zijn ergens de notie kwijtgeraakt dat ­economieën vroeger rond energie draaiden. Nu worden ze gedicteerd door een financieel ­systeem, waarvan energie nochtans de basis is. Een energiesysteem kan functioneren zonder dat er banken bestaan, maar een bank kan niet zonder energiesysteem.

“Nu we het energiesysteem weer decentraliseren en mensen in staat stellen zelf energie te produceren, worden wij eigenlijk allemaal geldscheppende instanties. Als ik mijn dak vol leg met zonnepanelen en het net kan bevoorraden, ben ik een brenger van reële waarde in de economie. Ik kan me goed voorstellen dat er een dag komt dat mijn vermogensopbouw voor mijn pensioen misschien wel in de vorm komt van een weiland met zonnepanelen. Dan geldt vermogen letterlijk als vermogen, omdat er ­dertig jaar lang stroom in het systeem komt waarmee ik geld kan verdienen. Ik vind het heel spannend én beangstigend omdat ­niemand van ons zich kan voorstellen welk ­effect dit zal hebben op onze economie en ­sa­­menleving.”

Daarom zegt u in uw lezingen letterlijk: ­‘power to the people’, maar ook dan krijg je toch een onderscheid tussen hen die kunnen investeren in energie-alternatieven en hen die dat niet ­kunnen?

“Ik ben een pleitbezorger voor de erkenning van toegang tot energie als mensenrecht. Geen mens kan functioneren zonder toegang tot energie. Nog steeds leven 2,9 miljard mensen in energie-armoede. Een groot deel van de dag verzamelen ze biomassa om te kunnen koken.

In die tijd kunnen ze niet werken, kinderen ­opvoeden, onderwijs volgen, enzovoort. 

“Energie-armoede is bijna een ‘death trap’. Je komt er niet uit tenzij je geholpen wordt. Ook hier neemt dit toe door de oorlog in Oekraïne. Er dreigt een spiraal van verarming voor de meer kwetsbaren, maar ook voor de mensen die het in hun dagelijks leven te druk hebben om alternatieven te zoeken. Velen werken nu netto misschien wel één dag op de vijf om hun energierekening te betalen. Dat is tragisch. Hoe eerder we tot een model kunnen komen waarin energie een basisvoorziening is, hoe meer tijd ze hebben om meer te betekenen voor hun ­gezin en samenleving.

“Een voorbeeld uit West-Afrika, waar ik ben opgegroeid: het elektrificeren van een huis­houden alleen al zorgt voor meer dan 10 procent meer inkomen. Het geboortecijfer ligt er ook ineens 25 procent lager. Meer kinderen presteren er beter op school omdat ze met kunstlicht ’s avonds kunnen studeren. Energie instellen als een sociale basisvoorziening heeft een énorme impact.”

We verbranden 500 miljoen jaar fossiele brandstof in een tijdspanne van 500 jaar. Dus we moeten één miljoen keer minder verbruiken dan nu, stipt u tijdens lezingen aan. Daar­voor heb je een radicale omslag nodig, maar wij werken toch nog met tussenstappen zoals hybride wagens. Is dat nu zinloos?

“Hybride wagens waren een goede transitie-­technologie omdat ze ons als mensen lieten wennen aan de noodzaak van een omslag, maar ze zijn niet het antwoord. We adopteren e-wagens nu beter omdat we eerst hybrides hadden. Maar om nú nog steeds brandstof- en hybridewagens te verkopen, vind ik wel onzin.

“Bij ons is de transitie moeilijker dan in ­Afrika omdat we iets moeten loslaten. Voor een deel is dat ons luxegedrag, voor een deel omdat sommigen macht moeten loslaten. Ik denk ­bijvoorbeeld aan aandeelhouders van een gasbedrijf. De relatieve zekerheid dat je als energiebedrijf elke maand naar een paar miljoen klanten een factuur kunt sturen is voorbij als alle mensen zelfvoorzienend worden. We hebben nood aan palliatieve zorg voor de huidige energie-industrie, omdat we het huidige model vaarwel zeggen. Energiebedrijven krijgen de keuze: een nieuw model omarmen of sterven.”

Blijft de uitdaging: deze omslag financieren. Hoe doe je dat?

“We kiezen vooral de technologie op basis van financiële return op energie-investeringen. Nu is er een evolutie naar de vraag: wat is de energiereturn op de kapitaalinvestering? Hoeveel geld stoppen we ergens in om er de maximale hoeveelheid energie uit te halen? Maar ik ­bepleit daarna nog een stap: focus op de ­energiereturn van de energiebron zelf. Hoeveel energie kost het om een energie-opwekker neer te zetten, te exploiteren en hoeveel energie ­levert dat op tijdens de levensduur? 

“Bij een kolencentrale zal dat nog altijd een factor lager zijn dan één: je haalt nooit meer energie eruit dan je er kolen instopt. Bij een zonnepaneel kun je energie stoppen in het ­ma- ken van het paneel, maar in zijn leven brengt het twaalf keer zoveel energie in het systeem dan dat ervoor werd gebruikt! Met een relatief lage financiële investering kun je een enorm energiepotentieel vrijmaken voor mensen die dat financieel niet kunnen dragen. Dit vergt een ommezwaai van ons economisch model.”

U bepleit peer-to-peer-energiemodellen. Hoe werkt dat?

“We leven in een realiteit van energieproducenten en -consumenten. Nu ontstaat er een exponentiële groei van de prosumenten, gebruikers die tegelijk energie kunnen produceren en gebruiken. In een gedistribueerd energiesysteem is iedereen prosument. Net zoals op het internet, waar we met elkaar informatie uitwisselen, krijg je een peer-to-peersysteem waarbij we ­allemaal energie uitwisselen. Zo krijg je een veel grotere lokale energie-autonomie. Een ­regionale netbeheerder zal zo ook minder ­problemen van verschillen tussen vraag en ­aanbod hebben dan nu. Er is nu sprake van congestie, van ‘file’ op het net, die alleen nog maar dreigt toe te nemen.

Lokale energienetwerken beheren vereist ook actieve participatie van de lokale samenleving. Wordt dat niet moeilijk in een tijd waarin individualisme lijkt toe te nemen?

“Het is een realiteit die we onder ogen moeten zien. Educatie zal een heel grote rol spelen. ­Tegelijk denk ik wel dat wij als energie-ontwikkelaars een heel belangrijke verantwoordelijkheid hebben om oplossingen universeel toepasbaar te maken. De ‘nerdy’ energie-interfaces van nu moeten logischer en intuïtiever worden. Zoals je geen computerexpert meer moet zijn om op het internet te surfen, zou je ook geen energie-expert moeten zijn om prosument te worden.

“Maar je hebt gelijk, er zijn wijken waar niet meer met elkaar wordt gepraat. We zullen moeten verbinden. Een festival als Tomorrowland, en onze geplande conferentie Love Tomorrow daar, is een goed voorbeeld dat je deze toe­komst­cultuur al kunt omarmen. De 125 hectare van het festivalterrein op De Schorre wordt een voorbeeld van hoe een regeneratief communaal energiesysteem werkt. Binnenkort bouwen ze een jaar lang energiebuffers op lokaal niveau op, om daarmee drie festivalweekends te organiseren. Misschien kunnen in de toekomst de bezoekers die met een e-wagen rijden ook hun energie delen met het festival, zodat er nog een weekend méér gedanst kan worden. Door op die manier te leren kijken, kan energie een enorm verbindend element tussen mensen worden.”

U bent een technologie-optimist?

“Ja, neem kunstmatige intelligentie. Door AI distantiëren we ons niet van de natuur, maar komen we juist dichter bij de natuur. AI maakt net zoals het ecosysteem logische keuzes. Als je AI toepast op het zoeken naar lokale grondstoffen, zullen ze natuurlijker keuzes maken dan onze eigen brain engineering. Daarin ben ik een technologie-optimist. Ze kan onze samen­leving helpen beter verweven te zijn met de natuur.”

Dit brengt ons terug bij de vergelijking met het bos. Daar zijn alle bomen bijna even hoog omdat het micellair netwerk de nutriënten verdeelt. Kan AI volgens u onze samenleving zo ook helpen gelijker maken?

“Ja, maar dat zal afhankelijk zijn van fundamentele keuzes. Eén ervan is de vraag wie het algoritme bezit. AI kan niet goed of slecht zijn, maar de programmeur kan het wel sturen. Er werden algoritmes ontworpen die in milliseconden ­aandelenkoersen tegen elkaar afzetten om te speculeren, zonder erbij stil te staan dat één transactie 700 mensen met een gezin in de werkloosheid kan duwen. Dat soort AI is niet ethisch. Dat geeft te denken. Moet een algoritme wel eigendom zijn van bedrijven zoals Google? Horen algoritmen niet thuis in de commons, ten dienste van het algemeen belang? 

“Een democratie moet zich gaan verdiepen in de algoritmiek. Daar liggen sleutels voor een eerlijkere samenleving. Zolang wij denken dat die algoritmiek toegepast kan worden om één partij te bevoordelen, blijft de neiging bestaan tot centralisme, ook in ons energiesysteem. Ik laat me inspireren door Tim Berners-Lee, die in 1989 het www-protocol voor het internet ontwikkelde. Wij hebben een energie-equivalent nodig om mensen in staat te stellen met elkaar verbonden te zijn zonder vast te zitten aan dure leveranciers die technologiekeuzes afdwingen en onevenredig veel macht verwerven.

“Want een bos waarin 80 procent van het voedsel voor bladeren toegewezen wordt aan één boom, zal niet overleven. Daarom botst ons huidig energiesysteem, ­gedomineerd door energiereuzen, op zijn ­limieten. Net zoals de mensheid gebaat is bij biodiversiteit, zijn we gebaat bij energie- en technologiediversiteit.”

Arash Aazami is een van de sprekers op Love Tomorrow. Deze duurzaamheidsconferentie, verbonden aan ­Tomorrowland, vindt plaats op 28 juli, lovetomorrowconference.com.