Direct naar artikelinhoud
InterviewStien den Hollander (21)

‘In de eerste week na het Songfestival durfde ik niet meer uit te gaan. En zie mij hier nu eens zitten’: S10 is veel meer dan haar getroebleerde verleden

‘Ik ben voor veel bang – naar de supermarkt gaan, de tram nemen – maar ik sta onbevreesd op het podium. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat mijn muziek de moeite waard is.’Beeld Bob Van Mol

Ze ging voor Nederland naar het Songfestival, bracht deze week een nieuwe single uit en staat straks op het podium van Pukkelpop. S10, ook bekend als Stien den Hollander (21), rekent al zingend af met de demonen uit haar verleden. ‘Ik heb besloten dat mijn leven leuk zal zijn.’

Wanneer ik geflankeerd door Stien den Hollander de ­Instroom Academy binnenloop, kan de ober van dienst zijn ogen niet geloven. “Stien”, zegt hij, terwijl zijn wenkbrauwen de hoogte ingaan. Hij kijkt haar aan alsof ze een ex is die hij al jaren niet meer heeft gezien. Dan zegt hij dat hij haar tijdens het Songfestival ‘De diepte’ heeft horen zingen. En dat haar lied sindsdien weigert om zijn hoofd te verlaten. “Jouw ‘Diepte’ is een oorwurm. Maar wel de mooiste oorwurm die ik ooit heb gehoord.”

Nadat hij zijn wenkbrauwen opnieuw in de buurt van zijn ogen heeft gedropt, vraagt hij Stien minzaam of hij met haar op de foto mag. Ze staat het lachend, maar een beetje onwennig toe. “Ik had niet verwacht dat ik hier herkend zou worden”, verklaart ze wat later haar terughoudendheid. Maar eigenlijk bedoelt ze: kun je ook een beroemde popster worden zónder met je fans op de foto te moeten, ook al zijn ze lief?

Antwerpen heeft een cadeau voor ons: een goudomrande zomeravond. De zon denkt nog lang niet aan ondergaan, een zomerbries komt regelmatig onze gezichten strelen en de Antwerpse haven baadt in het soort licht waarmee doorgaans alleen Toscaanse bergdorpjes worden overgoten.

We outen ons allebei als zomerzielen: mensen die zonnecrème de status van parfum toekennen en tijdens een avondlijke autorit hevig ontroerd kunnen worden door een buitenspiegel die de laatste restjes zonlicht weerkaatst. “Tijdens de zomer heb ik de hele tijd zin om in Amsterdam op een terras te zitten en bier te drinken”, zegt Stien. Maar vanavond is een tafel in de mooiste refter van Antwerpen ook goed.

Met haar lange blonde haren en haar zwarte baggy kleren verschilt de Stien die voor me zit weinig van de S10 die op het Songfestival­podium in Turijn haar hart leeg zong. Maar soms, wanneer er onverwacht een gespreksvacuüm ontstaat, zie ik een wat schuchterder Stien, nog op zoek naar de handleiding van haar bekendheid. Wanneer we over haar drukke festival­agenda praten, zegt ze dat ze het liefst ’s nachts optreedt. “Als het donker is, zie je het publiek minder goed. Dat vind ik fijn. Als ik de toeschouwers te goed zie, gebeurt het dat ik denk: wat zitten jullie nou toch naar mij te kijken?” (lacht)

‘Het Songfestival was bij momenten insane. Ik heb me er echt door moeten lachen. Maar ik heb er ook veel van geleerd.’Beeld Bob Van Mol

Vroeger dacht ze tijdens het zingen soms aan haar boodschappenlijstje. Of vroeg ze zich af of ze het strijkijzer wel uit het stopcontact had gehaald. Maar haar deelname aan het Songfestival heeft haar als artiest doen groeien, zegt ze. “Ik heb in Turijn bijna elke dag zangles gehad: ik sta vocaal sterker dan ooit. En Wende Snijders gaf me een performancetraining. Aan elke zin van ‘De diepte’ moest ik een beeld, een herinnering koppelen. Zo startte er in mijn hoofd een film als mijn liedje begon. En verdwaalde ik niet langer in gedachten als: ‘Wie zit er allemaal in de zaal? Past mijn pak wel bij me? Zitten mijn schoenen wel lekker?’

“Het Songfestival was bij momenten insane. Ik heb me er echt door moeten lachen. Maar ik heb er ook veel van geleerd: wie ik wil zijn als artiest, hoe ik mezelf wil uitdrukken, wat ik moet doen om mijn focus te behouden. Ik heb in Turijn mijn artistieke coming-of-age beleefd. En toch heb ik helemaal mijn ding kunnen doen. Ik heb geen grammetje van mijn persoonlijkheid hoeven in te leveren.”

Ondanks haar prille leeftijd heeft S10 in Nederland al meer harten veroverd dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. ‘De diepte’ werd binnen de 24 uur meer dan één miljoen keer gestreamd. En twee weken geleden bracht ze nog een uitverkochte Paradiso in extase. Om uw kennisachterstand zo vroeg mogelijk in dit stuk weg te werken: een korte, zij het niet-geautoriseerde biografie.

Stien den Hollander wordt op 8 november 2000 geboren in Hoorn. Haar vader verdwijnt kort na haar geboorte uit haar leven, ze groeit op in het gezelschap van haar moeder en haar tweelingbroer. Het gros van haar jeugd brengt ze door in Abbekerk, een dorpje in Noord-­Holland dat twee bezienswaardigheden claimt: een witgepleisterde Hervormde Kerk en een museum waar Westfriese oudheden tentoon­gesteld worden.

Ze begint muziek te maken wanneer ze 14 is. Vier jaar later liggen er al twee ep’s van haar in de Spotify-rekken: Antipsychotica (2017) en ­Lithium (2018), beide genoemd naar de medicijnen die ze moet slikken in de psychiatrische instelling waar ze een tijdlang verblijft. Nog eens twee jaar later kan ze aan haar discografie nog een ep (‘Diamonds’) en twee albums toevoegen: Snowsniper (2019) en Vlinders (2020). Voor Snowsniper mag ze een Edison – het Nederlandse equivalent van een MIA – in ontvangst nemen, voor Vlinders werkt ze samen met kleppers als Zwangere Guy en Ronnie Flex. Tussendoor maakt de VPRO de documentaire Storm om mij heen – over haar passage in de geestelijke gezondheidszorg – en noemt de Volkskrant haar ‘de meest oorspronkelijke stem van de Nederlandse hiphop’.

‘Als ik een verdrietig liedje zing, wil ik dat het mooi eindigt. Dat er weer wat licht binnengloort. Bijna niks is het einde van de wereld.’Beeld Bob Van Mol

Hiphop? Jawel: vóór ‘De diepte’ en ‘Adem je in’, haar recente hits, omschreef de Nederlandse pers haar muziek als ‘een mengeling van hiphop en indiepop, met kille, duistere synths en al even donkere teksten’. Woorden die u ook toen al met een kilootje zout mocht nemen: S10 dribbelt al zeven jaar net zo elegant om muziekgenres heen als Neymar Junior om verdedigers. Ga haar muziek dus vooral zelf ontdekken: op 19 augustus speelt ze op Pukkelpop, op 6 oktober in Trix in Antwerpen. Is de annexatie van België een dingetje voor haar? Of maakt ze in deze krijgszuchtige tijden liever geen territoriale aanspraken?

“Ik heb al een tijdje het gevoel dat mijn muziek in België niet echt landt. Ik heb met ‘De diepte’ wel in de Belgische hitparade gestaan, maar evengoed heb ik in Antwerpen al een show moeten afgelasten omdat er maar dertien kaartjes verkocht waren. Ik heb de verovering van België dus een beetje losgelaten. Belgen houden van alternatieve muziek. Misschien vinden ze mijn vroegere nummers te onvolwassen en mijn huidige te commercieel.”

Of misschien houdt de Belg van duidelijkheid en vindt hij het ­vervelend dat hij je niet in één ­muzikaal hokje kan huisvesten.

“Dat zou jammer zijn, want ik zal me nooit tot één specifiek genre bekeren. Ik wil met alle soorten producers en artiesten kunnen samenwerken. Misschien maak ik ooit een album dat integraal uit piano­nummers bestaat. Of sluit ik me een tijdlang bij een Londense band aan. Er zijn nog zoveel muzikale werelden waarin ik op wandel kan gaan. Ik kijk ernaar uit om die allemaal te ontdekken.”

Op je veertiende speelde je je liedjes nog op gitaar, maar dat vond je ‘te pussy’. Je had geen zin om de zoveelste breekbare singer-­songwriter te worden? Je wilde je ­zielenroerselen vertalen in iets stoerders?

“Ja. Ik had alleen maar een gitaar gekocht omdat dat ding mij de kortste weg naar het podium leek: als je wilt optreden, heb je een gitaar nodig, dacht ik. Maar ik kende slechts een paar akkoorden en dus voegde ik met mijn laptop elektronische beats aan mijn nummers toe. Een pure singer-songwriter ben ik nooit geweest.”

Waar gaf je je eerste concert?

“In een cafeetje op Terschelling. Ik had allerlei kroegen gebeld en gezegd: ik wil graag bij jullie optreden. Tien kroegbazen hingen op, de elfde zei: kom maar. En dus trok ik met mijn gitaar en mijn laptop naar West-Terschelling. ‘Showtje geven, lukt me wel’, dacht ik. (lacht) Dat ik op mijn veertiende zo roekeloos was, vind ik nog steeds mooi.”

Heb je die onbesuisdheid kunnen bewaren?

“Ja. Ik ben voor heel veel dingen bang – naar de supermarkt gaan, de tram nemen, in een restaurant zitten – maar ik sta volkomen onbevreesd op het podium. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat mijn muziek de moeite waard is.”

Het Parool omschreef je shows als ‘oud en sereen, en jong en wild tegelijk’. Dat lijkt me op het eerste gezicht ook een prima omschrijving van Stien den Hollander zélf.

“Klopt: ik heb zowel een rustige als een onstuimige kant. Al neig ik de laatste tijd toch iets vaker naar baldadigheid. (lacht) Mijn carrière is best wel groot geworden. De druk en de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaan, hebben een tegenwicht nodig. Onlangs smokkelde ik mijn vrienden binnen in het Amsterdamse Soho House: ik had tickets versierd voor de set van dj Kaytranada. Nog diezelfde nacht infiltreerden we de Melkweg om de vip-plaatsen op het hiphopfeest van een kwistige sjeik op te eisen. (lacht) Ik hou ervan om met mijn vrienden random ergens naartoe te gaan en te zien wat er gebeurt. Hoe ouder ik word, hoe meer ik behoefte heb aan onbeschroomd jong zijn.”

BIO

• geboren in Hoorn, Nederland, op 8 november 2000 • debuteert in 2017, met de ep Antipsychotica • daarna volgen de ep’s Lithium (2018) en Diamonds (2019), en de albums Snowsniper (2019) en Vlinders (2020) • wint in Nederland een Edison in de categorie Alternative voor Snowsniper • maakt in België nummers met Zwangere Guy (‘Achter ramen’) en Bazart (‘Onderweg’) • eindigt op 14 mei elfde op het Eurovisiesongfestival in Turijn • brengt begin november een nieuw album uit  

We bestellen bij de Palestijnse ober een Italiaanse wijn om ons hoofdgerecht uit Irak gezelschap te houden. De avondzon schijnt in onze ogen. Ik overweeg om binnen mijn zonnebril op te zetten, maar realiseer me op tijd dat alleen popsterren dat mogen. Stien den Hollander zou er wél mee wegkomen. Maar gelukkig is ze niet van het ‘zie mij hier eens ondoorgrondelijk zitten wezen’-type.

Op haar achttiende schrijft ze zich in aan de Utrechtse Herman Brood Academy, de onderwijsinstelling die zich op het internet als volgt aanprijst: ‘Wij bieden een leeromgeving waarin de dynamiek van en processen in de popmuziekwereld al werkelijkheid is. Centraal staat de muziek die in verschillende contexten wordt gemaakt. Om van die muziek daadwerkelijk een product te maken, vervullen de studenten diverse functies, zoals dat in de professionele wereld gebruikelijk is.’ Ik vraag Stien of het ondanks die vreselijke woorden toch een beetje leuk was aan de Herman Brood Academy.

(lacht) “Ja hoor. Ik was er omringd door zielsverwanten, zat er vaak in de studio, leerde er contracten opstellen, dat was allemaal heel erg fijn. Alleen: op een gegeven moment had ik het al zo druk met mijn carrière dat ik geen tijd meer had om nog naar school te gaan. Halverwege het tweede jaar overwoog ik om ermee te stoppen. Maar na overleg met de leiding van de school besloot ik om één keer per week te komen lesgeven en op die manier mijn diploma te behalen. 

“‘Songwriting’, noemden we mijn vak. Maar om eerlijk te zijn: ik was een beroerd docent. Ik childe gewoon een beetje met de studenten. ‘Laat je lievelingsvideoclip maar eens zien’, zei ik. Of ik toonde een filmpje waarin performancekunstenares Marina Abramovic een satanisch ritueel voltrok en zei: ‘Kijk, dit is nou vrij zijn.’ (lacht) Als ik een nieuw liedje klaar had, liet ik het altijd eerst aan mijn medestudenten horen. Als zij het vet vonden, wist ik dat het goed was. Ook ‘De diepte’ heb ik eerst aan hen laten ­horen en pas nadien aan de Songfestival­com­missie.”

Je jongste album, Vlinders, bracht je twee jaar geleden uit. Voor iemand van 21 is dat een eeuwigheid.

“Daarom snak ik ook naar de release van mijn nieuwe album in november: ik ben er echt aan toe om nieuwe nummers te zingen. Bovendien hoor ik op mijn oude albums heel wat dingen die ik vandaag anders zou doen. Al hou ik nog altijd van de onbezonnenheid waarmee ik ze heb gemaakt. Ik liet mijn ideeën niet lang in de weegschaal liggen, ik voerde ze gewoon meteen uit. 

“Ten tijde van Vlinders bedacht ik dat het wel leuk zou zijn als een kunstenaar met behulp van oude Nikes grote vlindervleugels voor me zou maken. Vierduizend euro heb ik voor die vleugels betaald. Vandaag liggen ze onder mijn bed omdat ik niet zou weten waar ik ze anders kwijt moet.” (lacht)

Zijn de eerste jaren van een muzikanten­carrière de leukste?

“Misschien wel. Toen ik mijn eerste liedjes opnam in een studio onder de Dam, had ik niks te verliezen en alles te winnen. Ik had geen verplichtingen, ik kon gewoon lekker muziek maken. Dat kan ik vandaag natuurlijk nog steeds, maar sinds ik succes heb, heb ik toch beduidend meer verantwoordelijkheden. Als ik ­morgen beslis om voortaan enkel nog rare, ­alternatieve muziek te maken, mag ik het aan mijn platenlabel gaan uitleggen.”

In De Balie in Amsterdam zong je onlangs ‘De oude man’ van Ramses Shaffy. In dat nummer woont de mooie zin: ‘Muziek in zijn ziel, ­gelukkig en verloren.’ Je vertelde het publiek in De Balie dat die zin vrij accuraat je huidige gemoedstoestand beschrijft.

“Ik voel me heel gelukkig en heel verloren, ja. Enerzijds weet ik donders goed wat ik aan het doen ben, anderzijds heb ik geen idee van wat er nog op me afkomt. Ik sta met beide voeten op de grond, maar tegelijkertijd ben ik aan het zweven. Wat ik overigens niet als een probleem ervaar. ‘Gelukkig en verloren zijn’ lijkt me een spannender vorm van geluk dan ‘gelukkig en verzadigd zijn’.”

‘Natuurlijk is het leven af en toe kut. Maar als je thuis regelmatig een goeie fles wijn opentrekt, valt het allemaal nog wel mee.’Beeld Bob Van Mol

Waar droom je van op professioneel vlak? Ik las dat een loopbaan zoals die van Anouk je wel wat lijkt: met één liedje doorbreken en vervolgens nog twintig vetbetaalde ­optredens per jaar geven.

“Ik wil nog heel lang optreden en muziek uitbrengen. Maar ik wil ook ontzettend graag een gezin. Ik kijk er nu al naar uit om voor mijn toekomstige kinderen broodjes te smeren en ze met de fiets naar school te brengen. Vandaar de aantrekkelijkheid van het Anouk-model: zij bewijst dat je én een mooie carrière kunt hebben én een intens gezinsleven. Precies wat ik zelf ook voor ogen heb. Ik wil op een dag het warme nest creëren dat ik zelf niet heb gehad. En dat mijn ouders en de generaties vóór hen ook niet hebben gehad. Ik wil een patroon door­breken.”

Ze gaat even naar buiten om voor de ingang van het restaurant een sigaret te roken. Boven haar, op de gevel van het Instroom-gebouw, staat in grote letters: ‘Soms is het gewoon wachten, Stormkop, tot de wind je vangt.’ Het zijn woorden die het verhaal van Stien den Hollander onbedoeld, maar treffend samenvatten: tussen haar veertiende en haar zeventiende leek het leven haar te ontglippen, tot ze besloot om alles wat haar deed wankelen uit haar bestaan te bannen en haar hart beetje bij beetje kon beginnen te revalideren.

Over de psychische problemen waar ze een tijdlang mee kampte, is in Nederland al veel gezegd en nog meer geschreven. De ongemakkelijke samenvatting: ze werd geplaagd door een uitgebreid assortiment van angsten, hoorde stemmen in haar hoofd, viel ten prooi aan psychoses en depressies, ondernam meerdere zelfmoordpogingen en werd een tijdlang opgenomen in een psychiatrische kliniek. Maar Stien den Hollander is veel meer dan haar getroebleerde verleden. En dus praat ze liever over het licht aan het einde van de tunnel dan over de tunnel zelf.

“Het verhaal over mijn vroegere psychische problemen is in de buitenwereld een onderdeel van mijn identiteit geworden. Maar de laatste keer dat het echt slecht met me ging, is inmiddels vier jaar geleden. Ik heb me losgemaakt van mijn verleden. Wat er toen speelde, definieert niet langer wie ik ben. Daarom praat ik er in interviews niet zo graag meer over. Dat doe ik in mijn privéleven namelijk ook niet.

“En toch blijven journalisten mijn woelige adolescentie ter sprake brengen. Dat begrijp ik ook wel, alleen komen ze met hun vragen veel te dichtbij. Een journalist vroeg me ooit zonder omwegen: ‘Hoe zit het nu met die stemmen in je hoofd? Wat zeggen ze zoal tegen je?’ Ik dacht: ik ken jou helemaal niet, waarom zou ik dat in godsnaam aan jou vertellen?

“Het is niet zo dat ik nooit meer over vroeger wil praten. Maar het moet wel op een liefde­volle manier gebeuren. En dat is vaak niet het geval. Mensen realiseren zich niet hoe traumatiserend mijn verleden is geweest. En hoe ont­wrich­tend het nog altijd kan zijn om erover te praten.

“Vorige week ging ik naar het concert van een artiest naar wie ik heel vaak luisterde toen het niet goed met me ging. Ik zag in het publiek veel jongeren die het zichtbaar moeilijk hadden. Dat greep me echt bij de keel. Net zoals de verhalen van fans die hun eigen suïcidale verleden met me delen. Ik ken de dynamiek die ze beschrijven heel goed. Maar het is niet gezond voor me om daar opnieuw in mee te gaan. Het triggert me, het kan me opnieuw de afgrond in drijven. Ik moet maar in een gebouw komen dat qua architectuur lijkt op de kliniek waarin ik ben opgenomen of mijn hart gaat al te keer. Ik moet mezelf een beetje beschermen.”

Dat je vandaag gelukkiger bent dan op je ­zeventiende: heeft de psychiatrie daar op een of andere manier toe bijgedragen? Of heb je jezelf het leven aangeleerd?

“Het laatste. De manier waarop de geestelijke gezondsheidszorg in Nederland functioneert, is niet echt bevorderlijk voor de ontwikkeling van een jongvolwassene. Wat mij heeft gered, is mijn beslissing om mijn onveilige thuissituatie, waar ik niet te veel over wil uitweiden, resoluut achter mij te laten. Het had heel anders met me kunnen aflopen als ik dat níét had gedaan. 

“Maar ik ben dapper geweest: ik ben op mijn achttiende over het ravijn gesprongen. Met een lege bankrekening en een volle emotionele rugzak. En toch kan ik vandaag in de spiegel kijken en zeggen: ‘Moet je kijken, Stien: je hebt een fijn leven en heel veel leuke mensen om je heen.’”

‘Ik neem tattoos wanneer er iets buitengewoons staat te gebeuren. Vandaag dacht ik nog: het is tijd voor een paar nieuwe. Ik voel aan alles dat ik een bijzondere tijd tegemoetga.’Beeld Bob Van Mol

Heb je je moeder ooit verweten dat ze je in een psychiatrische kliniek heeft laten ­opnemen?

“Over mijn moeder praat ik liever niet. Maar om je vraag toch enigszins te beantwoorden: ik word niet verteerd door ‘was het allemaal maar niet gebeurd’-gedachten. Ik geloof dat het leven ons in grote mate overkomt. Sommige gebeurtenissen kun je beïnvloeden, de meeste niet. Ik kan me dus wel neerleggen bij het verhaal van mijn adolescentie. Min of meer toch.” (lachje)

Jezelf het leven aanleren: hoe deed je dat? Naar verluidt boekte je op je achttiende een reis naar Ibiza om je van je angsten te bevrijden. Kwam je er al reizend achter dat het ­leven gewoon doorgaat als er iets gênants gebeurt of je de controle verliest?

“Als ik voor iets bang ben, zoek ik mijn angsten op en probeer ik ze recht in het gezicht te kijken. In de eerste week na het Songfestival durfde ik niet meer uit te gaan. Toen heb ik mezelf gedwongen om elke dag in mijn eentje ergens een koffie te gaan drinken, tot ik de buitenwereld weer aankon. En met succes: zie mij hier vanavond eens zitten.” (glimlacht)

Je noemde je vroegere thuissituatie onveilig. Zonder je tot ongewilde confidenties te willen verleiden: wat heb jij nodig om je wél ­veilig te voelen?

“Ik heb vooral nood aan gezonde relaties. Met mensen die me vertrouwen. Die ervan uitgaan dat ik het goed bedoel. En die me dus niet straffen of pijn doen als ik iets fouts doe. Want dat heb ik vroeger veel te vaak meegemaakt. Het goede nieuws is: ik héb momenteel zulke gezonde relaties. Mijn vrienden en ik benoemen niet elkaars lelijke, maar elkaars mooie kanten. We kennen en begrijpen elkaar door en door. En als we er samen op uit trekken, vieren we het leven. Er is nooit ruzie, nooit gezeik. Heerlijk is dat.”

Toch deelde je op Twitter een sombere tweet van de Nederlandse rapper Jonna Fraser: ‘Maakte ik geen muziek, had ik geen therapie. Wie het meest entertaint, heeft vaak het meest verdriet.’

“Ik herkende mezelf in die woorden. Ik ben iemand die mensen blij wil maken. Die iedereen aan het lachen wil brengen. Maar mijn drang om te entertainen is toch geworteld in een soort van verdriet: een sluimerende droefenis, die ik overal mee naartoe neem. Al klinkt dat erger dan het is: ik kan mijn verdriet heus wel de baas. Een van mijn grootste talenten is ervoor zorgen dat het goed met me gaat.

“In een interview zei ik onlangs: ‘Het leven is in principe kut en af en toe gebeurt er iets leuks.’ Maar eigenlijk is dat helemaal niet waar. Natuurlijk is het leven af en toe kut. Maar als je thuis nu en dan een kaarsje aansteekt en regelmatig een goeie fles wijn opentrekt, valt het allemaal nog wel mee. Ik maak me in ieder geval niet langer druk om dingen waarover ik geen controle heb. Ik heb besloten dat mijn leven leuk zal zijn.”

Je wil ook het leven van je luisteraars niet bemoeilijken: je waakt erover dat je teksten hen niet op zelfdestructieve gedachten brengen. Dat is mooi, maar je kunt als artiest toch niet verantwoordelijk gesteld worden voor hoe mensen op je muziek reageren?

“Misschien niet, maar ik wil op een gezonde ma­nier met mijn carrière omgaan. In de muziek van sommige artiesten zit iets verwoestends. Iets giftigs, iets naars. Ik wil niet dat dat in míjn nummers ook het geval is. Als ik een verdrietig liedje zing, wil ik dat het mooi eindigt. Dat er op het einde weer wat licht binnengloort. Ik wil la­ten zien dat bijna niks het einde van de wereld is.”

'Routine maakt mensen rustig, zeggen psychiaters. En dat klopt.'Beeld Bob Van Mol

Op haar keel, ter hoogte van haar stembanden, is een ankh getatoeëerd: volgens de oude Egyptenaren de sleutel tot liefde en oneindigheid. Op haar kuiten staan geïnkte versies van Medusa en Maria, bien étonnées de se retrouver ensemble. Op haar rechterarm prijkt het mistroostige poppetje dat ook op de Pink Moon-­cover van Nick Drake zweeft. En op haar linkerarm staan zes streepjes. Elk streepje staat voor iets waar ze trots op is. En er is ruimte zat voor nog méér streepjes. “Ik neem tattoos wanneer er iets buitengewoons staat te gebeuren. Wanneer er een nieuwe fase in mijn leven aanbreekt. Toevallig dacht ik vandaag nog: het is weer tijd voor een paar nieuwe tattoos. Ik voel aan alles dat ik een bijzondere tijd tegemoetga.”

We drinken koffie, het einde van de avond sluipt op zomerslippers dichterbij. Bij wijze van epiloog bespreken we nog of het wel klopt dat mensen met het ouder worden ook wijzer worden. Senioren trekken zich vaak terug in hun herinneringen, zeg ik. En hoewel het daar met een beetje geluk fijn vertoeven is, is het meestal niet de plek waar je wereldbeeld nog interessante evoluties doormaakt.

“Dat zou kunnen. Maar wat ik aan het leven van oude mensen niettemin leuk vind, is dat ze hun dagen zo strak indelen. Ze doen elke week op precies dezelfde dag boodschappen, kopen elke week precies dezelfde producten en bereiden daar elke week precies dezelfde maaltijden mee. Dat vind ik om een of andere reden erg aantrekkelijk.” (lacht)

“Als je in een psychiatrische kliniek verblijft, wordt je leven ook in een mal gegoten: op maandag eet je aardappelen, op dinsdag broccoli, op woendag vis, alles ligt op voorhand vast. Routine maakt mensen rustig, zeggen psychiaters. En dat klopt ook wel: als je psychisch ziek bent, helpt het dat je over een boel dingen alvast níét hoeft na te denken. Zelfs vandaag probeer ik mijn dagen nog altijd een vaste structuur mee te geven: ik sta elke dag min of meer op hetzelfde uur op en ga grosso modo op hetzelfde uur slapen. Ik voel dat ik daar baat bij heb. Er is niks mis met een minimum aan ­routine en huiselijkheid.”

En dus vertrekt Stien den Hollander na haar laatste slok koffie meteen terug naar haar huis in de Amsterdamse Jordaan. Een dik jaar woont ze er nu: naar haar normen best lang. En toch wil ze er nog een hele tijd blijven. Ze is er thuis. Ze is er gelukkig. Ze is er veilig. Soms is een huis geen verblijfplaats, maar een overwinning.

S10 speelt op 19 augustus op Pukkelpop en op 6 oktober in zaal Trix in Antwerpen. 

``