Direct naar artikelinhoud
InterviewTim en Annekin Pauwels

De kinderen van Luc Pauwels: ‘Ik merk dat de kritiek van collega’s op het boek van mijn vader wel iets met hem doet’

De kinderen van Luc Pauwels: ‘Ik merk dat de kritiek van collega’s op het boek van mijn vader wel iets met hem doet’
Beeld Koen Bauters

Niemand legt ingewikkelde energievraagstukken beter uit dan VRT-onderzoeksjournalist Luc Pauwels. Met kernenergie, gascentrales of sjoemelsoftware in dieselwagens hebben zijn kinderen Tim en Annekin niet veel, maar vaders neiging om alles in vraag te stellen hebben ze overduidelijk wél geërfd. Zijn rebelse kantje evenzeer. 

Tim en Annekin Pauwels ontvangen ons in de ouderlijke woonst, waar de laatste fase van een verbouwing aan de gang is.

Een gok: met de stijgende energieprijzen zijn jullie de woning energiezuiniger aan het maken?

Tim: “Deels. Isolatie was zeker een issue, maar er moest van alles gebeuren. We hebben ook zonnepanelen op het dak en er ligt vloerverwarming – dat is blijkbaar beter – maar het is zeker geen passiefwoning. (wijst naar de houtkachel) Die gebruiken we ’s winters ook.”

Is dat wel ecologisch verantwoord?

Tim: “Het is vooral handig omdat we heel veel knotwilgen hebben. Die groeien sneller dan we het hout kunnen opbranden. Het snoeiwerk doet papa zelf, al is hij helemaal niet zo handig. Toen ik hem een keer hielp om een dikke tak af te zagen, zei ik nog: ‘Ben je zeker dat die niet op die oude schommel gaat vallen?’ – ‘Jaja.’ Waarop die tak natuurlijk wél op de schommel terechtkwam.”

Annekin: “Papa probeert ons wel energiezuinigheid bij te brengen. Overal in huis vind je van die stopcontacten die je kunt uitzetten met één knop, en hij zal ons altijd op het hart drukken alle lichten uit te doen als we de deur uit gaan.”

Annekin, die naam hoor je niet elke dag.

Annekin: “Mensen vragen me vaak of het iets met Star Wars te maken heeft. Nee, dus. Het is een Middelnederlandse variant van Anneke. Ik ben er wel blij mee: als ik mijn naam intik in een naamzoeker, krijg ik nul resultaten. Ik besta zogezegd niet.”

Jullie zus Wenke, die niet zoveel zin had in een interview, heeft ook geen alledaagse naam.

Annekin: “Haar naam hadden papa en mama in één of ander tv-programma gehoord.”

Tim: “Bij mij hadden ze duidelijk nog geen inspiratie. Die is pas achteraf gekomen.”

Jij bent dus niet vernoemd naar je vaders collega?

Tim: “(lacht) Papa werkte toen nog niet bij de VRT. Op mijn mailadres van de VUB krijg ik wel soms mails voor hem. En om de zoveel tijd heb ik papa aan de lijn, als hij zich weer eens van Tim vergist.”

Jij bent aan de VUB je master biomedische wetenschappen aan het afwerken.

Tim: “Eigenlijk heet het een ‘geïntegreerde educatieve master gezondheidswetenschappen’, een hele mondvol. Ik heb een apart en lang traject afgelegd aan de universiteit. Eerst heb ik een bachelor biomedische wetenschappen behaald aan de UGent, maar dat puur theoretische zinde me niet. Jarenlang onderzoek doen naar één soort celreceptor voor één type eiwit: niks voor mij. Toen ben ik overgeschakeld op een bachelor communicatiemanagement, maar ook dat was niet helemaal wat ik wilde. Zie je, ik hou van wetenschappen, maar ik communiceer ook graag. Ik hou ervan om dingen bevattelijk te maken die niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn.”

Annekin: “Daar is hij echt goed in. Vorig jaar begreep ik niet veel van de leerstof statistiek, maar Tim wist het me perfect uit te leggen.”

Een beetje zoals een – we zeggen maar iets – wetenschapsjournalist dat doet?

Tim: “(lacht) Ja. Ik heb er wel al over nagedacht, maar mijn interesse gaat toch meer uit naar lesgeven. Als ik straks mijn masterproef heb afgewerkt, wil ik proberen om voor de klas te gaan staan.”

In de voetsporen van jullie moeder? Zij geeft ook les.

Tim: “Ze is leerkracht Engels en Nederlands aan een middelbare school in Brussel. Het lijkt me een uitdaging om jongeren die misschien totaal niet geïnteresseerd zijn in je vak, er toch warm voor te krijgen. Niks schenkt meer voldoening, denk ik.”

Je vader vertelde dat je masterproef gaat over welke factoren de slaagkansen verhogen op het ingangsexamen geneeskunde.

Tim: “Bijna goed. (lacht) Ik heb onderzoek gedaan bij de eerstejaarsstudenten biomedische en farmacie aan de VUB. Wat maakt dat sommigen meer kans hebben op slagen dan anderen? We zullen wel zien wat de resultaten zijn, ik ben er nog volop mee bezig.”

Altijd gelijk

Annekin, over jou zei je vader: ‘Van de drie kinderen is zij het meest geneigd om in de journalistiek te gaan.’

Annekin: “Ik heb net mijn eerste jaar communicatiewetenschappen aan de UGent achter de rug. Ik denk wel dat papa het tof vindt dat ik voor die richting heb gekozen – hij heeft zelf eerst Germaanse en dan een postgraduaat communicatie gedaan – maar hij zal me nooit pushen. Ik zie mezelf wel voor tv of de radio werken, maar ik betwijfel sterk of ik ooit voor de journalistiek kies.”

Jullie vader is zelf niet altijd opgetogen over zijn vakgebied. Hij schreef er net nog een kritisch boek over: Journalistiek in tijden van fake news.

Tim: “Ik erger me soms ook aan de journalistiek. Als Will Smith een klap uitdeelt op de Oscar-uitreiking, moet je daar dan een half journaal aan wijden? Na vijf minuten wist ik het wel. Om het met een quote van Neveneffecten te zeggen: ‘Als er geen nieuws is, is er geen nieuws.’”

Ben je fan?

Tim: “Ja, van al hun werk. Basta is een geniaal programma, dat duidelijk nog niks aan relevantie heeft ingeboet.”

Annekin: “Papa stopte zelfs een voorbeeld uit Basta in zijn boek: hoe een totaal verzonnen nieuwsbericht door Neveneffecten was verspreid, over hoe Open Vld’ers meer seks hebben dan politici van andere partijen. Verschillende nieuwsredacties hebben dat bericht toen klakkeloos overgenomen.

“Ik vind papa’s kritiek wel terecht. Je moet jezelf altijd in vraag blijven stellen, zeker als je zo’n beroep uitoefent.”

Tim: “Ik wil hier niet ongebreideld reclame maken voor zijn boek, maar het is echt niet zomaar een potje met de vinger wijzen. Hij heeft lang getwijfeld of hij het wel zou schrijven en heeft er nachtenlang aan zitten werken. Hij vroeg me de eerste versie te proeflezen. Ik heb hem de raad gegeven zijn boodschap hier en daar wat kernachtiger te formuleren, maar inhoudelijk viel er geen speld tussen te krijgen. Niks mis met wat onderbouwde kritiek, zolang je research maar goed zit. Ik denk niet dat er veel journalisten zijn die zich zo hard in een onderwerp vastbijten als hij, soms zelfs op het randje van het obsessieve. Dat maakt het niet altijd makkelijk om met hem samen te leven, maar het maakt wel een betere journalist van hem.”

Annekin: “Als hij aan het werk is, is hij bijna niet aanspreekbaar. Roep ik dat het eten klaar is, dan hoort hij het niet. Meestal roep ik dan luid: ‘Luc!’ Dan luistert hij wel. Soms lijkt het alsof hij op zijn eigen planeet zit.”

Tim: “Dat komt doordat hij zijn job zo graag doet. Ik zeg hem dat vaak al lachend: ‘Ben je weer met je hobby bezig?’ Het enige wat hij naast het werk nog doet, is fietsen. Maar zelfs dan stopt hij niet met praten over het werk. We fietsen vaak samen en dan maak ik er een spelletje van: hoelang blijft hij praten vóór hij doorheeft dat ik niet meer antwoord? Het haalt weinig uit: hij blijft het gewoon uitleggen.”

Altijd gelijk
Beeld Koen Bauters

Zijn de plooien al gladgestreken met de collega’s die zich op de tenen getrapt voelen door zijn boek?

Tim: “Daar ga ik niet te veel over zeggen. Er is nog altijd een interne discussie gaande. Dat is logisch, misschien zelfs gezond.”

Maar hij trekt zich die kritiek niet al te hard aan?

Annekin: “Hij zal het nooit met zoveel woorden zeggen, maar ik merk wel dat het hem iets doet. Zeker als de kritiek onterecht is. Ik probeer hem dan duidelijk te maken: ‘Denk aan alle complimenten die je hebt gekregen.’ Die waren veel talrijker dan de kritiek.”

Toen tien jaar geleden De keizer van Oostende verscheen, het boek over Johan Vande Lanotte dat hij samen met collega Wim Van den Eynde heeft geschreven, zette de VRT hem even op non-actief. Hadden jullie toen een andere vader in huis?

Annekin: “Nee. Hij bleef redactiewerk doen, hij mocht alleen even geen reportages buitenshuis maken. Hij deed gewoon wat hij altijd doet: bellen. Urenlang.”

Tim: “Hij zat hier zeker niet te kniezen. Hij wist dat hij gelijk had en dat hij alle aantijgingen kon weerleggen.”

Heeft hij altijd gelijk?

Tim: “Dat nu ook weer niet, maar hij weet wel héél veel. Hij is erg kritisch. Voor anderen, maar ook voor zichzelf. Ik vertelde daarnet al hoe hij erop hamert dat we de lichten moeten uitdoen. Maar als hij alleen thuis is, durft hij zelf ook weleens alle lichten in huis te laten branden.”

Annekin: “En dan heeft hij er geen enkel probleem mee als je hem op die inconsistentie wijst: ‘Goed bezig, energiespecialist.’ (lacht)

Kijken jullie altijd als hij in Het journaal of Terzake te zien is?

Annekin: “Nee. Meestal krijg ik het nieuws binnen via sociale media. Ik volg VRT NWS op Instagram, dat is handig voor de updates. Als ik dan ’s avonds in de woonkamer passeer, waar mama en papa naar Het journaal kijken, denk ik: ha, dat wist ik al.”

Sociale media zijn een notoire bron van fake news.

Annekin: “De VRT vind ik een betrouwbare bron. Als ik iets zie passeren van HLN, zal ik het al sneller dubbelchecken.”

Tim: “Altijd dubbelchecken doe ik niet. Ik gebruik gewoon mijn verstand. Als iets me weinig aannemelijk lijkt, laat ik het links liggen. De dingen die me interesseren, zoek ik verder op. En gaat het over energie, dan vraag ik het gewoon aan papa: ‘Wat is daarvan aan?’ Dan verschaft hij mij maar al te graag uitleg.”

Klimaatspijbelen

Tim: “We zijn zeker energiebewust opgevoed. Papa leaset een elektrische wagen en hij rijdt altijd met de speedpedelec naar het werk. Als wij hem vragen of hij ons ergens met de auto naartoe kan brengen, is het antwoord meestal: ‘Kun je niet met de fiets gaan?’”

Annekin: “Soms schort er toch wat aan de bewustwording bij jongeren. Ik ken veel mensen die niet op kot gaan, maar wel een auto krijgen van thuis. Dat zouden wij hier niet verkocht krijgen. Heb je als student echt een auto nodig om naar de les te gaan?”

Tim: “Ik ken zelfs iemand die een auto én een kot kreeg van haar ouders. Ze reed elke zondagavond naar haar kot, om haar auto daar vervolgens een week lang voor de deur te laten staan. Wat is daar het nut van?”

Annekin: “Ik deel een kot in Gent met mijn zus Wenke. Nu ja, kot… Onze ouders hebben dat huis gekocht. Nu de prijzen van de koten de pan uit swingen, kun je maar beter investeren in een huis.”

Tim: “Papa is bewust met dat soort dingen bezig, wij nemen dat een beetje over. En ja, het gaat hier aan tafel vaak over de stijgende energiefactuur. We waren één van de gedupeerden van de Vlaamse Energieleverancier die overkop ging.”

Auwch, en dat voor een energiespecialist.

Tim: “(lacht) Ik zei toch al dat hij niet altijd gelijk heeft! Tja, het was de goedkoopste leverancier. We zijn op het slechtst denkbare moment op zoek gemoeten naar een nieuwe, en nu zitten we dus met een heel duur contract, net als zoveel mensen. Niks aan te doen.”

Als scholier ging jullie vader vaak betogen. Hij is zelfs een keer in de bak gevlogen, toen hij met Bart Somers ging betogen tegen het Sint-Annaplan van de regering-Martens VI.

Annekin: “Lang heeft hij er niet gezeten: één nachtje maar.”

Tim: “Dat verhaal heb ik hem al honderd keer horen vertellen. Hij schept genoegen in zijn imago van rebel. Ik ben zelf nog maar één keer gaan betogen: voor het klimaat.”

Annekin: “Ik heb ook gespijbeld voor het klimaat. Papa vond het goed dat ik ging. Achteraf vroeg hij alleen: ‘Hoe was het?’ en niet: ‘Wat zeiden ze op school?’ We hadden het eerlijk opgebiecht aan de leerkrachten, maar ze hadden er niks op tegen.

“Ik heb het voorbije jaar een paar maanden voor WWF gewerkt. Ik vind het belangrijk dat ik achter mijn job kan staan, zelfs al is het maar een studentenjob. Ik wil het gevoel hebben dat ik iets om een goeie reden doe, en dat heb je nu eenmaal minder als je rekken staat te vullen in de supermarkt. In mijn huidige studentenjob promoot ik een app, The Click, die mensen motiveert om zwerfvuil op te ruimen. Kom je afval tegen op straat, dan kun je de barcode inscannen voor je het in de vuilnisbak gooit. De app beloont je dan met punten, die je kunt omzetten in een korting bij lokale handelaars. Straks ga ik de straat op om mensen te overtuigen de app op hun telefoon te installeren.”

Jij spreekt graag wildvreemden aan?

Annekin: “Ik heb daar niet zo’n probleem mee. Vorig jaar ben ik eens drie dagen meegelopen met papa voor een schoolproject. De eerste dag trokken we met de nieuwsdienst naar de winkelstraat in Gent voor straatinterviews. Dat vond ik het leukst: mensen zover krijgen dat ze iets zeggen. Meestal zetten ze het op een lopen zodra ze de camera zien. Dat sociale ligt me wel. Alles achteraf monteren vond ik veel saaier. Ik heb contact met mensen nodig.”

‘Ik wantrouw gezag sowieso’, zei jullie vader in een interview. Hoe is het om zo’n anti-autoritaire opvoeding te krijgen?

Tim: “In je puberteit wil je rebelleren, maar als je vader wíl dat je rebelleert, heb je niks meer om tegen te schoppen. Papa vond het zelfs tof als ik wat rebels deed. Als ik voor school een opdracht kreeg – ‘Formuleer je mening hierover’ – en ik liet hem mijn antwoord lezen, gaf hij altijd nog tips: ‘Waarom stop je dit of dat er niet in?’ Hij is een beetje een stoker.”

Annekin: “Over uitgaan deden mama en papa nooit lastig: ik mocht al vanaf het tweede middelbaar naar feestjes. ‘Mag ik met vrienden naar Rock Ternat?’ – ‘Jazeker.’ Maar school stond altijd bovenaan. Had ik een minder cijfer op mijn rapport, dan ging ik het met een bang hartje tonen.”

Tim: “Niet dat er strenge straffen op stonden. Hooguit zei papa dan: ‘Voor je volgende toets zal ik je helpen studeren.’ Dat was al genoeg straf. (lacht)

Beeld Koen Bauters

Hard headbangen

Dat antiautoritaire kantje blijkt ook uit je muzieksmaak: je speelt bij de metalband Tim’s Favourite. Naar jou vernoemd?

Tim: “Ja, maar niet door mezelf. Het is de band van één van de broers van papa. Het verhaal gaat dat ik, toen ik ongeveer 2 jaar oud was, wat demo’s had gevonden met hun muziek. Ik was ernaar beginnen te luisteren met de hoofdtelefoon. Een 2-jarige die van metalmuziek houdt, vonden ze zo grappig dat ze hun band een nieuwe naam hebben gegeven: Tim’s Favourite.”

Hoe heette de band oorspronkelijk?

Tim: “Heart of Darkness, naar het boek van Joseph Conrad. Dat vonden ze toch wat te zwaar klinken, zelfs voor een metalband.

“Ik ben pas een jaar of vier geleden bij hen beginnen te spelen. Ik speel gitaar en doe backing vocals, mijn oom zingt en speelt gitaar. Het is geen evident genre, zeker voor een jonge gast als ik. Soms heb ik de indruk dat ik de enige van mijn leeftijdsgenoten ben die nog met metal bezig is. Ik heb er ook geen verklaring voor: het zit er al van kleins af in. Vrienden van me die ook muziek spelen, kregen thuis vaak te horen: ‘Zet dat lawaai eens wat stiller.’ Daar heb ik gelukkig nooit last van gehad, het pad was al geëffend door mijn oom. Sorry, maar een rockgitaar die je stil moet zetten, dat is geen rockgitaar meer. Het moet knallen.”

Annekin: “Vorig jaar hebben ze met Tim’s Favourite opgetreden op Alcatraz, het metalfestival in Kortrijk. Papa, Wenke en ik zijn gaan kijken. Het is cool om een grote broer te hebben die in een metalband speelt, en ik ga altijd naar zijn optredens. Maar om nu te zeggen dat ik van metal houd? Nee. Doe mij maar Werchter, dat is meer mijn ding én het is een diverser festival. Op Alcatraz werd mijn beeld van metal bevestigd: veel leer, tattoos, geitensikken, lang haar en stoerdoenerij.”

Waar zijn jouw lange haar en geitensik, Tim?

Tim: “Ik heb ooit lang haar gehad, maar ik heb het afgeschoren. Het zag er iets te veel uit als een afro. Ik compenseer het gebrek nu door twee keer zo hard te headbangen. (lacht)

Jullie oom ziet er wel uit als een typische metalhead met lang haar. Helemaal anders dan jullie vader.

Tim: “Ik vind net dat ze erg op elkaar lijken. Oké, papa heeft misschien geen lang haar, maar hij is alternatiever dan hij op het eerste gezicht lijkt. Ik heb van hem ook best goeie muziek meegekregen.”

Annekin: “Als we vroeger op vakantie gingen, speelde hij de hele rit dezelfde drie cd’s: Faith No More, The Beatles en Peter Gabriel. Het had erger gekund, maar die cd’s zitten nu wel vastgeroest in mijn geheugen.”

Dat rebelse lijkt wel een familietrekje bij jullie.

Annekin: “We zijn vooral een familie van discussieerders. We gaan elk weekend met de hele familie eten bij de ouders van papa. Daar wordt aan tafel altijd stevig gediscussieerd. Het kan over van alles gaan, van Oekraïne tot de vluchtelingencrisis. En maar tegen elkaar op argumenteren. Ik vind dat goed: zo leer je op je strepen staan.”

Hoe kijken jullie naar de oorlog in Oekraïne? Jullie generatie groeit op met het grootste gewapende conflict op Europese bodem sinds de Tweede Wereldoorlog.

Tim: “Het leeft bij de jongeren. De eerste berichten verdwenen soms wat op de achtergrond in de berichtgeving, maar toen dacht ik al: ik vind dit beangstigender dan één of ander virus.

“Ik maak me zorgen als ik mensen hoor zeggen dat Europa hardere taal moet spreken.”

Jij verkiest het pad van de diplomatie?

Tim: “Zeker. Uiteraard heb ik makkelijk praten vanuit mijn luie zetel, terwijl anderen sterven in de loopgraven. Maar ik denk niet dat de oplossing ligt in de boel te laten escaleren. Dan vallen er nog meer slachtoffers.

“Er wordt nu veel gepraat over het optrekken van het Europese defensiebudget. Ik ben vóór meer Europese samenwerking op militair vlak, maar niet om er actief mee uit te pakken, eerder als diplomatiek afschrikmiddel. Nu denken de Amerikanen en de Russen: die Europeanen zijn zo verdeeld… Tegen dat zij zich georganiseerd hebben, zijn wij al lang erop en erover.”

Annekin: “Je hebt niet alleen Oekraïne, het is ook al jarenlang oorlog in Afghanistan en Syrië. Begrijp me niet verkeerd: het is goed dat we Oekraïense vluchtelingen opvangen, maar wat met de anderen die al veel langer wachten? Krijgen zij geen voorrang? Ze zeggen dat we nu sneller geneigd zijn om Oekraïners op te vangen, omdat ze meer op ons lijken. Ik vind dat een flauw argument: mensen zijn mensen.”

Zijn jullie bereid vluchtelingen in huis te nemen?

Annekin: “Onze grootouders hebben een huis dat ze vroeger verhuurden, maar dat nu leegstaat. Even was er een plan om het open te stellen voor vluchtelingen, maar het is in zo’n slechte staat dat het niet verantwoord zou zijn.”

Tim: “Maar de wil is er wel. Op dat vlak staan we als familie op dezelfde lijn.”

Koudwatervrees

In interviews gaf jullie vader al toe erg afwezig te zijn geweest. ‘Maar mijn kinderen konden dat wel relativeren.’

Annekin: “Klopt. We zijn niks anders gewoon.”

Tim: “We hebben al jong moeten leren onze plan te trekken. Niks te eten in huis? Oké, dan zoek ik zelf wel iets.”

Annekin: “Mama heeft het vaak net zo druk als papa. Mensen denken dat leerkrachten alleen moeten voorbereiden, lesgeven en verbeteren, maar er komt zoveel meer bij kijken. Het is een onderschat beroep.”

Het leerkrachtentekort was nog nooit zo nijpend. Ze zullen jou graag zien komen in het onderwijs, Tim.

Tim: “Ik wil het zeker proberen. Mama’s verhalen doen me soms wel twee keer nadenken. Wat me een beetje koudwatervrees geeft, is de drempel om te beginnen. Fulltime in het onderwijs, zeker als beginnende leerkracht is echt wel ‘gene kattenpis’, om het met de woorden van Jan Becaus te zeggen. De opdracht is ook niet duidelijk afgelijnd: een fulltime is 20 of 21 lesuren, maar alles wat daarrond nog moet gebeuren, wordt eigenlijk niet in kaart gebracht. Zo kom je in de praktijk aan werkweken van 50 uur of meer, en ja, dat schrikt af. Daarom weet ik nu al dat ik volgend jaar zeker niet met een fulltime opdracht begin. Ik kan nog altijd wat bijlessen geven. Ik ga het allemaal een beetje op me af laten komen, me niet laten overdonderen.”

Naast het rebelse kantje delen jullie met de familie ook een genetische aanleg voor depressie. Jullie vader kreeg er in het verleden al mee te maken.

Annekin: “Aan de Pauwels-kant komt depressie inderdaad vaker voor. Papa was 37 toen hij de zijne kreeg. Ik was pas geboren, dus ik herinner me er niks meer van. Maar hij praat er wel openlijk over, en over de medicatie die hij nog altijd neemt. Dat is goed: hij maakt er geen taboe van. Niemand in de familie, trouwens. Ik heb al op familiefeesten gezeten waar het thema depressie zomaar op tafel kwam.”

Tim: “Familieleden die er al mee te maken kregen, zien het vooral als iets biologisch, als een onevenwicht van bepaalde stofjes in je hersenen. Ik denk dat het ook te maken kan hebben met omstandigheden. Bij mij was het alleszins zo: ik was 15 toen ik voelde dat er iets aan de hand was. Ik zat op een strenge school en dat wrong met mijn persoonlijkheid. Ik had het gevoel dat ik vastzat, stelde mezelf vragen die de meeste mensen zich pas veel later stellen: ‘Wat moet ik doen met mijn leven?’”

Huh? Op je 15de?

Tim: “Ik weet het, dat is vroeg. Ik heb mijn school toen wel afgemaakt, maar achteraf bekeken was het ontzettend zwaar. Een depressie betekent voor iedereen iets anders. Voor mij betekende het helemaal van nul beginnen: wie ben ik? Wat maakt me gelukkig? Het heeft me veel over mezelf geleerd. Met gitaarspelen was ik bijvoorbeeld even gestopt, ook al deed ik dat sinds mijn 9de. Ik wist opeens niet meer: ben ik dit wel? Nu weet ik wel zeker: het maakt me gelukkig. Ik zal me er altijd aan kunnen optrekken.

“Anders dan bij papa, die goed geholpen is met medicatie, ging het bij mij pas beter toen ik stopte met pillen te slikken en naar de psycholoog te gaan. Ik was alles aan het overanalyseren: waarom doe ik dit? Waarom doe ik dat? Op een bepaald moment heb ik beslist: ik beschouw mezelf niet meer als een zieke, als iemand met wie iets mis is. Zodra ik tegen mezelf zei: ‘Ik ben niet abnormaal’, ging het beter.

“Het heeft me doen inzien dat er op school best wat meer over mentaal welzijn gepraat mag worden. Op de school waar ik zat, was er weinig ruimte voor alles wat niet tot het curriculum behoorde. Het ging vooral over resultaten en cijfers, niet over: hoe voel jij je, of wat maakt je gelukkig? Ze hebben me toen wel goed geholpen, maar dat was pas achteraf.

“Later, als ik het ooit tot leerkracht schop, wil ik daar wél aandacht aan besteden. Niet iedereen hoeft even graag in de klas te zitten, maar dat is toch iets anders dan dag in, dag uit ongelukkig zijn.”

© Humo