Direct naar artikelinhoud
Marnix Peeters.
ColumnMarnix Peeters

Wij zijn echt een vies potje aan het opkoken, mensen. Straks voelt niemand zich nergens meer op z’n gemak

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.

De ouders van mijn vrouw hadden wat spulletjes meegebracht uit de nalatenschap van haar oma – een paar oorbellen waar ze van dachten dat mijn vrouw ze mooi zou vinden, een kettinkje, een boek over vlinders en een vogelgids. De boeken zaten vol met herinneringen: een visitekaartje van een hotel dat al lang niet meer bestaat en waar de prijzen van het vol en half pension op gekribbeld waren, een afgedrukte foto van een gaai met op de achterkant, in potlood: ‘Bij Jana in de tuin!’ Als wij een bijzondere vogel wisten te fotograferen, mailden wij die jpeg naar haar. Zij was dol op vogels en op het braakliggende terrein achter haar flat in Edegem kwamen alleen wat mezen en kraaien. Zij had graag in een bos gewoond, maar het leven had haar een andere kant uitgestuurd.

Mijn deel van de boedel bestond uit een handjevol oude munten. Een vijf­centiem­stuk uit de tijd van Leo­pold II, een paar franken uit oma’s kindertijd en twee prachtige zilveren Reichsmarken met de beeltenis van Paul von Hindenburg en een swastika op de muntzijde. Ik was er erg blij mee – ik hou van dingen die de geschiedenis tastbaar maken.

Ook in ons dorp was er een kamp. Aan het eind van onze straat, op de heuvel, achter de lege stallen van boer Huppertz, hadden de scouts van Heverlee hun tenten opgeslagen. Eerst was er het voorkamp, dat jolig verliep. Op een avond trof ik de leiders aan in het uitkijk­huisje bij het klaverveld, waar ze zich met enkele bakken bier hadden geïnstalleerd. Enthousiast begroetten zij Boef, die er enkele in de arm beet, zoveel uitbundigheid niet gewend. Ik kreeg een flesje Cara Pils. Het is jammer dat ook dit soort jongeren nu wordt opgejaagd en nagewezen – wij zijn echt een vies potje aan het opkoken, mensen. Straks voelt niemand zich nergens meer op z’n gemak. Stop met zoeken en peuteren en terechtwijzen. Stop met keuringscommissies, we hebben die echt niet nodig, mensen zijn slim genoeg om zelf ­dingen te beslissen. Wat een pretentie ook.

Enkele dagen later arriveerden de kinderen en vervijfvoudigde het inwonertal van het dorp. Elke dag kwamen grote groepen taterende en lachende jongelui onze tuin voorbij, wat slechts matig door onze ­viervoeter, die toch wat leerachterstand heeft, werd geapprecieerd. De kinderen lieten het niet aan hun hart komen. ‘Wat een schattige oren!’, kirden de meisjes. Ik wees hen de mol aan die Boef die ochtend had gevangen en, ach ja, gemold. Met z’n tienen stonden ze over het lijkje gebogen, wijzend en roepend van ‘Kijk die tandjes! Hoe schattig!’ Het gaat prima met de jeugd.

Nu het water van de Our zo laag staat, kunnen wij weer te voet naar de bakker. Vorige zomer werd bij de ­waterramp de brug vernield, waardoor wij steeds een ­grote en onplezierige omweg moesten maken. De nieuwe brug is in aanbouw, maar vooralsnog schuifelen wij op blote voeten over de koude, gladde rivierstenen.