Direct naar artikelinhoud
AchtergrondSpanje

Wat te doen met een 40 meter hoge herinnering aan Franco? ‘Doe niet alsof er niets is gebeurd’

Het franquistische monument in Tortosa is met zijn bijna 40 meter het grootste van zijn soort in Catalonië. Een pijnlijk nationaal verleden is als de zombie in een goedkope horrorfilm: begraaf het lijk overhaast, en je kunt erop rekenen dat er vroeg of laat opnieuw gerommel uit de kist klinkt.Beeld Cesar Dezfuli voor de Volkskrant

Na decennia van wegkijken probeert Spanje de herinnering aan dictator Franco uit zijn straatbeeld te gommen. Maar wat als de lokale bewoners hun franquistische monument willen behouden, zoals in het Catalaanse stadje Tortosa?

Ja. Ze weet dat Francisco Franco in 1966 naar Tortosa kwam om hun monument in hoogsteigen persoon te onthullen. Dat de tekst op het voetstuk de soldaten eert ‘die hun glorie vonden’ in de Slag om de Ebro, het bloedigste gevecht van de Spaanse Burgeroorlog. En dat de adelaar, afgebeeld in volle vlucht en met dreigend uitgestoken klauwen, een geliefd symbool was van de dictator.

“Het ís ook een franquistisch monument”, geeft Consol Cordero (58) zonder schroom toe, het grootste van heel Catalonië zelfs. En toch, zegt ze, moet het smeedijzeren gevaarte dat hier pontificaal uit de rivier de Ebro steekt en door een deel van haar stadsgenoten gehaat wordt, voor het centrum van Tortosa behouden blijven. “Zoals we democratisch hebben besloten.”

Een pijnlijk nationaal verleden is als de zombie in een goedkope horrorfilm: begraaf het lijk overhaast, en je kunt erop rekenen dat er vroeg of laat opnieuw gerommel uit de kist klinkt. Het is een besef dat pas kort geleden is ingedaald in Spanje, dat bijna een halve eeuw geleden de overgang maakte van dictatuur naar liberale democratie. Om die overgang te bespoedigen, sloten de winnaars en verliezers van de burgeroorlog na de dood van Franco in 1975 een onuitgesproken pact. De democratie zou er komen, op voorwaarde dat er geen rekeningen werden vereffend met de franquisten voor de door hen ontketende oorlog en de decennia van staatsrepressie die erop waren gevolgd.

Het monument eert de soldaten ‘die hun glorie vonden’ in de Spaanse burgeroorlog.Beeld Cesar Dezfuli voor de Volkskrant

Dit ‘pact van het vergeten’ wierp zijn vruchten af, maar leidde er ook toe dat een debat over de erfenis van Franco uitbleef en Spanje niet met zichzelf in het reine kwam. Als antwoord op de aanzwellende roep om het zwijgen te doorbreken nam de toenmalige linkse regering in 2007 de ‘Wet op de Historische Herinnering’ aan, die de weg vrij moest maken voor genoegdoening aan slachtoffers en de verwijdering van franquistisch erfgoed.

Franco's standbeeld

Dat proces verloopt sindsdien tergend langzaam. Pas vorig jaar werd het laatste standbeeld van Franco op Spaanse bodem, in de Afrikaanse enclave Melilla, van zijn sokkel getakeld. Lang niet iedereen was het daarmee eens – het rechts-radicale Vox stemde in Melilla tegen, de grote conservatieve Partido Popular onthield zich van stemming –, en dan gaat het nog over de grote dictator zelf.

Andere franquisten worden tot de dag van vandaag herinnerd – geëerd, zeggen anderen – met talloze straatnaambordjes, monumenten en zelfs plaatsnamen. Volgens een in juli gepubliceerde telling door de linkse vakbond CCOO zijn er door heel het land zeker 5.600 franquistische symbolen te zien. Vaak stuit de roep om aanpassing op fel lokaal verzet. Zo willen de bewoners van San Leonardo de Yagüe niets weten van een naamsverandering voor het dorpje dat vernoemd is naar Juan Yagüe, een legerleider die zo wreed optrad in de burgeroorlog dat hij de geschiedenis is ingegaan als ‘de Slager van Badajoz’.

Hoe bewoners hun dictatoriale erfgoed kunnen verdedigen, en welke redenen zij daarvoor hebben, laat de strijd zien om het franquistische monument in het stromend hart van Tortosa, twee uur ten zuiden van Barcelona. Al jaren probeert de Catalaanse regering af te rekenen met dit ‘fascistische’ bouwwerk, dat bijna 40 meter hoog is en bestaat uit twee sobere pilaren van smeedijzer. Boven op de ene pilaar poseert de adelaar, op de andere een soldaat die reikt naar een ster. Een groot kruis wijst stroomopwaarts naar het strijdperk van de Slag om de Ebro, waarin volgens een voorzichtige schatting 13 duizend soldaten uit beide kampen sneuvelden.

Vorig jaar prikte de pro-onafhankelijkheidsregering van Catalonië eindelijk een datum voor de verwijdering van het monument. Op 18 juni moest het gebeuren. Een datum met een symbolische lading: op deze dag brak in 1936 de burgeroorlog uit. Maar toen drie weken ervoor de eerste machinerie langs de oever verscheen, stapte een groep lokale bewoners nog dezelfde dag naar de rechter om het monument (opnieuw) aangemerkt te krijgen als beschermd cultureel erfgoed.

‘Doe niet alsof er niets is gebeurd’

Voor je meteen je conclusies trekt: ze zijn geen radicaal-rechtse gekkies, benadrukken Consol Cordero en Joan Otero (62), de leiders van het protest. Waarom ze hun franquistische monument dan wel zo graag behouden, vertellen ze tijdens een met een kop koffie eindigende wandeling vanaf de linkeroever van de rivier. Hier strijdt het monument om de aandacht van toeristen met de gotische kathedraal, waarvan de gouden deuren schitteren in de felle zon. Adrianus VI, de Nederlandse paus, was in de vroege 16de eeuw bisschop van Tortosa, in een tijd waarin de huidige levendige provinciestad van zo’n 30.000 inwoners een belangrijk handelscentrum was.

Consol Cordero en Joan Otero willen het monument behouden. ‘Zie het monument als een van de rimpels die het leven met de jaren achterlaat.’Beeld Cesar Dezfuli voor de Volkskrant

“De gemeente beloofde ons dat naar de uitslag zou worden geluisterd”, zegt Otero, die leiding geeft op een grote kippenboerderij en zijn nette overhemd ondanks de warmte tot boven heeft dichtgeknoopt. Hij doelt op het referendum dat Tortosa in het voorjaar van 2016 organiseerde rond de toekomst van het monument. Bij een opkomst van bijna 30 procent stemde ruim tweederde ervoor het ijzeren gevaarte te laten staan.

“Als je van een stad houdt”, verklaart Otero die uitslag, “wil je een monumentaal aspect ervan niet verliezen.” Weghalen zou bovendien “doen alsof er nooit iets is gebeurd” zijn, aldus Cordero, een opgewekte onderwijsinspecteur en voormalige linkse wethouder. “Zie het monument liever als een van de rimpels die het leven met de jaren achterlaat.”

In de rechtbank boekten ze vooralsnog succes. De kortgedingrechter besloot sloop stil te leggen tot er duidelijkheid is over de beschermde status van het monument, een impasse die nog altijd voortduurt. Een dringend verzoek van de Catalaanse regering om het gevaarte lopende de bezwaarprocedures toch alvast weg te halen en mogelijk later terug te zetten, legde de rechter afgelopen juli naast zich neer. De kans bestaat dat het monument dan onherstelbare schade oploopt. Omdat de sloop alleen mogelijk is in de zomer, als het water in de Ebro laag staat, houdt dit in dat het monument nog minstens een jaar over het centrum van Tortosa blijft heersen.

Foutste symbolen

Natuurlijk snapt Cordero dat de aanblik stadsgenoten pijn kan doen, “daarover moeten we in gesprek”. Ze staan open voor aanpassingen: de adelaar zou zijn nest elders kunnen bouwen en ook de tekst over de soldaten ‘die hun glorie vonden’ mag weg. Iets soortgelijks gebeurde in 1986, toen de foutste symbolen al van het monument werden gestript. Het zou zelfs beter aansluiten bij het idee van de architect, wiens originele, onschuldige ontwerp volgens de uitvoerder van de bouw werd gekaapt en aangepast door de franquistische opdrachtgevers.

Dat de Catalaanse regering het referendum aan de kant heeft geschoven, heeft volgens hen alles te maken met de onafhankelijkheidsstrijd in de regio en de wens van de regering om zich af te zetten van al wat naar Spanje riekt. Ook de lokale voorstanders van de sloop zijn ‘independentistas’, zegt Cordero. “Eén van hen beet me in een restaurant toe dat ik een fascista was. Ik was met mijn man en kinderen aan het eten.”

Het zijn excessen in een stad waarin de meeste inwoners niet wakker lijken te liggen van het monument. Een rondgang langs de oevers levert een beeld op dat zo is samen te vatten: “O ja, die discussie. Laat dat ding toch lekker staan.” Het is een voor Marisa Panisello (63) onbegrijpelijke gelatenheid, die nooit zijn weerslag had mogen krijgen in de uitslag van een ‘onethische’ volksraadpleging. “Over de doodstraf organiseer je toch ook geen referendum?”

Panisello vuurt haar woorden als kogels af in het Spaans: liever spreekt de gepensioneerde docent verpleegkunde met stug bruin haar Catalaans, zoals ze aan het begin van het gesprek duidelijk maakt, maar die taal spreekt haar journalistieke bezoek helaas niet. In Tortosa vertegenwoordigt Panisello het andere kamp, dat van de inwoners die het monument het liefst vandaag nog in de Ebro zien wegzinken. Waarom vertelt ze al lopend langs de waterkant naar het monument, haar felle betoog sporadisch aangevuld door Óscar Roca, (29), een bedachtzaam sprekende advocaat met lange bruine lokken.


Hoewel een deel van de tegenstanders in 2016 wegbleef bij het referendum en de uitslag mogelijk vertekend is, klopt het volgens Roca dat de meeste Tortosinos het monument liever zien blijven. “Iets provinciaals, iets nostalgisch is dat.” Hij steekt een sigaret op. “Voor hen is het onderdeel van de geschiedenis van de stad geworden.” Maar wel een geschiedenis waarin Franco aan het langste eind trok, zegt Panisello. “Dit monument moest iedereen die de Ebro overging eraan herinneren wie de burgeroorlog had gewonnen.”

Dáárom willen ze van het ijzeren onding af, om dat historische onrecht niet langer in hun stadshart te verheerlijken. En dus niet omdat ze de trotse independentistas zijn die ze zijn, hoewel Roca erkent dat de onafhankelijkheidswens mogelijk wel de reden is waarom de Catalaanse regering de zaak zo hoog opspeelt. Met alleen wat aanpassingen, zoals het andere kamp voorstelt, nemen ze geen genoegen: de smet moet volledig uit het straatbeeld worden weggepoetst. “Het zou naar een museum kunnen”, zegt Panisello, een echo van het argument dat breed in de westerse wereld klinkt in het debat over controversiële standbeelden: een wreed verleden herinner je niet met monumenten op straat, maar in musea en geschiedenisboeken.

Ze houden halt bij het sombere monument. Een dik wolkendek heeft de middagzon opgeslokt; zonder de verblindende schittering vallen de roestplekken op. “Zie je dat grijze gebouw?”, wijst Panisello stroomopwaarts naar een vlek tussen de bomen langs de oever. “Dat is de campus waarop ik tot mijn pensioen werkte.” Ze had er een eersteklas uitzicht op Franco’s enorme erfenis, zegt ze met een zuinig lachje. “Ook dat nog.”