Direct naar artikelinhoud
RecensiePukkelpop

Arctic Monkeys op Pukkelpop: eigenlijk te goed om teleur te stellen. En toch ★★★☆☆

Frontman Alex Turner balanceerde op de dunne koord tussen ‘beetje lui’ en ‘eindeloos cool’.Beeld Alex Vanhee

Het leven is een vat vol paradoxen, maar we waren niet voorbereid op de paradox die Alex Turner ons op de slotavond van Pukkelpop voor de voeten wierp. Enerzijds bleek Arctic Monkeys simpelweg te goed om echt teleur te stellen. Anderzijds stelde Arctic Monkeys – durven we het zwart op wit te zetten? – een beetje teleur.

Gladde jongens, het viertal dat sinds een jaar of twintig opereert onder de naam Arctic Monkeys. Maandag was al twintig minuten bezig toen Alex Turner, Matt Helders, Jamie Cook en Nick O’Malley de Main Stage afsloten. En hoe! ‘R U Mine?’, een dosis muzikaal vuurwerk: kwam goed uit, want door code rood mocht Chokri Mahassine de 35ste editie van Pukkelpop niet met echt vuurwerk beklinken. Kon het ons wat schelen: ‘R U Mine?’ was écht wat we nodig hadden, en wij niet alleen. Terwijl Turner vroeg of jullie van hem waren, wierpen jullie die vraag gewoon terug. Een meezinger, heet zoiets.

En dan gaat een mens gelukzalig naar buiten. Wát een concert. Wát een band. Wát een songs. Alhoewel: flitste tijdens ‘Cornerstone’ het woord ‘teleurstellend’ niet door ons hoofd? Het leek een verplicht nummertje: de woorden sleepten, Alex Turner hield zijn microfoon achteloos in de ene hand en verborg zijn andere nog achtelozer in zijn broekzak. Hij was een frontman die anderhalf uur lang balanceerde op de dunne koord tussen ‘een beetje lui’ en ‘eindeloos cool’. Tijdens ‘Cornerstone’ helde hij net te veel naar de verkeerde kant.

“I just wanted to be one of The Strokes”, zingt Turner in ‘Star Treatment’ – een nummer dat op Pukkelpop niet op de setlist stond, maar waar we toch aan moesten denken. Aan het begin van deze festivalzomer kwam dat New Yorkse vijftal ons immers op een prima concert trakteren op Best Kept Secret, netjes op dat kruispunt tussen ‘een beetje lui’ en ‘eindeloos cool’: hoe toepasselijk was het dat Arctic Monkeys diezelfde festivalzomer mocht afsluiten? Stel je voor dat Turner het wel tot bij The Strokes had geschopt: dan hadden we Arctic Monkeys nooit gehad. En dan had Pukkelpop het zonder headliner moeten stellen.

Eén ding dat de Monkeys hebben geleerd van The Strokes: just do your own fucking thing. Op Pukkelpop wilde dat zeggen dat ‘When The Sun Goes Down’ (gebeurt wel vaker) en ‘Fluorescent Adolescent’ (gebeurt minder vaak) niet op de setlist stonden. Wel van de partij: ‘Potion Approaching’, uit het crimineel onderschatte Humbug, en ‘That’s Where You’re Wrong’, uit Suck It and See. Geen klachten daarover: allebei prima en opvallend fris uitgevoerd. Kan ook moeilijk anders, met iemand als Matt Helders achter de drums. Bovendien: ze genoten er alle vier van om die verborgen parels af te stoffen, als een jong, driftig bandje dat er gewoon plezier in heeft om met hun songs op een podium te staan.

Enigma

Alleen: je speelt er geen wei mee plat. De set van Arctic Monkeys zakte te vaak in, voor een publiek dat zich in dichte drommen voor de Main Stage van Pukkelpop had verzameld. Niet dat er luidop “Shut up and play the hits!” werd gescandeerd: enerzijds omdat er nu ook niet zo veel te klagen viel – ‘I Bet You Look Good On The Dancefloor’ was wel van de partij, en wát een fucking feest is dat! – anderzijds omdat je Turner moeilijk het zwijgen kon opleggen. Hij zei immers weinig tot niets.

Een spraakwaterval is hij nooit geweest, en dat hoeft ook niet als je verschroeiend uithaalt: wij hebben Arctic Monkeys er op 75 minuten twintig briljante songs weten doorjagen – Rock Werchter 2011 was dat. Maar hun set op Pukkelpop 2022 liet zich deels kenmerken door lange – te lange – stiltes tussen hun songs door, waarop de spots op het podium werden gedoofd en enkel de immense cirkel achter Helders oplichtte. Ondertussen leken de Monkeys zich er telkens even van te moeten verzekeren dat al hun snaren nog op hun gitaren stonden.

Alex Turner en Jamie Cook.Beeld Alex Vanhee

Gevolg? We werden uit de roes van ‘Dancefloor’ gesleurd vooraleer ‘One for the Road’ werd ingezet. De glimlach die zich op Turners gelaat had ontrold tijdens een jubilant ‘Teddy Picker’ was alweer verdwenen vooraleer ‘The View from the Afternoon’ aan de feestdis mocht aanschuiven als de verloren en o zo geliefkoosde zoon die die song nochtans is. ‘Do Me a Favour’, waarvan de drums zich meteen na ‘Pretty Visitors’ ontrolden, bewees nochtans dat het ook anders kan.

Want begrijp ons niet verkeerd: er valt ook véél goeds te vertellen over Arctic Monkeys, en dat was op Pukkelpop niet anders. ‘Do I Wanna Know?’ mocht beginnen: een doelpunt scoren uit de aftrap, heet dat in voetbaltermen. En dan mocht ‘Brianstorm’ er meteen achter: in de evenwichtsoefening tussen ‘een beetje lui’ en ‘eindeloos cool’, waar we het eerder over hadden, springt Turner nog steeds met sprekend gemak naar de juiste kant.

Bewijsstuk elfendertig? De ongedwongen wijze waarop hij zijn kont schudde tijdens onder meer ‘Crying Lightning’. Hij is een enigma, een rockster zoals ze die vandaag niet meer maken: een sentiment dat enkel werd versterkt door de visuals die eruitzagen als een videotape from 1984 en de manier waarop hij zich nu en dan als een volleerde Elvis over de microfoon boog.

Het swingende kostuum waarin eerste bisnummer ‘Tranquility Base Hotel & Casino’ zich het liefst kleedt, versterkte dat nostalgische gevoel alleen maar. In drieënhalve minuut werd de weide van Pukkelpop een jazzclub uit een sciencefictionfilm: moet je kunnen, en Arctic Monkeys kan dat. En dan hebben we het nog niet eens over ‘505’ gehad. Drie cijfers in de titel, drie letters in de best mogelijke omschrijving die we kunnen bedenken: wow. Konden we dat ook maar als kop boven de recensie van hun Pukkelpop-concert zetten.