Direct naar artikelinhoud
OpinieZomerspraakmakers

De vraag van Katrin Swartenbroux: ‘Hoe constructief omgaan met verwikkelingen die je machteloos doen voelen?’

De vraag van Katrin Swartenbroux: ‘Hoe constructief omgaan met verwikkelingen die je machteloos doen voelen?’
Beeld Jenna Arts

In deze reeks leggen opiniemakers van De Morgen een brandende kwestie voor aan een gastauteur naar keuze. Deze reeks verschijnt op maandag en donderdag in augustus.

Katrin Swartenbroux is journalist bij De Morgen

De voorbije jaren is de wereld en het toekomstbeeld dat we voor die wereld voor ogen hadden drastisch veranderd. Een pandemie, economische onzekerheid, geopolitieke instabiliteit, hittegolven, overstromingen en toegenomen ongelijkheid. Heel wat mensen die het privilege hadden om zich voorheen nergens zorgen om te maken, worden plots geconfronteerd met een realiteit die minder rooskleurig oogt dan ze verwacht hadden.

Ze keren zich af van “de slechtnieuwsshow” enerzijds, of gaan doemdenken anderzijds, wat de sfeer er niet minder grimmig op maakt. Hoe kan je op een constructieve manier omgaan met de actualiteit en met maatschappelijke verwikkelingen die je machteloos doen voelen?

Het antwoord van Munganyende Hélène Christelle: ‘Radeloze mensen zijn altijd hoopvol gebleven’

Munganyende Hélène Christelle is auteur en New Age Publisher. Ze doceert het vak Beyoncéology aan de ArtEZ Academie in Nederland en won in 2021 de CCS Crone oorkonde voor beloftevolle debutanten.

MH ChristelleBeeld Pleunie van Raak

Een jonge vrouw hurkt bij droog gras met een groot boeket bloemen in haar hand, gewikkeld in streepjespapier. Of misschien is het confetti. Misschien is het boeket een cadeau. Ze heeft in ieder geval een verse Jheri Curl in haar haar. Haar waar je uit kan opmaken dat ze wekelijks naar de kapper gaat.

De vrouw liet haar kaki groene kokerrok met pofmouwen op maat maken. In haar andere hand houdt ze een kaart vast met de afbeelding van een roos erop, waarschijnlijk gekregen van haar minnaar. Maman, zoals ik de vrouw noem, grijnst nu, kijkt in de camera en de sluiter klikt.

Als ik denk aan een zorgeloos zwart leven, dan denk ik aan de klassieke beelden van jonge Afrikanen uit de vorige eeuw. Hun uitbundige leven werd vanaf de jaren ‘60 vastgelegd in zwart-witbeelden door de Seydou Keita’s, Malick Sidibe’s, Mama Casset’s en Joseph Moise Agbodjelou’s van onze wereld. Ze gaven vorm aan het gouden tijdperk van portretfotografie in West-Afrika. Een portret laten maken, bewees dat iemand kosmopoliet was, een wereldburger.

Het vertelde ons dat het model voor de camera in de grote stad woonde: daar waar de trein naar Dakar vertrok, de grote markt gehouden werd, waar mensen films keken op grote doeken en de vrouwen de schoonheid van de stedelingen hadden - “Nakei Nairobi” en “À Bamako les femmes sont belles”. Het beschreef kortom, zegt de Malinese filmmaker Manthia Diawara, dat je een modern mens was. De modellen van toen in hun zwart-witdecor kijken dwars door de cameralens onze tijd in en de sluiter klikt.

Het leven bestaat uit dit soort momentopnamen. De meeste micromomenten leggen we sinds de evolutie van de cameralens dat toelaat, vast op film. Voor de macromomenten, de grote geopolitieke momenten, de ‘en toen beloofden we elkaar een nieuwe wereld’-momenten, moeten we vertrouwen op het spraakwater van de oudsten in onze gemeenschappen. Degenen waar we ons in ons snel digitaliserende bestaan weinig van aantrekken totdat het voor dat aantrekken te laat is.

Alles wat wij zien, zagen ze eerder dan ons. De rampen van de wereld bijhouden is als proberen om water te tellen, zullen ze ons vertellen.

De macromomenten zijn vaak het onderwerp van onze existentiële kwellingen. Het soort kwelling dat gaat over de staat waarin de wereld zich bevindt en onze onmacht daarover. We bespreken de onmacht vanaf zes uur aan de digitale eettafel, onze groepstherapie buiten diensttijd. We willen zeker weten of we op de hoogte zijn van het meest recente leed in de wereld en klikken onze notificaties aan waar nodig.

Bij de buren valt de krant op de mat. De telefoon knippert en pingt. Onze favoriete artiest brengt een album uit tegen de achtergrond van een huilende moeder die haar kind verloor. Behalve die ouderen en het verleden waarvan we de waarde te laat gaan inzien, is er nog een modern ongemak dat ons achtervolgt: die van de overbelasting aan informatie over het nu.

In een tijdperk dat wordt gedomineerd door een constante stroom aan grimmig nieuws, is nieuwsmoeheid iets waar je ziek van kunt worden. Voortdurende berichtgeving over globale pandemieën, politieke onrust en klimaatverandering kan een ondraaglijk gewicht worden. Wanneer we nieuws moe zijn, is de wereld eindig.

Zomerdag anno 1928

Dat is niet wat de 1027 mensen denken die op een zomerdag in 1928 worden geregistreerd op het schip de Empire Windrush. Onder hen zijn 802 Britse passagiers die als laatste land van verblijf een Britse kolonie in het Caribisch gebied opgeven. Anderen verklaren dat ze van plan zijn zich in het Verenigd Koninkrijk te vestigen.

De Empire Windrush is een troepenschip dat vanuit het Verre Oosten op weg is naar Groot-Brittannië en aanlegt in Jamaica om terugkerende militairen op te halen. Veel van de passagiers zijn ex-militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Britse strijdkrachten dienden.

De tickets worden voor 28 pond te koop aangeboden in de Kingston krant The Gleaner, veel goedkoper dan de gebruikelijke prijs van een trans-Atlantische reis. Op de passagierslijst staan hun namen, nationaliteit, laatste land van verblijf, beroep en dromen voor de toekomst, verpakt in een eindbestemming. Na de Tweede Wereldoorlog herhaalt het scenario zich.

Ik ben op de foto-expositie A snapshot of Brixton als ik hun verhalen hoor en de bijbehorende familiebeelden zie hangen in een ruimte die overal beplakt is met handgekleurde studiofoto’s en mise-en-scènes die doen denken aan hun West-Afrikaanse stijlgenoten. De tentoonstelling gaat over het Brixton van 1950; de inmiddels historisch zwarte wijk waar veel van de Windrush-passagiers zich vestigden, de reacties op hun aankomst en hoe een bijzondere lokale fotograaf, Harry Jacobs, hun gemeenschap vastlegde.

Het ging niet om de grimmige omstandigheden van hun aankomst, maar om de persoonlijke en huiselijke kant van het leven dat ze aantroffen en het leven dat ze met elkaar maakten: de kinderen die ze kregen, de beloftes die ze aan elkaar deden en de gebroken harten die ze heelden, misschien wel de complexe herhaling waaruit het bestaan gemaakt is.

Stille revoluties

Er zijn moedige manieren om die herhaling te bekijken. Door geopolitieke onmacht te beschouwen als de achtergrond voor onze opstandige levens, de meer intieme crisissen. De Nigeriaans-Amerikaanse schrijver en kunsthistoricus Teju Cole beschrijft dit aan de hand van de postkoloniale fotografie.

“Er veranderde iets toen Afrikanen zelf foto’s van elkaar begonnen te maken: dat zie je aan de manier waarop ze naar de camera kijken, in de poses, de houdingen. In het eerste geval worden vrouwen tegen hun wil bekeken, gevangen in een controlerende blik. Bij dat laatste kijken ze naar zichzelf als in een spiegel, een activiteit die altijd gepaard gaat met ernst, lichtzinnigheid en een element van verwondering.”

Een beeld in het bijzonder uit die tijd valt op: het portret van een jonge Bamakoise vrouw die op een bed ligt en op haar arm leunt, haar gestipte jurk ligt om het lijf gedrapeerd dat ze op het geruite kleed op bed laat rusten. De jonge vrouw heeft een ogenschijnlijk verveelde uitdrukking op haar gezicht die inmiddels de wereld rondging onder de titel ‘Portret of a Lady’.

Fotograaf Seydou Keita noemde het portret Odalisque. Het is een verwijzing naar de 19de eeuwse muzes die het artistieke genre vertegenwoordigen waarin melkwitte vrouwfiguren grotendeels of volledig naakt in een liggende positie worden weergegeven, wegkijkend van hun waarnemer, vaak in de mystiek bedoelde setting van een ‘harem’.

De Fransen leenden het woord ‘Odalisque’ van het Turkse odalık, de door Edward Said veelvuldig bekritiseerde stuiptrekking van oriëntalisme. Odalisken zijn het soort portretten dat het feministische kunstcollectief Guerilla Girls in 1985 de vraag deed stellen aan het MET-museum: “Moeten vrouwen naakt zijn om in het museum te hangen?” — een grote hap wereldgeschiedenis in één momentopname.

Keita’s volledig geklede odalisk draagt kleine sneetjes op haar voorhoofd en wangen en kijkt recht in de camera, schijnbaar beschuldigt haar verveelde blik ons ervan haar te intiem te bekijken. De aanklacht van verveling van een jonge vrouw, tegen de achtergrond van de dekolonisatie, een wereld die in elkaar tuimelt en een nieuwe die begint, is een revolutie op zich.

Wanneer ik me hopeloos voel, voed ik mijn zintuigen met dit soort beeldtaal, over stille en intieme revoluties. Rijk aan herinneringen over mensen, jonge mensen, jonge vrouwen, die droomden van een betere toekomst, zoals mensen dat altijd gedaan hebben.

Het is de eeuwige terugkeer. Orunmila, de Nigeriaanse Orisha van wijsheid, kennis en waarzeggerij zegt dat ervaring de enige en hoogste kennis is die een mens kan bereiken. We hoeven niet te geloven in reïncarnatie om de waarde van onze levenservaring - het aantal boeken dat we dit jaar lezen, de geliefden die ons deze week omhelsden, het soort gesprekken dat we deze maanden voerden en de manier waarop we nieuws consumeren - te toetsen aan de vraag of we onze levenskeuzes dunnetjes over zouden willen doen.

Het leven blijkt dan een veranderlijk ding, dat niet niet hopeloos is. Radeloosheid kan nog steeds hoopvol zijn. Elizabeth Bernstein legt in een The Wall Street Journal-artikel van maart uit dat mensen die hoopvol zijn, niet alleen een doel of wens hebben, maar ook een strategie om het te bereiken en de motivatie om hun plan uit te voeren. Dat is iets anders dan optimisme, zegt ze, de overtuiging dat dingen zullen lukken, ongeacht wat je doet.

De jonge Jamaicanen hadden een plan voor Brixton, op hoop van zege want de Wereldoorlogen hadden zich allesverwoestend getoond. Toch waren ze vastberaden een nieuwe toekomst op te bouwen. De jonge mensen in het bruisende Bamako hadden een plan. Om de kolonisatie van zich af te werpen, genoeg geld te verdienen in de stad om vervolgens in overvloed terug te sturen naar hun geboortedorp of eindelijk van een slechte echtgenoot te scheiden - ‘Je veux être seule’, leest een van de titels. Hun hoopvolle blik reist dwars door de cameralens onze tijd in, de sluiter klikt.

Het is waar, Katrin, dat westerlingen doorgaans niet van dit soort lijden gemaakt zijn. En door een stroom aan informatie over die wereld, nu pas in de diepte van deze wereld leren bestaan. Water kun je niet tellen. Dus wees moedig, anderen zijn je voorgegaan.