Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Lia van Bekhoven: ‘Te veel mannen denken over zichzelf te moeten praten om een vrouw te imponeren’

'Ik zag weduwen altijd als beige mensen die erg gelijkmatig verdrietig of een beetje chagrijnig waren, maar in mijn geval is dat dus niet zo.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Twintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: journalist Lia van Bekhoven (69). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“41,5. Hoe ik daarbij kom? Tja, wat een vraag is dat? Ik werd vaak geïnterviewd de afgelopen weken en die vraag kwam voortdurend. Ik weet niet wat ik daarmee moet, eerlijk gezegd. Ik voel me dus, als je het exact wil weten, 41,5. Ik voel me niet anders dan ik me een groot deel van mijn leven gevoeld heb. Ik ben ook niet anders. Je wordt ouder, maar dat verandert je hele persoonlijkheid toch niet? De kern blijft toch in wezen dezelfde?”

2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik denk dat ik ongeduldig ben. Ik denk dat ik enthousiast ben. Ik denk dat ik drammerig ben. Ik heb ook alles graag goed georganiseerd en onder controle, wellicht omdat mijn werk van nature zo chaotisch is. Het gebeurt dat ik net naar bed ga en het VRT-avondjournaal belt: ‘Kun je direct op de zender?’ Dan moet ik mijn gezicht weer opmaken en het verhaal doen op het late journaal. Ik wil maar zeggen: mijn werk wordt geleid door het nieuws en door het aanbod van mijn opdrachtgevers. Dat is onvoorspelbaar. Dus ik wil de boel om mij heen graag geregeld hebben.

“Ik denk dat ik ook een redelijk opgewekte kijk op het leven heb. Sinds de dood van mijn man kan ik heel intens verdrietig zijn, maar daarnaast ook mijn eigen vrolijke zelf. Het is mooi dat beide kanten naast elkaar kunnen bestaan. Ik zag weduwen vroeger altijd als beige mensen die erg gelijkmatig verdrietig of een beetje chagrijnig waren, maar in mijn geval is dat dus niet zo. Het is echt heel erg, bijna extreem afwisselend. Het verdriet komt in golven.”

3. Wat is uw passie?

“Net als David Bowie: verveling. Ik ben echt bang dat ik, als ik niet meer zou werken, me dood zou vervelen. Maar dat dekt de lading slechts gedeeltelijk. Ik denk dat ik, als ik niet meer zou werken, het gevoel zou hebben dat ik minder in het leven sta. De interessantste mensen zijn wat mij betreft, de mensen die werken, betaald of onbetaald, omdat zij binding hebben met wat zich afspeelt in de samenleving.

“Zolang men mij wil, denk ik dat ik doorga. Ik vind dat ik nog steeds heel veel te vertellen heb. Sommigen zouden zeggen dat ik té veel te vertellen heb over dit land. (lacht) Ik ben ook heel erg benieuwd hoe het met het Verenigd Koninkrijk zal aflopen. Het kan alle kanten uit. Ik heb nog steeds die nieuwsgierigheid om dat te willen meemaken.

BIO

* geboren op 5 april 1953 in Oosterhout * Nederlandse journaliste, auteur en correspondente voor radio en televisie * studeerde in 1975 af aan de School voor Journalistiek in Utrecht * verhuisde na haar studies naar het Verenigd Koninkrijk * correspondeert vanuit Londen met verschillende buitenlandse media, waaronder de VRT (radio en televisie) * moeder van twee kinderen, verloor haar echtgenoot Martin na een ziekte

“Nu heb ik wel voor het eerst toch een beetje een idee wat ik zou willen doen als al mijn opdrachtgevers het van de ene op de andere dag zouden laten afweten. Ik zou vrijwilligerswerk willen doen op het gebied van dakloosheid. Mijn man werkte ooit voor een opvangcentrum voor daklozen. Een van mijn zonen heeft daar ook gewerkt. Het ligt dus niet ver van me vandaan. Als ik van hier naar het dichtstbijzijnde metrostation loop, kom ik minstens vijf daklozen tegen. Ik hoef niet meer te vragen wat ik voor ze kan kopen, want ik weet wat ze willen.

“Omdat ik een bloedhekel heb aan kerst, vooral aan de Engelse kerst, heb ik een paar jaar na elkaar gewerkt voor Crisis at Christmas. Dat is een vrijwilligersorganisatie die met kerst alle daklozen een soort van hotelservice biedt, vier dagen lang. Er wordt gekookt, gitaarles gegeven, nagels worden gelakt, er zijn tandartsen. Toen mijn man ziek werd in 2017 heb ik besloten om de laatste Kerstmissen samen thuis te vieren. Maar nu overweeg ik om het weer te doen.”

4. Is het leven voor u een cadeau?

“Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik ken mensen die heel erg aan het leven hangen en die ook niet van euthanasie willen weten. Als ik mij in een situatie zou bevinden waarin euthanasie een optie is, zou ik die zeker grijpen. Dus zo erg hecht ik niet aan het leven dat ik er, ten koste van alles, aan zou willen vasthouden.”

5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“De ziekte en de dood van mijn man.”

6. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Tot voor kort een warme, zonnige dag. Maar vanwege de klimaatcrisis kun je daar niet meer onbevangen vrolijk van worden. Je weet wat die hoge temperaturen en blauwe luchten veroorzaakt heeft en dat is angstaanjagend. Ik geniet van mijn wandelingen langs de Theems en het roeien erop. Van een kop koffie met dierbaren. Van mijn huis als het er schoon en opgeruimd bij ligt. Van een bij op een fuchsia. De bos bloemen op mijn keukentafel. De zon op mijn rug. Een doelpunt van Liverpool FC. Een zondag in mijn tuin zonder dat er vliegtuigen overvliegen. Ik woon niet ver van Heathrow. Als het stil is op zondagochtend en het is mooi weer en de tuin ligt er aardig bij, dan geniet ik daarvan. Die rust is heerlijk.”

7. Wat biedt u troost?

“Op de eerste plaats: mensen om me heen. Ik hecht heel erg aan mijn zonen, aan mijn familie in Nederland, maar ook heel erg aan mijn vrienden.

“Eén moment herinner ik mij nog toen Martin overleed. Dat was bij ons thuis, in de huiskamer, in de vroege ochtend. Het was heel mooi weer. Ik zette de tuindeur open. Ik weet dat de Kelten dat deden om de geest de vrijheid te geven uit het stervende lichaam te ontsnappen. Ik herinner me nog dat er toen een roodborstje op de tuintafel landde. Het keek naar binnen en keek mij recht aan. Op dat moment dacht ik: ‘Aan jou ga ik veel troost hebben.’ Ik ben niet sentimenteel, maar dat vond ik oprecht zo mooi. Dat was zo onverwacht.

“Ter nagedachtenis van mijn man heb ik een bankje laten neerzetten langs de Theems. Met de opmerking van een vriend over Martin erin gegraveerd: ‘Either he made me think or he made me laugh’. Ik zet daar weleens bloemen neer. Onlangs was ik er en weer kwam er zo’n roodborstje zitten. Dat biedt mij troost. Symbolisch vind ik dat.

‘Ik heb spijt, en dat meen ik, van de manier waarop ik sommige mensen behandeld heb in mijn leven.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Het heeft lang geduurd voor dat bankje er stond. Ik heb er wel een jaar voor moeten vechten, want het is een heel speciale plek. Iedereen wil een bankje daar. (lacht) Voor mij is dat veel belangrijker dan een kerkhof. Daar ga ik toch nooit naartoe. Zo’n bankje is veel prettiger. Ik ontmoet er altijd mensen. Vrienden gaan er zitten en sturen me dan een selfie. Of iemand gooit er een fiets tegenaan en dan krijg ik daar weer een foto van. De Engelsen zijn heel toegankelijk, vind ik. Daarom woon ik hier zo graag. Ik vond het heel makkelijk om hier wortel te schieten.”

8. Wat is uw zwakte?

“Champagne, denk ik. (lacht)

(denkt na) Drammerigheid. Ongeduld. Is dat een zwakte? Mijn moeder zou gezegd hebben van wel, maar in mijn vak weet ik niet of dat een zwakte is, eerlijk gezegd. Driftigheid, vroeger meer dan nu. Te kortaf. Ik weet dat als er in de vroege ochtend een onderwerp uit Londen moet komen, ze op nieuwsredacties ruziemaken over wie mij belt. Ik ben, als ik uit mijn slaap gebeld word, vreselijk aan de telefoon. Dan is het van: ‘Nee, ik heb haar de vorige keer gebeld.’ (lacht) Te assertief misschien ook. Mannen zouden dat nooit zeggen. Daar zit ik een beetje mee. Waarom zou ik die eigenschappen van mezelf opnoemen, terwijl mannen in dezelfde positie... (lacht) Wat vrouwen als zwakte zien, zien mannen als sterkte. Dus neen. Schrappen die vraag.”

9. Waar hebt u spijt van?

“Ik heb spijt, en dat meen ik, van de manier waarop ik sommige mensen behandeld heb in mijn leven. Zij weten wie ik bedoel. Daar ga ik het bij laten.”

10. Wat is uw grootste angst?

“De dood van mijn kinderen. Maar dat is niet iets waar ik vaak aan denk. Wat me veel meer bezighoudt en angst inboezemt zijn de gevolgen van populisme en polarisatie. Ik heb geen fysieke angst. Soms ga ik in de buurt ’s avonds wat drinken en dan zeggen mensen weleens: ‘Ik loop wel even met je mee naar huis.’ Dat hoeft helemaal niet. Ik ben niet bang om alleen door het donker te lopen of te fietsen in Londen. Zo leef ik niet.

“Ik ben geen bijzonder beschouwend mens en soms denk ik weleens dat ik te snel geleefd heb, te weinig heb stilgestaan bij dingen. Maar ik ben iemand die leeft in het nu en in de toekomst, want ik ben 41,5.” (lacht)

11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Gisteren. (stilte) Het enige wat ik daarover wil zeggen, is dat een rouwproces niet iets is waar je na verloop van tijd door bent.”

12. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Vroeger had ik vaak woedeaanvallen. Driftbuien. Ik zat toen pas in Londen, dus alles was nieuw en anders. Je woont voor het eerst met iemand samen. Dat geeft wrevel. Ik herinner me nog dat we toen vaak ruzie hadden en dat ik dan telkens de slaapkamerdeur achter me dichtsloeg. Terwijl ik mokkend op bed lag, stond Martin al fluitend de scheuren in de deur dicht te plamuren. (lacht)

“Dat is wel leeftijdsgebonden. Het heeft te maken met de fase waarin je verhouding zich bevindt. Je wil je natuurlijk neerzetten als een zelfstandig en onafhankelijk individu. Niet al te veel concessies doen. Ja, dat botst. Je wil niet inleveren op je persoonlijkheid. Ik was kampioen deuren slaan.”

13. Hoe was uw kindertijd?

“Prima. Ik kom uit een hecht nest. Nederlands-Brabant, katholiek, provinciaals. Mijn vader was fysiotherapeut, mijn moeder was huismoeder. Een heel muzikaal en vrolijk mens. Gezelligheid was het belangrijkste dat er was. Heel goede carnavalsvierders allemaal, mijn broer en mijn zussen. (lacht) Vrolijk. Mijn moeder zorgde voor de sfeer in huis. Van mijn vader kregen wij, denk ik, een verantwoordelijkheidsgevoel mee. Mijn vader had een enorm maatschappelijk bewustzijn. Hij droeg echt de lasten van de wereld op zijn schouders. Wij zijn daar ook allemaal mee opgegroeid, zal ik maar zeggen. Bescheidenheid was belangrijk.

'Wat zou ik doen als het hier oorlog was? Zou ik in Oekraïne gaan vechten? Zou ik mijn huis opengooien voor vluchtelingen? Dat soort morele, ethische kwesties, dat interesseert mij.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Mijn ouders waren zeker niet onbemiddeld, maar ze leefden heel zuinig. Het waren de minst materialistische mensen die ik ken. Ze gaven er gewoon niet om. Ik herinner me nog dat ik toen ik in Utrecht studeerde eens terug naar huis kwam en tegen onze vader zei: ‘Jezus, pa, die bank is afgekrabd door de katten, dat ziet er toch vreselijk uit.’ Toen zei mijn vader: ‘De wetenschap dat ik morgen een andere kan kopen, is voldoende.’

“Met mijn vader had ik vaak maatschappelijke discussies. Ik herinner me dat ik dan zei, en daar schaam ik me voor: ‘Jij met je Tweede Wereldoorlog altijd. De Vietnamoorlog, die is pas belangrijk. Daar gaat het om.’ Vreselijk dat ik dat gezegd heb.”

14. Hebt u soms gevoelens van heimwee?

“Neen, niet heimwee. Zoals ik al zei ben ik niet erg beschouwend. Sinds Martins dood denk ik natuurlijk vaak aan hem en ons leven samen, wat ik erg mis. Maar ik probeer daar pragmatisch in te zijn. Ik denk daar liever op terug met een gevoel van hoeveel geluk ik gehad heb hem tegen te komen. Liever dan te treuren om het gemis. De ene keer lukt dat beter dan de andere.”

15. Wat is uw vroegste herinnering?

“Ik heb geen idee. Mijn moeder is niet zo lang geleden overleden en toen zijn we door al die fotoboeken gegaan. Nu weet ik echt niet of ik false memory syndrome heb, of ik mij echt herinner wat er te zien is op die foto’s van vroeger.”

16. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Ook geen idee. Ik heb daarover mijn zus geappt en zij vertelde, en dat weet ik nog wel, hoe die kamer eruitzag. Ik deelde tijdens een fase van mijn leven mijn zolderkamer met haar en wij hadden schuin aflopende muren. Daar hing niets aan.”

17. Aan wie voelt u zich schatplichtig?

“Jeetje. Natuurlijk aan mijn ouders en heel veel aan mijn man. Dat is zo voor de hand liggend, sorry. Veel aan mijn vriendinnen ook. Van hen heb ik vaak geleerd hoe je moet leven. Ik had een heel goede vriendin die zes jaar geleden overleden is. Wij kenden elkaar van de journalistieke opleiding. Zij was niet alleen mijn steun en toeverlaat, maar tot op zekere hoogte ook mijn rolmodel. Haar mis ik ook heel erg. Aan haar ben ik misschien wel mijn verhouding met Martin schatplichtig. (lacht)

“Ik was hem tegengekomen op reis in Israël, waar hij in een kibboets woonde. We hebben het over heel lang geleden, hè. Toen het moeilijk communiceren was met anderen over zee. Van internet had nog niemand gehoord en telefoongesprekken waren te duur. Je schreef op van dat flinterdun, lichtblauw postpapier. Ik schreef mijn vriendin José: ‘Ik heb zo’n leuke Brit ontmoet en ik weet het niet meer.’ Ik beschreef, denk ik, hoe hij was en dat ik niet wist hoe het nu verder moest, omdat ik ook een vriendje in Nederland had. Toen stuurde zij mij een strip van de pil, het voorbehoedsmiddel. (lacht) ‘Doe maar.’”

18. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?

“Op dit moment Klara en de Zon van Kazuo Ishiguro. Dat heeft een heel diepe indruk gemaakt op mij. Ik heb niet één boek waarvan ik denk: dit is het. Er zijn wel boeken die me zijn bijgebleven. Bijvoorbeeld The Ragged Trousered Philanthropists (van Robert Tressell, red.). Daar heeft niemand ooit van gehoord. Ik was pas in Engeland toen ik dat boek heb gelezen. Het is een semi-autobiografisch, dickensiaans verhaal over schilders in het begin van de twintigste eeuw wier slecht betaalde werk ook nog eens telkens wordt afgekeurd. Dat heeft niets te maken met hun vakmanschap, maar alles met hun baas die de verf aanlengt. Het onrecht druipt van iedere pagina.

'Een grote teleurstelling ben ik vaak voor Britten, want als je naar een interview gaat en je zegt dat je 'Dutch' bent, verwachten ze een amazone.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Wat mij ook erg heeft aangesproken, de film denk ik nog meer dan het boek, is Sophie’s Choice (van Alan J. Pakula, naar een roman van William Styron, red.). Ik herinner me dat ik die heel lang geleden met een aantal vrienden heb gezien. We zouden achteraf ergens iets gaan drinken maar hebben gewoon niets aangeraakt. Dat is zo’n menselijk dilemma. We kunnen het ons allemaal voorstellen. Wat zou ik doen als het hier oorlog was? Zou ik Joden helpen? Zou ik in Oekraïne gaan vechten? Zou ik mijn huis opengooien voor vluchtelingen? Zou ik... Dat soort morele, ethische kwesties, dat interesseert mij.”

19. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen. Ik viel al snel van mijn geloof af. Dat was ook een conflict thuis. Ik heb mijn ouders veel verdriet aangedaan, dat is zeker. Toen ik heel klein was, identificeerde ik me wel sterk met de heilige Lidwina van Schiedam. Zij was op het ijs gevallen en na een heel lang, tragisch ziekbed gestorven. Ik hield ontzettend van schaatsen. Dus, ja, zo’n heilige die door het ijs gaat, dat was een beetje mijn eigen Sinterklaas.”

20. Hoe definieert u liefde?

“Als het echt goed is, haalt liefde, denk ik, de beste versie van jezelf naar boven. Ik heb 45 jaar lang met Martin, The Man, geleefd. Even belangrijk voor mij als voor hem was elkaar los kunnen laten. De ander kunnen waarderen voor wie hij is, los van jou, zonder jou. Liefde heeft ook een heel grote gunfactor, denk ik. Martin had dat enorm. Hij gunde mij ieder klein succesje. Hij vond dat zo heerlijk voor mij.”

21. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Ik heb er vrede mee dat ik niet 1,76 meter ben en blond. Daar heb ik mee leren leven. Een grote teleurstelling ben ik vaak voor Britten, want als je naar een interview gaat en je zegt dat je Dutch bent, verwachten ze een amazone. (lacht)

22. Wat vindt u erotisch?

“Wat ik echt sexy vind, zijn mannen die me aan het lachen maken. Die een grote kennis hebben, maar er niet mee te koop lopen. Die niet bang zijn van de dansvloer. En die jou vragen stellen. Het is ongelooflijk hoe zeldzaam dat laatste is. Dat is echt de grootste zonde van heel veel mannen, vind ik. Dat ze om een vrouw te imponeren veel over zichzelf menen te moeten vertellen. Ik heb het altijd benadrukt bij mijn zonen: ‘Als je een meid echt leuk vindt, dan is er niets aantrekkelijkers dan belangstelling hebben voor wie zij is als persoon.’

“Je zou denken dat ze daar na 80.000 jaar achter zijn, maar nog niet zo lang geleden zat ik op een terras met een vriendin. Naast ons zat een man en die had duidelijk een afspraakje met een vrouw die wat jonger was. Hij zat alleen maar over zichzelf te praten. Hard ook, dus iedereen kon het horen. Je zag die vrouw steeds meer naar achteren schuiven. Heel defensief was ze. Toen kwam die tas ook nog op haar schoot. Dan denk je: nou, die wil zo weg. Waarom doen die mannen dat nog steeds? Het lukt ze maar niet.

“Of ik nog verliefd zou kunnen worden? Ja, ik denk het wel. Ik zou niet meer kunnen samenwonen, dat niet. Wat ik zo merkwaardig vind, is dat ik een sociaal mens ben die houdt van uitgaan, maar tegelijk vind ik het heerlijk om alleen te zijn. Toen Martin gediagnosticeerd was, zaten we rond de tafel met de zonen, en hij zei: ‘Dan ga je toch het huis verkopen?’ Omdat het een groot huis is met een tuin. ‘Natuurlijk’, zei ik. Nou, het is bijna drie jaar geleden en ik zit hier nog. Ik denk er echt niet aan om te verhuizen. Ik zou dus wel verliefd kunnen worden, maar het hoeft ook niet. Ik ga het niet opzoeken. Komt het op mijn weg: oké, maar het is ook prima zo. En weet je, het bevordert je zelfvertrouwen dat je het ook alleen kunt. Dat je ook alleen gelukkig kunt zijn, zonder met iemand samen te wonen of zonder met iemand een verhouding te hebben. Dat vind ik empowering. Daar hecht ik ook aan.”

23. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“Ik wou dat ik kon zeggen bij de Klaagmuur in Jeruzalem, maar dat is het niet geworden. (lacht) Ik volsta met een strand op Mykonos bij volle maan.”

24. Hoe zou u willen sterven?

“Zoals iedereen, snel en pijnloos.”

25. Welke droom hebt u nog?

“Ik zou het heel leuk vinden om grootmoeder te zijn, maar als het niet gebeurt is het ook goed. Maar die ontwikkeling van mezelf zou ik nog wel willen meemaken. Hoe anders zou ik als grootmoeder zijn dan als moeder?”

26. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Ik heb geen idee. Ik heb geen favoriete maaltijd. Het hangt af van mijn stemming. Het is niet waarschijnlijk dat het fish-and-chips wordt.” (lacht)