Direct naar artikelinhoud
InterviewGuido Gryseels

‘Veel kinderen weten niet meer dat wij een geschiedenis hebben in Congo’: directeur AfricaMuseum neemt afscheid

‘Veel kinderen weten niet meer dat wij een geschiedenis hebben in Congo’: directeur AfricaMuseum neemt afscheid
Beeld Rebecca Fertinel

Als Guido Gryseels (70) vanavond de deur van het AfricaMuseum achter zich dichttrekt, is hij geen directeur meer. Voor het museum komt een tijdperk van twintig jaar ten einde. ‘Als ik hetzelfde dacht als twintig jaar geleden, was ik fout bezig.’

U kondigde vijf jaar geleden al aan dat u met pensioen ging, maar nu gebeurt het dus echt?

“Absoluut. De minister heeft me telkens gevraagd een jaar langer te blijven. In 2018 is het museum na een renovatie van vijf jaar weer opengegaan. Op dat moment was het heel druk. Een paar jaar later was er corona. De vacature voor een opvolger kon ook pas uitgeschreven worden toen er een nieuwe voorzitter was voor de koepel van Federale musea en wetenschappelijke instellingen.”

Hoe kijkt u terug op die – toch wel controversiële – renovatie van het museum? De collectie werd in een nieuw jasje gestoken, maar er was volgens critici nog steeds te weinig aandacht voor het koloniale verleden.

“Tien jaar geleden, toen we begonnen met de planning voor de renovatie, kregen die onderwerpen veel minder aandacht. Meteen na de heropening van het museum kwam er een zeer snelle evolutie in het maatschappelijk denken. Er waren de protesten van Black Lives Matter, met in de nasleep daarvan de controverse rond de standbeelden van Leopold II, en er werd een parlementaire commissie opgericht over het kolonialisme. We bekijken het verleden met een kritische bril in het museum. Maar ondertussen zijn de geesten veel verder geëvolueerd.”

Maar nog steeds wordt de geschiedenis van Congo in één kamer afgehandeld?

“Kijk, ik ben het er volledig mee eens dat er nog steeds te weinig ruimte is voor het koloniale verleden. Volgend jaar bestaat het museum 125 jaar en is het ook vijf jaar geleden dat we weer de deuren openden na de renovatie. Dat is het moment voor een grondige evaluatie en dan moet er goed nagedacht worden over welk museum we in de toekomst willen. Ik ben ervan overtuigd dat de oppervlakte in het museum die daaraan wordt gewijd op termijn veel groter wordt.”

Is het geen tijd om van dat koloniale verleden het centrale uitgangspunt te maken?

“Sommigen vinden dat het een herdenkingsinstelling moet worden, zoals de Kazerne Dossin. Twintig jaar geleden hebben we intern voorstellen in die richting besproken, maar toen was er nog geen draagvlak voor. Je had ook geen geld gevonden om zoiets in te richten. De meeste Belgen hadden nog een positief beeld van het kolonialisme. Je hoorde dat de Belgen in Congo goede dingen deden, zoals ziekenhuizen bouwen en wegen aanleggen.

“Ons museum is ooit opgericht om de rijkdommen van Congo te tonen en het kolonialisme te promoten. Maar vandaag willen we een instelling zijn die het onrecht uit het verleden aanklaagt en tegelijk het hedendaagse Afrika toont met zijn uitdagingen. Ik denk dat je het nog steeds alle twee kunt doen: dat je een museum over Afrika kunt maken waarin herdenking ook een belangrijke plaats krijgt. Want er is nog steeds nood aan beide.

“In de eerste jaren na de heropening kregen we jaarlijks meer dan 300.000 bezoekers over de vloer. Elk jaar bezoeken 30.000 tot 40.000 scholieren het museum. Maar we merken dat de kennis bij de jeugd over het verleden afneemt. Veel kinderen weten niet meer dat wij een geschiedenis hebben in Congo. We willen jongeren ook tonen waar racisme vandaan komt en hoe het vandaag nog doorwerkt in de samenleving. Dat doen we door workshops en debatten te organiseren.”

Toch zijn een aantal Belgische Congolezen ontevreden over het museum, omdat diasporaorganisaties te weinig inspraak kregen bij de renovatie.

“Voor al onze publieksactiviteiten werken we nu samen met de diaspora. Sommige criticasters van een paar jaar geleden zijn hier nu elke dag om met jongeren in debat te gaan. Maar natuurlijk zijn er nog steeds kritische geluiden en klopt het ook dat we meer moeten doen. We moeten meer diversiteit nastreven, niet enkel bij het personeel, maar ook in de bestuursorganen. Tegelijk is er meer samenwerking nodig met Afrikaanse instellingen. Overal worden stappen gezet, maar er is nog een hele weg te gaan.”

Hoe staat het ondertussen met de teruggave van Congolese kunstobjecten?

“Eind juni is een wetsontwerp goedgekeurd voor een juridisch kader dat zoiets mogelijk maakt. Tot nog toe zijn de objecten uit de federale collecties ‘onvervreemdbaar’. Nu wordt een teruggave mogelijk als het object op een illegitieme manier in de collectie is gekomen. We hebben net een subsidie van 2,4 miljoen euro gekregen om in onze verzamelingen aan herkomstonderzoek te doen. De volgende stap is het oprichten van een Congolees-Belgische commissie die over restitutievragen oordeelt.

“De Congolese musea zijn nu vooral aan het bekijken welke objecten ze precies nodig hebben om hun eigen collecties aan te vullen. De Congolezen willen ook prioriteit geven aan het opleiden van experts die stukken kunnen restaureren en aan het inrichten van goede stockageplaatsen. Veel kleine musea zijn in Congo in slechte staat en momenteel gesloten voor het publiek.”

Vroeger hield u de collectiedeuren liever dicht. U bent op dat vlak geëvolueerd?

“Dat klopt, ik dacht vroeger wel aan iets als reizende tentoonstellingen, maar nu is een teruggave van sommige objecten zeker aan de orde. Soms krijg ik op een debat nog de vraag of ik opportunistisch ben, omdat ik vandaag iets anders zeg dan vroeger. Maar nee, ik luister gewoon naar mensen. Als ik vandaag nog precies hetzelfde dacht als twintig jaar geleden, dan was ik fout bezig.”