Direct naar artikelinhoud
AchtergrondCuba

De Cubanen zien hun land in slow motion instorten, maar de toerist hoeft er niets van te merken

Al bij zonsopgang staat er een lange wachtrij om binnen te kunnen bij de staatswinkel.Beeld The Washington Post via Getty Im

Op Cuba zijn wekelijks kleine demonstraties. Cubanen zijn boos vanwege lange periodes zonder elektriciteit, bedoeld om energie te besparen. Daarbij komen voedselschaarste, inflatie én de verstikkende staatscontrole. Voor het eerst sinds de pandemie is Edwin Koopman terug in Cuba en ziet een land in verval.

De straten van Cienfuegos, een historische havenstad aan de Cubaanse zuidkust, ademen loomheid. De fikse regenbui van zojuist heeft de hitte niet verjaagd. Deuren en ramen staan open, binnen zitten mensen in schommelstoelen in kamers met soms wel vier meter hoge plafonds. Vanaf het dak van een winkel kijkt Che Guevara uit over de stad, de heroïsche guerrillero, ‘man zonder smet en zonder angst’.

En dan, net als het donker is, valt de stroom uit. De verlichting dooft, muziek valt stil, ventilatoren draaien langzaam uit. Er is er alleen nog het geluid van het verkeer en het licht van koplampen. Mensen lopen verder bij het licht van hun telefoons. Een kind huilt. Plotseling wordt de hitte van de avond ondraaglijk.

Cuba staat in overlevingsstand. Brandstof is nu een van de grootste problemen. Buiten de hoofdstad worden wijken en hele steden om de beurt van de stroom afgesloten, een paar uur hier, een paar uur daar. Elke dag gaat de stroom uit voor twee, zes tot wel achttien uur of meer. Regionale energiebedrijven informeren de bevolking via Facebook. In Villa Clara mocht de bevolking kiezen: twee onderbrekingen van zes uur, of één lange van twaalf uur per etmaal.

Wat officiële media verzwijgen, zien de Cubanen op Facebook en Twitter: de moeders die smeken om melk voor hun kinderen.Beeld The Washington Post via Getty Im

Los Jazmines, een legendarische pleisterplaats in het westen van Cuba, zit al twintig uur zonder stroom. Uit de kraan komt geen druppel water. Buiten schept het hotelpersoneel emmers water uit het zwembad om de kamers schoon te maken. Gasten vullen er lege frisdrankflessen om het toilet door te kunnen spoelen. De noodgenerator weigert dienst of zit zonder diesel, dat blijft een mysterie.

Bij het eethuisje pal naast het hotel zoemen de ventilatoren en het toilet heeft water. De generator draait op volle toeren. In de keuken liggen schnitzels en verse vis op het fornuis. Dollars en de juiste contacten creëren in Cuba eilandjes waar alles functioneert in een zee waarin alles uit elkaar valt. Het zijn middelvingers naar de Cubaanse planeconomie, en de revolutie die na zes decennia het land langzaam tot stilstand brengt.

Dagtaak

Hoofdstad Havana is vooralsnog gespaard gebleven van de rantsoenering, maar in september verandert dat, maakte de partij bekend. Tijdens een stroomstoring gemaakte foto’s tonen wat Havana te wachten staat: een donkere stad met als eilandjes van licht de grote internationale hotels en het Plein van de Revolutie. Duisternis verhult de langzame sloop van de stad door verwaarlozing. Langs de Malecon, Havana’s beroemde boulevard, stort het ene na het andere monument in. Geld was er alleen voor Cuba’s nieuwste pronkstuk, het luxehotel Paseo del Prado aan het eind van de boulevard.

De bewoners hebben een dagtaak aan het ritselen van voedsel, het wachten in de rij, het ontfutselen van een paar euro bij een toerist. De strijd om te overleven begint met de jacht op harde valuta, die elke maand duurder worden.

Op de boerenmarkt ligt wat in de staatswinkels ontbreekt: yuca, mango, avocado en papaya, nog net betaalbaar. De slager heeft varkenskoppen. Op een straathoek drommen mensen samen. In de brandende zon vullen functionarissen met pollepel en trechter plastic flessen met tomatenpuree. “Van de coöperatie”, zegt een omstander zichtbaar gegeneerd, “voor de helft van de prijs.” Voor een winkel met importartikelen staat een lange rij. “Anderhalf uur al”, zegt een vrouw die bijna aan de beurt is. Ze staat hier voor appels. Binnen zijn de lange schappen gevuld, al is het assortiment beperkt: enorme zakken wasmiddel, pasta, olijfolie uit Brazilië, tonijn uit Spanje, stapels chocola van Toblerone én stapels dozen met appels uit Chili, omgerekend 50 cent per stuk. Een onbereikbare luxe voor wie moet leven van het staatssalaris van ongeveer 30 euro per maand.

Voor een wisselkantoor staat een lange rij. De strijd om te overleven begint met de jacht op harde valuta, die elke maand duurder worden.Beeld AFP

Een man loopt langs met drie enorme vissen. “We wonen op een eiland, maar we eten nooit vis. De vis is voor jullie, toeristen.” Die gaan naar restaurants als La Guarida, waar het personeel in uniform loopt en de rekening wordt geprint op papier met logo. In een professionele keuken bereiden de koks Provençaals konijn en uit Segovia geïmporteerd speenvarken. Een Cubaanse emigrant, even terug in zijn land, trakteert zijn familie op een voor hen onbetaalbaar bacchanaal. Met zichtbaar ongemak verorberen ze de maaltijd die ongeveer een Cubaans jaarsalaris kost.

In het straatarme en overbevolkte centrum van de hoofdstad versiert een ouder echtpaar de gevel van een huis; Cubaanse vlaggetjes ter ere van de bestorming van een kazerne door Fidel Castro in 1953. “Dat moet je vieren”, zegt zij. Ze geeft de slinger aan, hij balanceert op het hek, dat als ladder wordt gebruikt. Vervaarlijk wiebelt het ijzer onder zijn oude benen, als een metafoor voor de revolutie, die wankelt tussen de coronapandemie, Amerika’s economische sancties, de schaarste en het wanbeleid.

Alles in verval

Buiten Havana is het beeld nog troostelozer. De kilometerslange plantages langs de weg staan vol dode sinaasappelbomen, met onkruid overwoekerd. Geveld door een bacterie, verwaarloosd door de autoriteiten. Daartussenin, om de paar kilometer, zijn landbouwscholen waarvan enkele jaren geleden nog de leerlingen op de plantages werkten, nu verlaten en afgebladderd. En de voormalige suikerfabrieken, roestige getuigen van wat ooit de trots was van Cuba. Ooit leken dingen nog beter te worden in Cuba. Toeristen brachten dollars, hotels gingen open voor de Cubanen zelf, Obama kwam op bezoek, er kwam internet. Nu is alles in verval.

Bij La Aguada, een bekende stopplaats op een kruispunt van doorgaande wegen, staan drie mannen werkloos achter de bar. Ja, ze hebben koffie, maar kunnen die niet verkopen. Ze mogen sinds een dag geen cash meer aannemen, “nieuw decreet van het ministerie”. Met de bankkaart betalen gaat ook niet, er is geen verbinding. Een andere bar heeft wel verbinding, maar geen koffie. Een groep toeristen keert onverrichter zake terug naar de bus.

Een boer giet melk in een groot melkvat van de gemeenschap.Beeld The Washington Post via Getty Im

“Alles is hier een leugen”, klaagt een chauffeur en barst los over de farce van de perfecte gezondheidszorg, het gebrek aan naalden voor zijn nieroperatie, apotheken zonder paracetamol en het potje homeopathische pillen die zijn broer hem stuurde vanuit de VS. “De revolutie heeft helemaal niets tot stand gebracht. Dat zien de toeristen niet, maar wij leven erin.”

Buitenlandse bezoekers hoeven van de crisis niets te merken. Ze liggen op witte stranden en dansen op het ritme van Cubaanse reggaeton. Voor hun hotel staan roze gespoten Amerikaanse oldtimer-cabrio’s klaar voor een authentiek Cubaanse rondrit. De helft van de kamers staat leeg, liften haperen, maar ’s avonds is het feest met mojito’s – de Cubaanse cocktail – en muziek van Buena Vista Social Club.

“We zijn gewend aan de privileges voor buitenlanders”, zegt de jonge medewerker van het staatsbureau dat tochtjes aanbiedt naar een van de eilanden voor de kust. Zelf is hij er nooit geweest, de excursie is verboden voor Cubanen, misschien uit angst dat ze de boot kapen en naar Florida zeilen. Of er echt leguanen zijn? “Ik denk het, ze staan op de foto’s.”

Als toerist in Cuba hoef je weinig van de crisis te merken. De Cubanen zijn gewend aan de privileges voor buitenlanders.Beeld NurPhoto via Getty Images

Zijn leeftijdsgenoten vertrekken massaal naar het buitenland, met spaargeld van de familie. Tussen 5.000 en 10.000 euro tellen ze neer voor het avontuur. Een vlucht naar Nicaragua en dan over land via Mexico naar de VS. Iedere Cubaan kent inmiddels tientallen familieleden en vrienden uit eigen omgeving. Ze maken er grappen over: “Vroeger zeiden we elkaar goedemorgen, nu vragen we elkaar wie er is vertrokken.” En ze zeggen dat de regering het aanmoedigt, want met de migranten vertrekt ook de ontevredenheid. Laat ze maar vertrekken, het zijn de grootste klagers, potentiële onruststokers.

Schone schijn

“Slecht praten over de regering”, heet het in Cuba. Vroeger was het iets voor roekelozen, nu doet iedereen het, in gesprek met bekenden, vreemden, met elkaar. Alsof met de stroomuitval ook de stekker is getrokken uit de laatste angst en het laatste beetje vertrouwen in de revolutie.

Zelfs de receptioniste van het staatshotel houdt de schijn niet meer op. Gebleven zijn het uniform en de strenge blik, maar weg is de ijzeren discipline van Cubanen die vanwege bewezen trouw aan de revolutie met toeristen mogen werken. “Dertig jaar geleden was de crisis alleen economisch. Nu is hij ook politiek.” Haar blik verraadt begrip voor de protesten: de massale demonstratie in juli vorig jaar, het geklaag over de elektriciteit, de devaluatie van de munt met 500 procent in één dag.

Een waterlek in het centrum van Havana. Langs Havana’s beroemde boulevard, Malecon, stort het ene na het andere monument in.Beeld The Washington Post via Getty Im

In de nieuwsprogramma’s op de staats-tv triomfeert de euforie. Dank aan Venezuela voor het blussen van de brand die vier opslagtanks voor olie in de as legde. Een hommage aan de omgekomen brandweerlieden. Het nieuwe energieplan om nóg beter te zijn voorbereid op de toekomst. En de minister van Economie met haar grandioze oplossing voor de schaarste: Cubanen mogen voortaan 3 kilo aan spullen belastingvrij uit het buitenland meenemen voor persoonlijk gebruik. Alles daarboven wordt nog altijd zwaar belast of in beslag genomen. Amerikaanse blokkade? Volgens veel Cubanen komt de echte blokkade van de eigen overheid.

Wat officiële media verzwijgen, zien de Cubanen op Facebook en Twitter. De moeders die smeken om melk voor hun kinderen. De nachtelijke marsen die spontaan ontstaan bij bewoners in een provinciestad, uit hun huizen gedreven door de hitte na weer een stroomuitval. En de arrestaties van hen die het waagden de straat op te gaan voor stroom en vrijheid. Hoe het afloopt, durft niemand te voorspellen, hoelang de hoeders van de revolutie dit nog volhouden. Een enkeling waagt zich aan speculatie: “De dag dat de politie weigert tegen de bevolking op te treden, is het afgelopen”.

Namen en contactgegevens van de geciteerde Cubanen zijn bekend bij de redactie.

Castro kijkt nog altijd mee

De hoogste macht in Cuba is in handen van de Communistische Partij, die sinds 2021 wordt geleid door de 62-jarige eerste secretaris Miguel Diaz-Canel. Twee jaar eerder al werd Diaz-Canel benoemd tot president. Daarmee kwam er formeel een einde aan de dynastie van de gebroeders Castro, die sinds de Cubaanse revolutie in 1959 de macht hadden. 

De historische leider van de revolutie, Fidel Castro, overleed in 2016, maar vijf jaar daarvoor had hij de macht al overgedragen aan zijn jongere broer Raúl. Die droeg de beide hoogste functies over aan Diaz-Canel, maar op de achtergrond zou de inmiddels 91-jarige veteraan nog altijd een oogje in het zeil houden.