Direct naar artikelinhoud
ReportageOorlog Oekraïne

Russen schieten gevluchte Oekraïners te hulp: ‘We begrijpen dat het niet prettig is in het land te zijn dat jouw land is binnengevallen’

Oekraïense vluchtelingen uit Marioepol passeren in maart de grens met Rusland bij de overgang Veselo-Voznesenka.Beeld Arkady Budnitsky / EPA

Vele duizenden Russen spannen zich, vaak anoniem, in om gevluchte Oekraïners bij te staan. Daarvan zijn er veel meer dan de honderdduizend die officieel in opvangcentra verblijven. ‘Veel van de mensen die wij helpen, zeggen dat ze verder van niemand hulp kregen.’

“We hadden vandaag een zware dag.” Lida Moniava maakt op een warme zomeravond in Moskou de balans op. Als zij het heeft over een zware dag, dan wil dat wat zeggen. “We kregen een hulpverzoek van een gezin. We belden om te horen wat er nodig was en hoorden een verhaal waarvan geloof ik heel ons team van driehonderd vrijwilligers moest huilen.”

Het verhaal van een gezin over de bombardementen op Marioepol eerder dit jaar. Vader, moeder en drie kinderen trokken in bij opa en oma. Toen ze zich opmaakten om buiten op een houtvuur eten klaar te maken, ging de vader op zoek naar brandhout. Twee voltreffers raakten de flat. Toen hij terugkwam waren de kinderen en zijn schoonmoeder dood, vrouw en schoonvader gewond. Zij verloor een oog.

Lida Moniava is sinds 2018 de drijvende kracht achter Dom S Majakom (‘Het huis met de vuurtoren’), Ruslands eerste hospice voor kinderen. Zij en een team van vrijwilligers doen zeven dagen in de week wat ze kunnen om ernstig zieke kinderen een waardige laatste levensfase te bieden. Bij die zware taak is sinds 24 februari de zorg gekomen voor duizenden vluchtelingen uit Oekraïne. De mensen van Dom S Majakom verlenen volgens Moniava hulp aan meer dan duizend gezinnen die het geweld zijn ontvlucht. Via sociale media vragen ze het publiek om steun.

“Van zulke verhalen wil je het uitschreeuwen, maar de mensen komen niet naar ons toe om onze tranen, maar om concrete hulp”, vervolgt Moniava de hartekreet op haar Facebookpagina. “Het is allemaal verschrikkelijk en je kunt er eindeloos over praten en ook huilen. Maar op dit moment hebben die mensen niets om eten te koken, ze vragen om een pan en een koekenpan. En ook een beha, maandverband, een jas voor de herfst. Grutten, ingeblikt vlees. En een psycholoog.”

‘Waar zijn dan alle anderen?’

Over heel Rusland zijn sinds februari duizenden vrijwilligers actief, die zich, vaak anoniem, inspannen om vluchtelingen met raad en daad bij te staan, te huisvesten of te helpen Rusland uit te komen. Het gaat om vele honderdduizenden mensen, niemand weet precies hoeveel. De schattingen lopen uiteen van een tot twee miljoen, en dat terwijl de bestaande tijdelijke opvangcentra in de Russische regio’s, van de westgrens tot het Verre Oosten, alles bij elkaar onderdak bieden aan nog geen honderdduizend vluchtelingen.

“Een regeringsbesluit van 12 maart bepaalt quota voor alle Russische regio’s, als je die bij elkaar optelt kom je op minder dan 96.000”, zegt Svetlana Gannoesjkina, die zich met haar organisatie Grazjdanskoje Sodejstvie (‘Burgerhulp’) al decennia lang inzet voor vluchtelingen en ontheemden. “Waar zijn dan alle anderen? Want ze zeggen dat er nu al tegen de twee miljoen zijn binnengekomen. Dat kan een overdrijving zijn, maar onze Oekraïense collega’s hebben het over 1,7 miljoen. Iets meer of minder maakt niet uit, als die quota gezamenlijk uitkomen op 96.000.”

Al die anderen moeten het zelf zien te rooien. En dus is het altijd druk in en om het kantoor van de 80-jarige Gannoesjkina, die er ondanks haar respectabele leeftijd niet over denkt te stoppen met haar vluchtelingenwerk. Haar organisatie helpt met het vinden van werk en onderdak en geeft ook geld, voor zover de eigen beperkte middelen dat toestaan, vooral aan invaliden en grote gezinnen. “Die mensen hebben geen geld, ze hebben niets, geen enkel perspectief. Ze hebben tijdelijk asiel gekregen en dat is het, daarna ben je vrij om te gaan en staan waar je wilt. Maar met dat tijdelijke asiel en zelfs met de status van vluchteling – die overigens niemand krijgt – hebben ze volgens de wet geen recht op een uitkering. Als je dat vertelt, zijn de mensen verbaasd.”

‘Niet met de armen over elkaar zitten’

Hoe significant ook, de initiatieven van mensen als Moniava en Gannoesjkina blijven een druppel op de gloeiende plaat. “Het zijn er gewoon heel veel. Wat mij inspiratie geeft is dat er naast onze al lang bestaande organisaties veel groepen vrijwilligers zijn ontstaan”, zegt Gannoesjkina. “Dat is een enorme beweging en zij zijn goed georganiseerd. Iedere vluchteling heeft een curator, ze volgen iedere persoon afzonderlijk. Zij zijn er in de eerste plaats op gericht om iemand Rusland uit te krijgen, voor wie dat wil, maar ze helpen ook diegenen die hier zijn.”

Zoals Darja (niet haar eigen naam), een 20-jarige studente uit Rjazan. “We wilden niet met de armen over elkaar zitten”, zegt ze. “Niet de pose van een slachtoffer aannemen, alsof wij niets zouden kunnen doen in deze situatie. We wilden hulp bieden voor zover dat nu mogelijk is, we begrepen dat die noodzakelijk is. Veel van de mensen die wij helpen zeggen dat ze verder van niemand hulp kregen. Wij waren de eersten die te hulp schoten, we gingen niet aan hen voorbij, we waren niet onverschillig. Iedereen doet wat in zijn vermogen ligt.”

Oekraïners uit het door Rusland belaagde Marioepol verblijven eind maart in een opvang in de Russische stad Taganrog. De overgrote meerderheid van de Oekraïners in Rusland moet het zelf zien te rooien.Beeld Arkady Budnitsky / EPA

In Rjazan, een kleine 200 kilometer onder Moskou, is er een harde kern van ongeveer twintig vrijwilligers die het meeste werk doen. Nog eens tachtig Russen meldden zich aanvankelijk in een chatgroep, maar lieten het al snel afweten. “Eerst zijn de mensen enthousiast om te helpen”, vertelt Darja. “Maar later worden ze onzeker of bang, want je moet voortdurend met mensen communiceren, allerlei plekken bezoeken, contact onderhouden met de autoriteiten. Het gevolg is dat de vrijwilligers die het meeste werk op zich nemen soms een burn-out krijgen.” Die vrijwilligers zijn van alle leeftijden. “We zijn heel verschillend, er zijn scholieren van 12 of 13 jaar oud, maar ook bejaarden en een paar jonge mensen van 20-25. Als iemand wil helpen, is leeftijd niet belangrijk.”

Volgens Darja is er bovenal behoefte aan levensmiddelen, medicijnen en kleding, maar ook serviesgoed of speelgoed voor de kinderen. Ze steken er eigen geld in of vragen mensen overbodige spullen te doneren. “We proberen Oekraïners te helpen die hier weg willen. We begrijpen dat het niet prettig is in het land te zijn dat jouw land is binnengevallen, je stad heeft verwoest. Wij helpen koffers te vinden, geld. Toch zijn velen vooralsnog niet van plan uit Rusland te vertrekken, ook al vanwege de taalbarrière in het buitenland.”

Beïnvloed door Russische propaganda

Svetlana Gannoesjkina stelt met enige verbazing vast dat opmerkelijk veel vluchtelingen uit het oosten van Oekraïne zijn beïnvloed door Russische propaganda en daarom naar Rusland wilden. “De vluchtelingen zijn heel verschillend. Dat er onder hen mensen zijn die naar Rusland willen en hier willen blijven was voor ons zwaar en heel onverwacht, dat is moeilijk te accepteren en nog moeilijker uit te leggen, vooral aan mensen uit het Westen. Dat mensen naar Rusland wilden, dat mensen zich door onze propaganda een bepaald beeld hadden gevormd van Rusland, dat was voor mij volkomen nieuw.”

Gannoesjkina hielp een vrouw uit Marioepol met kind en kleinkind naar Europa te vertrekken. “Tijdens een bombardement kwamen haar twee zoons van 32 en 14 en een schoondochter onder het puin terecht. De oudste zoon werd dood van onder het puin gehaald, de schoondochter leefde nog enkele dagen. De jongen had een gebroken rug en hersenletsel. Er was ook nog een kleinzoon van anderhalf. Die jongen van 14 overleefde, maar zit in een rolstoel. Die vrouw zei: ik wil niet in dit land wonen. Ik zei: natuurlijk begrijp ik u. En hoewel ze niet de voogdij over haar kleinzoon had, mocht ze toch vertrekken, we waren heel bang dat dat niet zou lukken. Ze zijn nu in Europa.”

Oekraïners uit Marieopol worden half maart met de bus naar Rusland geëvacueerd.Beeld Arkady Budnitsky / EPA

Verhalen over de zogeheten filtratie horen de hulpverleners geregeld, al zijn details schaars. De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch publiceerde onlangs een rapport met nieuwe bewijzen voor filtratiepraktijken in de door Rusland bezette delen van Oekraïne en ook voor gedwongen deportatie naar Rusland. HRW sprak met tientallen Oekraïners uit vooral de stad Marioepol en de provincie Charkiv die zelf deze strenge selectiepraktijken hebben doorlopen.

“Dat familieleden achterblijven in Oekraïne komt veel voor”, vertelt Darja uit Rjazan. “Er zijn nu mensen in Rjazan van wie familieleden nog in Marioepol zitten. Of er is bijvoorbeeld een moeder, zij is nu hier, maar haar kind is in Donetsk en ze kunnen het daar niet weg krijgen. Het is voor ons moeilijk met die ‘volksrepublieken’ te communiceren.”

Willekeur van de grenswachten

Gannoesjkina heeft de berichten over de filtratiepraktijken aangekaart bij de Russische ombudsvrouw voor mensenrechten, Tatjana Moskalkova, maar dat lijkt aan dovemansoren gericht. “In de regel wordt een vluchteling twintig minuten ondervraagd”, zegt ze. “Soms worden de gegevens van de telefoon gekopieerd, mannen moeten zich uitkleden, er wordt gekeken naar tatoeages en kennelijk eelt, wat kan wijzen op wapengebruik.” Dat vrouwen zich moeten uitkleden, daarover heeft Gannoesjkina geen informatie. “Maar tegen vrouwen worden wel obscene grappen gemaakt. Een jonge vrouw in het gezelschap van vijf gewapende mannen die seksistische grappen maken voelt zich natuurlijk niet op haar gemak. Maar ik heb niet gehoord van aanrandingen of soortgelijke incidenten.”

De vluchtelingen zijn aan de grens volledig overgeleverd aan de willekeur van de grenswachten. “Iemand kan twintig minuten worden ondervraagd, maar ook drie uur en zelfs zes uur. Waarom is volstrekt onduidelijk, er zijn geen duidelijke criteria, ze doen wat ze willen. Er zijn klachten dat mensen zijn geslagen.”

De meesten mogen uiteindelijk door, maar sommigen worden onder valse voorwendselen vastgehouden, bijvoorbeeld omdat iemand schuttingwoorden zou hebben geuit. “Dat is klassiek”, zegt Gannoesjkina. “Er zijn mensen die daarom tot wel drie keer achter elkaar zijn opgesloten. Zo iemand krijgt vijf dagen cel en wordt na vrijlating onmiddellijk weer vastgezet om hetzelfde vergrijp. In Krasnodar zat iemand zo eens anderhalve maand vast, een Tadzjiek. Het is gewoon pesterij.”

Een minderheid wordt strafrechtelijk vervolgd en dan is het is lastig hulp te bieden. “Op wat voor grond wordt zo iemand gearresteerd? Omdat hij in het Oekraïense leger zat. Maar in dat geval is hij een krijgsgevangene, dus hoezo strafvervolging?”

Gannoesjkina vertelt van een meisje van wie een broer aan de grens niet was doorgelaten. “Toen ze vroeg wat er met hem zou gebeuren zei een of andere vechtersbaas dat hij er al een stuk of tien net als hij persoonlijk had gefusilleerd. Een grap.”