Direct naar artikelinhoud
InterviewDie ene patiënt

‘Ik stond aan de couveuse en dacht: daar ga je, ik zie jou niet meer terug’: een kinderlongarts over de patiënt die zijn leven voor altijd veranderde

‘Ik stond aan de couveuse en dacht: daar ga je, ik zie jou niet meer terug’: een kinderlongarts over de patiënt die zijn leven voor altijd veranderde
Beeld Tzenko Stoyanov

Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patiënt die hun leven voor altijd veranderde. Deze week: kinderlongarts Kors van der Ent.

‘Het jongetje in de couveuse voerde al dagenlang een strijd op leven en dood. Hij was geboren met het syndroom van Down en had na een paar dagen een ernstige infectie opgelopen. We moesten hem beademen, gaven medicijnen om de bloeddruk op peil te houden, antibiotica om de infectie te bestrijden. Iedere dag voerden we de behandeling op, allemaal technisch geweld rondom dat kleine lijf, zóveel dat ik me afvroeg of we hem dat nog wel konden aandoen. Het haalde niets uit, hij werd almaar zieker. Op de vijfde dag, toen ik ’s avonds om elf uur mijn dienst overdroeg, ben ik bewust naast zijn couveuse gaan staan om afscheid te nemen. Ik dacht: daar ga je, ik zie jou niet meer terug, morgen ben je er niet meer. Maar toen ik de volgende ochtend op de afdeling kwam, lag hij daar nog. Hij was die nacht opeens enorm opgeknapt.

“Een paar jaar later werd op een zondagmiddag op de intensive care een jongen van vier binnengebracht. Een stralend gezond kind dat bij zijn opa en oma op bezoek was en bij het spelen in de tuin in de vijver was gevallen. Hij had erg lang onder water gelegen. Onderweg naar het ziekenhuis was hij met succes gereanimeerd, het hartje was weer op gang gekomen, maar hij lag in coma. We zijn de hele middag met hem bezig geweest, we hebben hem beademd, een paar keer hartmassage gegeven, medicijnen toegediend. Ik was bang dat hij het niet zou redden, maar tot mijn verbazing en opluchting herstelde hij. Hij sloeg de ogen op en kon van de beademing af. Die avond stond ik ook aan zijn bed. Mijn dienst zat erop, ik zou naar huis gaan en ik kwam hem nog even gedag zeggen. En toen kreeg hij, waar ik bij stond, een hartstilstand. We hebben alles gedaan wat we konden, maar het was tevergeefs. Hij overleed waar we bij waren.

“Voor mij zijn deze twee jongetjes samen die ene patiënt: twee kinderen die nu, dertig jaar later, nog altijd in mijn hoofd zitten omdat ze zoveel zeggen over de uitersten waartussen je als arts balanceert. Ik was nog in opleiding toen ze mijn pad kruisten, en zij zijn daarna voor altijd de bakens geworden in mijn carrière, ze hebben me veel geleerd over mijn rol als arts.

“Als je begint als dokter, denk je nog dat je veel kunt veranderen in het leven van zieke mensen, dat je met je behandelingen, je pillen en operaties van alles kunt bereiken, dat je ertoe doet. Maar dan komt er een moment waarop in één klap duidelijk wordt dat je geen almachtige figuur bent, dat lang niet alles kan wat jij wilt, dat je soms machteloos staat. Bij het eerste kind hadden we alles gedaan wat we konden, het zou sterven en bleef leven. Bij het tweede kind hadden we net zo hard ons best gedaan en gebeurde precies het tegenovergestelde. Dat is waar je tegenaan loopt als arts: je hebt allerlei technische hulpmiddelen tot je beschikking om patiënten te helpen en daar kun je ver mee komen, maar soms komt het leven onverwachts naar je toe en soms ontglipt het je heel plotseling. Wanneer dat gebeurt, heb je vaak niet in de hand.

“Als beginnende arts moet je ondervinden dat de medische macht over het leven beperkt is. Voor mij zijn deze kinderen daarbij het ijkpunt geweest. Deze twee jongetjes hebben me op mijn plek gezet. Ze hebben voor mij bewezen dat God over het leven het laatste woord heeft. Het past om bescheiden te zijn over wat wij kunnen toevoegen.”

De getuigenissen in deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van VK-journaliste Ellen de Visser, Ambo/Anthos, 192 p., 15,95 euro.