Unsplash

Opvoedingslijn helpt ouders al 25 jaar met het opvoeden van hun kind: "Het begon met een paar telefoontjes vanop zolder"

De opvoedingslijn bestaat 25 jaar. Het initiatief van vzw de Keerkring in Sint-Niklaas startte in 1997 met 115 telefonische oproepen per jaar. Intussen kunnen ouders ook via mail of chat terecht bij de Opvoedingslijn, en zijn er op die manier al bijna 2.000 vragen per jaar. De Opvoedingslijn werkt met een 20-tal speciaal opgeleide vrijwilligers. 

Wat 25 jaar geleden begon met een paar telefoontjes vanop een zolderkamer, is vandaag uitgegroeid tot een platform met een 20-tal vrijwilligers die jaarlijks 2.000 vragen beantwoorden over het opvoeden van een kind.

"We begonnen ooit als De Opvoedingstelefoon, maar we zijn intussen van naam veranderd, want de mensen kunnen ons nu ook mailen", vertelt directeur Ilse De Bock. "Al merken we dat we toch nog steeds de meeste vragen via de telefoon krijgen."

Wat doet de Opvoedingslijn precies?

Elke ouder of opvoedingsverantwoordelijke die met een vraag zit, kan bij de lijn terecht. "Dat mag gaan over je kleuter die slecht eet of slecht slaapt, maar evengoed over een puber waar je geen blijf mee weet. Of zelfs over een twintiger die op het punt staat het huis uit te gaan", illustreert De Bock.

"Onze vrijwilligers gaan op elke vraag proberen te antwoorden, maar het kan ook zijn dat ze je doorverwijzen. Dat kan bijvoorbeeld naar de school zijn, als de problemen zich daar voordoen", legt De Bock uit. 

Soms sporen we de ouders aan om contact op te nemen met de school van het kind. Of gewoon met vrienden. Ouders moeten beseffen dat ze er niet alleen voor staan

Ilse De Bock van de Opvoedingslijn

Het is belangrijk dat ouders beseffen dat ze er niet alleen voor staan, vindt De Bock. "Er is altijd wel hulp of ondersteuning nabij. Vaak nog veel dichter dan je denkt. Want soms volstaat het om eens te vragen: heb je er al over gepraat met je partner? Of met een vriend?"

Minder bekend dan tegenhangers

De Opvoedingslijn is minder bekend dat tegenhangers als Awel.be of Teleonthaal. "Daarvan zijn wij ons bewust en we zouden dat graag anders zien", zucht De Bock. "Maar daar zijn heel wat middelen voor nodig. Enerzijds om de nodige promotie te kunnen voeren, anderzijds ook om de extra vraag dan te kunnen opvangen."

"Want uiteraard: hoe bekender we zijn, hoe meer vragen we krijgen en dus ook hoe meer vrijwilligers we nodig hebben. Die vrijwilligers moeten ook allemaal opgeleid worden. En zij moeten op hun beurt ergens terechtkunnen als ze met iets zitten. Het is dus niet zo eenvoudig om uit te breiden, het vraagt tijd. Maar we zijn hierover voortdurend in gesprek met de overheid", besluit De Bock.

Meest gelezen