Direct naar artikelinhoud
ReportageBalaklia

‘Drie keer hebben ze me gemarteld. Maar er komt geen vierde keer’: deze Oekraïners werden bevrijd

De politie van Balaklia verzamelt en fotografeert bewijsmateriaal in het voormalige Russische hoofdkwartier.Beeld Giulio Piscitelli

Na zes maanden Russische bezetting is het stadje Balaklia bevrijd, net als honderden andere plaatsen ten noorden en oosten van Charkiv. De inwoners willen hun oude leven terug. Maar wat blijft daar nog van over?

De dag van de bevrijding begint voor Oleksandr om drie uur ’s nachts, als het geratel van de geweren hem wekt in een kelder onder het politiebureau van zijn dorp. Drie maanden zit hij er al opgesloten – hij heeft pijn in zijn rug van het geweld waarmee de Russische bezetters hem de laatste keer hebben ondervraagd. Hij luistert naar het gestommel, naar de paniekerige bevelen en de stampende soldatenkistjes boven zijn hoofd. Dan wordt het stil in het gebouw en hoort hij alleen de legerradio nog die ze aan hebben laten staan, die hem vertelt wat hij al die tijd alleen maar had durven dromen: er komt hulp.

Het is de vroege ochtend van donderdag 8 september en het Oekraïense leger heeft een grote aanval ingezet in de operatie die twee dagen eerder is begonnen en al te boek is komen te staan als de meest onwaarschijnlijke opmars in de recente militaire geschiedenis. In anderhalve week is volgens de Oekraïense president Volodymyr Zelensky een bezet gebied van 8.000 vierkante kilometer bevrijd.

Zo komt het dat Oleksandr (eind twintig, zijn achternaam geeft hij liever niet, de angst blijft) nu buiten staat. Niet binnen maar vóór het politiebureau van het stadje Balaklia, dat zes maanden dienstdeed als het plaatselijke Russische hoofdkwartier. Op de binnenplaats zijn kraters en resten van een raket te zien. Binnen liggen op de slaapzaal nog de matrassen, uniformen, boeken, tandpasta en thee die de soldaten in de haast hebben achtergelaten. Een verdieping daaronder zijn de cellen en de kamers voor de ondervragers. Er slingert nog een gebroken wapenstok rond, een wurgkoord, stroomdraden met handvatten. Een politieman maakt foto’s. Hij heeft zo’n klein geel politieonderzoeksbordje met een cijfer erop neergezet bij bewijsmateriaal, zoals de bloedspetters op de vloer.

Nadezjda Zbukar laat een foto zien van haar zoon Volodymyr, die tijdens de bezetting verdween. Beeld Giulio Piscitelli

Oleksandr vertelt zijn verhaal aan een rechercheur die met een team uit Kiev is gekomen om onderzoek te doen naar oorlogsmisdaden. Hij is een van de tientallen mannen die hebben vastgezeten – op een kalender in de cel hielden ze bij wie er kwam en wie er ging. Hoe hij het heeft overleefd? “Geluk”, zegt hij. Drie mannen uit zijn cel die door de Russen werden weggehaald, zijn nog niet gevonden.

Van Oleksandr dachten ze dat hij voor Oekraïne werkte en doelwitten aanwees. “Dat bleven ze vragen. Ik heb nooit bekend. Op een gegeven moment kwam een celgenoot terug en zei: ik ben gebroken, ik heb getekend. Hij is een van degenen die niemand meer heeft gezien.”

Balaklia is een van de honderden plaatsen die afgelopen week zijn bevrijd in het gebied ten noorden en oosten van de stad Charkiv, dat reikt tot de Russische grens. Voor 25.000 mensen, alleen al in dit stadje, begint een nieuw leven: hun oude leven, maar dan na zes maanden bezetting. De pijn en de blijdschap, het verdriet en de hoop, de verwoesting en de nieuwe vooruitzichten zijn op veel plekken en gezichten tegelijk zichtbaar. Oleksandr laat opgelucht zijn littekens zien.

“Drie keer hebben ze me gemarteld. Steeds als de wonden geheeld waren, begonnen ze opnieuw. Elektriciteit, klappen met de stok. Maar er komt geen vierde keer.”

Een masker en andere spullen die het Russische leger heeft achtergelaten in het voormalige hoofdkwartier in Balaklia.Beeld Giulio Piscitelli

Rupsvoertuigen

In het dorpje Verlivka, dat op 6 september als eerste werd bevrijd, staan deze donderdag, tien dagen later, nog steeds mensen te zwaaien naar de rupsvoertuigen en brandstofwagens die in een eindeloze colonne komen aanrijden, door de uitgebloeide zonnebloemvelden en langs uitgebrande Russische tanks. De andere kant op rijden ambulances, met de gewonden van het slagveld.

“Natuurlijk zijn we blij, wat dacht je dan?”, zegt Svetlana, die met een groepje vrouwen met hoofddoekjes staat te wachten op de hulpgoederen. “Maar we zijn ook bang. Wat als de Russen terugkomen?”

Ze wijst naar het ingestorte schoolgebouw achter haar, dat door de Russen als hoofdkwartier werd gebruikt. Witte bakstenen en schriftjes liggen verspreid over het plein. Ook hier werden mensen vastgehouden. “Je kon om niets opgepakt worden”, zegt een vijftiger die erbij is komen staan en die Sergej heet. ’s Ochtends ging het nog wel, maar na twee uur ’s middags ging hij niet meer over straat – “de Russen werden onvoorspelbaarder naarmate de dag vorderde.”

Het gebouw is op 7 september door vier Russische raketten verwoest, zegt hij: een dag na de bevrijding. Vier Oekraïense militairen kwamen daarbij om. “Ze wilden bewijsmateriaal vernietigen, denk ik. Of anders voorkomen dat wij de school weer konden gebruiken. Het was de trots van ons dorp.”

Er zat een soort golfbeweging in de Russische gedragingen, zegt hij. “Het begon wild en woest, ze joegen op auto’s en plunderden de huizen van de bewoners. Na een paar weken werd het rustiger, maar dan werden ze afgelost en begon het opnieuw.”

Even verderop, net buiten het dorp, struinen Oleksandr Ovcharenko en zijn vrouw door de resten van hun boerderijtje. Op het erf staan nog kisten met munitie, uit de half ingestorte kippenren steekt een trosje Russische raketwerpers, daarnaast is een bunker uitgegraven – hier hadden de Russen een vooruitgeschoven post waarachter het niemandsland begon, het grijze gebied tussen de Russische en Oekraïense linies. De boerderij moet als eerste onder de voet gelopen zijn, op 6 september: de poort is doorzeefd met granaatscherven, het terrein is bezaaid met kraters en de verroeste resten van Russisch materieel, de berkenbomen zijn gebroken. Een paar honderd meter verderop zoeken explosievenexperts naar mijnen en onontplofte munitie langs deze frontlinie, maar de twee boeren scharrelen onbekommerd of fatalistisch door de ravage, om te redden wat er te redden valt, zoals een laatste restje graan.

Ach, we zijn alles kwijt, zucht Ovcharenko. Hij schat dat er tien tot vijftien soldaten in zijn boerderij zaten. Boerjats, denkt hij, Mongoolse Russen uit Boerjatië. “Alle zeven varkens zijn weg”, zegt hij. “Inclusief de zeug. 300 kilo.” De kippen en de schapen: ook weg. “Ze hebben alles opgegeten.”

De politie van Balaklia heeft genummerde bordjes geplaatst bij bewijsmateriaal.Beeld Giulio Piscitelli

Zoeken naar geliefden

Voor het eerst in tijden is er weer markt, in de ijzeren kraampjes rond de grote betonnen markthal in het centrum van Balaklia. Veel wordt er nog niet verkocht, zegt koffieverkoper Arut Voskonyan, niemand heeft geld. Bij het busje dat aan de overkant van het plein zakken met brood en andere eerste levensbehoeften komt uitdelen, is het veel drukker.

“We konden niet werken, we waren veel te bang om buiten te komen”, zegt Voskonyan. “We waren zelfs te bang om thuis te blijven.” Elke dag zochten hij, zijn vrouw en drie kinderen met tientallen anderen hun toevlucht in een school, in de hoop dat ze als groep minder kwetsbaar zouden zijn. “We gingen alleen naar huis om te wassen of te douchen. Nooit lang. We waren te bang dat ze zouden komen om ons te arresteren of te verkrachten, zoals ze met zovelen hebben gedaan.”

Hij stapt in een auto en wijst de weg naar een veldje aan het eind van een doodlopende straat, waar een bloemetje staat bij een stuk aarde tussen het gras. “Hier hebben we ze begraven”, zegt hij, en vertelt over de twee mannen die vlak voor de bevrijding naar een nabijgelegen stadje wilden rijden. “Ze werden bij een wegversperring doodgeschoten. Roman wilde alleen maar insuline halen voor zijn vrouw.”

Ze konden de doden niet op het kerkhof begraven, omdat de brug kapotgeschoten was, en dus werd het hier, in een bocht bij de rivier. Dinsdag zijn de lichamen opgegraven voor onderzoek.

Misdadig drama

Het is een terugkerend, misdadig drama in veel bevrijde steden in Oekraïne: de mannen die dood zijn of verdwenen, de massagraven waarin sommigen worden teruggevonden. Vrijdag zijn in Izjoem – een stad op 50 kilometer van Balaklia waar in april zwaar om is gevochten – ook graven gevonden van burgers die misschien door de Russen zijn vermoord.

Terug bij het politiebureau komen twee vrouwen aangelopen die elkaar ondersteunen; de oudste heeft een pot chocoladepasta vast, en een foto van een man. Het is haar zoon, Volodymyr Zbukar. Ze is hem kwijt. “Het enige wat hij verkeerd heeft gedaan, is dat hij van Oekraïne hield”, zegt Nadezjda Zbukar. “De eerste dag na de invasie heeft hij een Oekraïense vlag opgehangen. Hij is hiernaartoe gegaan en heeft de Russen gevraagd: wat komen jullie hier doen, ga naar huis. Toen hebben ze hem een paar uur vastgehouden, maar weer laten gaan. Op 29 maart hebben ze hem alsnog opgepakt bij een checkpoint. Hij is hiernaartoe gebracht. Maar nu is hij er niet meer.”

Haar zoon was een Afghanistan-veteraan, dat kan ook de reden zijn geweest. Iedereen met militaire expertise was voor de Russen verdacht. Juist de kameraden uit de Sovjet-tijd werden ineens als een gevaar gezien.

“We hopen dat hij naar Rusland is afgevoerd”, zegt zijn vrouw Ina Zbukar door haar tranen heen. “Mijn dochter heeft hem al op sociale media gezet, we doen alles. Op 10 mei belde er iemand op om te zeggen dat hij nog in leven was. Het was een onbekend nummer. Dat doet iemand toch niet voor niets?”

Op straat in Balaklia staan mensen te wachten op hulpgoederen.Beeld Giulio Piscitelli

Geen getuigen

Behalve mannen werden er ook vrouwen opgesloten in het politiebureau, zegt Alexander, de hoofdrechercheur. Hij laat zien waar ze werden vastgehouden. Er zijn smalle cellen zonder raampjes, met alleen plek voor een bed. En er is een kamertje met vier matrassen die naast elkaar een vierkant vormen. Er ligt een Z-krant, een militaire krant die op de voorpagina over een topoverleg van Poetin bericht, een kammetje, een pakje met Russische kauwgom. “We hebben wel de namen van vier vrouwen die hier zijn vastgehouden. We hebben hen alleen nog niet teruggevonden.”

Er zijn geen getuigen van wat er met hen is gebeurd. Oleksandr en Vitaly, die voor de deur van hun voormalige gevangenis staan, kunnen hun eigen verhaal wel navertellen. Waarom ze werden vastgehouden, weten ze nog steeds niet. “Ze wisten dat ik voor de Oekraïners had gevochten in de Donbas”, zegt Vitaly, een man van begin dertig die twee maanden vastzat. “Maar wat ze met die martelingen uit me wilden krijgen, weet ik nog steeds niet. Steeds dezelfde vragen: waar heb je gediend, wat is je rang. Daarop heb ik gewoon geantwoord. Maar de volgende keer stelden ze weer dezelfde vragen. Het was vooral heel kinderachtig. Ze verveelden zich.”

Oleksandr Ovcharenko tussen de ­resten van zijn ­boerderij. Hij schat dat er tien tot vijftien soldaten in zijn huis zaten.Beeld Giulio Piscitelli

Oleksandr en Vitaly hielden het dus maanden uit in hun cel – lang genoeg om op die vroege ochtend van 8 september nog een paar uur geduld te hebben, nadat ze op de Russische legerradio hadden gehoord dat er gevechten waren uitgebroken. Daarna hoorden ze nog wel soldaten terugkomen, waarschijnlijk om spullen op te halen, en toen was het definitief stil.

“Ik schreeuwde tegen iedereen in de andere cellen: ‘We moeten hieruit. Probeer eruit te komen’”, vertelt Oleksandr. “We waren met een stuk of twintig in totaal. Een jongen in een andere cel heeft een ijzeren handvat van een tafel afgebroken en heeft daarmee de gepantserde ruit stuk geramd. Hij was als eerste vrij en heeft toen met een koevoet de andere cellen geopend.”

Ze doorzochten de burelen, graaiden hun documenten bij elkaar en gingen toen naar huis, naar hun vriendin of familie. “Ik heb mijn broer voor het eerst in mijn leven zien huilen”, zegt Vitaly. “Er zijn in Balaklia de afgelopen maanden dingen gebeurd die niet normaal zijn.”