Direct naar artikelinhoud
ReportageKlimaat

Kunnen exotische bomen onze bossen beschermen tegen droge, hete zomers, of net niet?

Geert Sioen, onderzoeker bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), in ‘De Merel’ in Brecht, waar hij jaarlijks bij een aantal gemarkeerde bomen naar de gezondheid peilt.Beeld Tim Dirven

Vergeet winterharde bomen: na alweer kurkdroge en hete maanden vraagt het gemeentebestuur in Vorst om bomen die de volgende zomer en de klimaatverandering kunnen overleven. Een controversieel idee, zo blijkt: ‘Je weet niet waaraan je begint met zo’n exoot.’

Geert Sioen woelt met zijn hand door de kurkdroge bosgrond. De bladeren van de braamstruiken waardoor we ons net moeizaam een weg ­hebben gebaand, zijn aan het verdrogen en ­verwelken. Aan de lijsterbes hangen geen ­blozende, bolle bessen, maar verschrompelde rozijnen. Sioen wijst naar boom nummer 1, ­gemarkeerd in witte verf: “Een zomereik, met 40 procent bladverlies: als je naar de kruin kijkt, zie je te veel lucht en dode takken.”

Een typisch Kempisch bos, zo omschrijft de onderzoeker bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) dit stukje groen in ­domein De Merel in Brecht. Dat is een van de 75 proefvlakken in Vlaanderen waar Sioen elke ­zomer bij een aantal gemarkeerde bomen naar de gezondheid peilt. “Wat zomereik en berk, en in de onderetage een beetje vogelkers en lijsterbes. Daar staat nog een dikke grove den, boom nummer 3.”

De jaarlijkse controle wordt steeds spannender: de droge zomer – de vierde in vijf jaar tijd – maakt het onze bomen immers knap lastig. Het is iedereen vast al opgevallen, in de straten en op pleinen lopen de bomen al een seizoen voor: ze verkleuren en laten hun bladeren vallen. In Vorst meldde het gemeentebestuur dat de parkbomen die wellicht al wat ziek waren, finaal aan het bezwijken waren door de hitte en het gebrek aan water. Enkele bomen zijn simpelweg omgevallen, andere moeten preventief gekapt worden. Een 120 jaar oude es aan de ­Abdij van Vorst wordt gestut, net als een grote esdoorn. Elders staan jonge boompjes die in het voorjaar geplant werden te verpieteren in de zon, het lukt niet om wortel te schieten.

In de bossen lijkt de situatie iets minder ­dramatisch, houdt Sioen de moed erin, met dank aan de kletsnatte zomer en winter vorig jaar: “Ik heb de indruk dat de droogte van 2018 er harder inhakte. Dit jaar heeft de grond vocht lang kunnen vasthouden.” Bovendien bieden de bomen elkaar hier veel schaduw. “Tijdens de hittegolf was het hier aangenaam werken, een bos koelt enorm af.”

Maar inmiddels is de grond uitgedroogd, en kijkt boswachter Harry Thys bezorgd naar de treurige lijsterbes.

“Normaal zitten die bessen vol vocht. Dat is goed voor vogels, maar die kunnen daar nu niet meer van eten. Dat is het probleem: de droogte zet nog maanden na de zomer de hele voedselketen onder druk. Eén droog jaar, daarvan ­herstelt de natuur vlot. Maar de schade is ­cumulatief. Als het jaar na jaar moeilijk is, dan begint het hele ecosysteem te wankelen.”

De jaarlijkse controle wordt steeds spannender: de droge zomer – de vierde in vijf jaar tijd – maakt het onze bomen immers knap lastig.Beeld Tim Dirven

Boom 4 is meer dan de helft van zijn blad kwijt, zijn kroon is deels afgebroken door een winterstorm, want ook die moeten de bomen steeds vaker incasseren. En daar is een berk met gele bladeren, die gaat ook al richting herfst. “Van de bomen die we hier opvolgen, heeft een kwart het moeilijk”, telt Sioen. Dat is best veel, vindt hij. “Ik moet zeggen: in de ­Antwerpse Kempen is de toestand van de eiken niet goed.”

Ook beuk zorgt voor kopzorgen omdat hij niet bestand is tegen de nieuwe zomers. Net als onze fijnsparren, die de droogte van 2018 nooit te boven zijn gekomen en daarna ook nog eens kapotgevreten werden door de letterzetter, een kever met een neus voor verzwakte bomen. Volgens Natuurpunt is in Vlaanderen de voorbije jaren 80 procent van alle fijnsparren ­afgestorven. Boswachter Thys: “Bomen die ­onder stress staan, zijn veel gevoeliger voor ziekten en plagen, terwijl insecten goed gedijen bij dit droge, warme weer, en schimmels ­profiteren van de warme, natte winters.”

De penibele omstandigheden dwingen tot ­ander bosbeheer: geen grootschalige kaalkap meer bij ‘versleten’ bossen, maar stapsgewijze verjonging en meer diversiteit in plaats van ­monocultuurbossen met bijvoorbeeld enkel grove den of fijnspar – ooit massaal geplant in de Kempen voor de mijnbouw. Er is ook veel aandacht voor de bescherming van het koele microklimaat in de bossen door hen van een stevige bosrand te voorzien.

Maar in Vorst dringt het gemeentebestuur aan op een meer radicale keuze: de invoer van nieuwe boomsoorten die beter bestand zijn ­tegen lange periodes van intense droogte, zeker nu het duidelijk is dat meer bomen essentieel zijn om CO2 op te vangen én verkoeling te brengen. Het is een lastig dilemma waar natuur­beheerders nu voor staan: wachten we nog even af, met het risico dat onze bomen ­bezwijken, of nemen we de vlucht vooruit en kiezen we massaal voor uitheemse maar risicovolle boomsoorten?

“Wij hebben bomen uit alle werelddelen, waardoor we goed kunnen vergelijken”, zegt Abraham Rammeloo, al 23 jaar directeur van het Arboretum Kalmthout. “We zien goed ­welke soorten het erg moeilijk hebben en welke exoten nu floreren, zoals de Noord-Amerikaanse robinia of de Parrotia persica, ook wel ­bekend als Perzisch ijzerhout. Dan denk je toch: misschien zijn dit de bomen die het hier in de toekomst wel goed zullen doen, zeker nu de winters steeds milder zijn? Waar we het vroeger steeds hadden over winterharde bomen, is het stilaan tijd om te praten over zomerharde ­bomen.”

Een paar jaar geleden stuurde Lucien Verschoren, de voorzitter van de Vlaamse sierteelt- en groenfederatie AVBS, een lijst de wereld in met 79 zogenaamde klimaatbomen: boomsoorten die volgens hem bestand zijn tegen het veranderende klimaat, waaronder ook een heleboel exoten. Want: “Ik moet binnenkort 20 hectaren met bomen beplanten. En ik wil best met ­inheemse bomen werken, maar dat is bijna niet meer te doen.”

Aan de lijsterbes hangen geen ­blozende, bolle bessen, maar verschrompelde rozijnen.Beeld Tim Dirven

Gevoelige beuken

De boomkweker somt op: de zomereik heeft het moeilijk met de droogte en aan de gevoelige beuk waagt amper iemand zich nog. De olm lijdt aan olmenziekte, die iepen doen het al ­jaren slecht en ook de essen sukkelen met een schimmel. De berk ligt moeilijk wegens de ­alomtegenwoordigheid van stuifmeelallergieën, de els vraagt een natte grond. “Ja, de linde kan eventueel. Maar die geeft hier zo weinig zaad dat we ze moeten aanvullen vanuit Duitsland, dus echt inheems is dat ook niet meer.”

Komt de boombestelling van een stad- of ­gemeentebestuur, dan zit Verschoren al ­helemaal met de handen in het haar. “In de stad is het veel warmer dan op het platteland en je moet ook rekening houden met ondergrondse parkings of straten die om smalle ­bomen vragen. Ik vind ze niet meer hoor, ­geschikte inheemse bomen voor in de stad.” Ook hij ziet dus maar één oplossing: meer boomsoorten uit Zuid- of Centraal-Europa, of andere warme, droge regio’s die toch een echte winter kennen. “Ik denk bijvoorbeeld aan de honingboom, die bloeit ook in het najaar. Daarmee zijn de hongerige bijen ook meteen ­gesteld.”

Maar toen Verschoren in 2018 zijn lijst ­opstelde – “collega’s uit Duitsland en Nederland komen tot dezelfde soorten” – reageerde de ­sector nogal lauw, zegt hij. “Nochtans, als ­kweker moet je dertig jaar vooruitkijken. Het duurt makkelijk acht jaar tot een boom ­voldoende groot is om te planten en in de openbare ruimte moet die toch zo’n twintig jaar meegaan. Wij moeten vandaag dus goed ­nadenken welke bomen over drie decennia de beste overlevingskansen hebben.”

Ondertussen beweegt er wel al een en ander. Zo zijn in Durbuy vorig jaar als experiment 400 Bosnische dennen en 400 Hongaarse eiken ­geplant. Belangrijk detail: anders dan in ­Vlaanderen wordt in Wallonië nog veel geplant voor de houtkap, waardoor de zoektocht naar gezonde, snelgroeiende bomen ginds ook een economische urgentie kent. Ook steeds meer stadsplanners en landschapsarchitecten grasduinen al eens door boomcatalogi uit pakweg de mediterrane regio of Zuid-Afrika.

Zowel bij Europa als bij het Vlaams Agentschap Natuur en Bos ligt de nadruk vandaag op het beschermen van de inheemse boom­soorten.Beeld Tim Dirven

Als hoofd van de groendienst van Aalst ­experimenteert Bart Backaert al 25 jaar lang met ­atypische exoten in de stad, zoals met de hopbeuk uit het Middellandse Zee­gebied of de Montpellier-esdoorn. “En zie nu: die ­bomen hebben geen stress. Ik zit hier nu ­onder een reus van een laurierboom: in mijn schooltijd was dit een soort die de winter niet over­leefde.”

“Ik deed het heel discreet en kleinschalig”, grapt Backaert over zijn botanische experimenteerdrang. Want het ligt nogal gevoelig, die flirts met uitheemse soorten. “Bij een rondleiding zie ik wel eens een opgetrokken neus”, vertelt ­Backaert. “De donkergroene jongens zweren bij de inheemse soorten. Dan is mijn antwoord: mijn bomen groeien. Er is meer durf nodig, ja. De stad is zo artificieel dat we ook op een ­artificiële manier naar bomen moeten kijken. Maar het is niet de bedoeling dat we inheemse bomen artificieel in leven houden.”

Zowel bij Europa als bij het Vlaams Agentschap Natuur en Bos ligt de nadruk vandaag op het beschermen van de inheemse boom­soorten: volgens de wet is het amper mogelijk om exoten te planten, al gaat Vlaanderen het komende jaar wel een lijst van klimaat­bestendige bomen opmaken, om de komende jaren te experimenteren.

Ook Natuurpunt, samen met Vlaanderen de grootste bosbeheerder (al is ruim de helft van onze bossen in privébezit), zweert omwille van de biodiversiteit bij de klassiekers. “Wij kiezen voor het herstel van de biodiversiteit, ook in onze bossen. Daarbij gaan we ervan uit dat de inheemse fauna en flora, de soorten die hier thuishoren en die een evenwichtig ecologisch systeem kunnen opbouwen, absolute voorrang hebben”, zegt Tomas Dossche, coördinator bosuitbreiding van Natuurpunt.

Een belangrijk argument is dat we immers niet weten wat we in huis halen: niet alleen zal ons klimaat grilliger worden, ook de natuur is onvoorspelbaar. Wat als zo’n boom zich ­ongecontroleerd begint te verspreiden of hier nog onbekende ziektes meeneemt?

Er zijn immers genoeg invasieve exoten waar we nu vooral last mee hebben. Boswachter Thys wijst naar een klein boompje met een dunne, ietwat kronkelige stam: de Amerikaanse vogelkers. “Een Noord-Amerikaanse boom die daar mooi hout oplevert, daarom is die soort ooit naar hier gehaald. Maar in onze streken groeit die boom heel anders: heel snel, maar helemaal niet recht en hij verdringt andere soorten. We noemen hem de bospest, omdat we hem niet meer onder controle hebben.”

Nog zo’n invasieve exoot in dit bos is de ­rododendron: een prachtige heester en van oorsprong uit de gebergten in Turkije, Libanon, Spanje en Portugal, hier in Brecht een wild woekerende struik die veel plaats inneemt en niets bijdraagt aan de omgeving. Onze inheemse soorten horen immers bij een fragiel eco­systeem, met onder meer insecten die ook als voedsel voor onze vogels dienen. Het kan jaren, zelfs decennia duren voor exoten zich goed hebben ingeburgerd, als dat al lukt.

En dan zijn er nog allerlei mogelijke verwikkelingen: de Corsicaanse den bijvoorbeeld, hier vaak geplant voor de houtkap, verdraagt de hoge stikstofconcentraties die onze grond ­chronisch verzuren niet. “De introductie van exoten uit andere werelddelen is zeker niet aan de orde”, besluit Dossche.

Die keuze leidt voor de buitenstaander soms tot wat gekke beslissingen: bosbeheerders ­kiezen er vaak voor om de exoten systematisch uit hun bossen te halen. Ook in Brecht is die ­zogenaamde omvorming volop bezig. “We zijn een strook Corsicaanse dennen geleidelijk aan aan het verkopen als productiehout, zodat er meer ruimte komt voor spontane bosgroei”, legt de boswachter uit, die de befaamde lijst met klimaatbomen ook met enig wantrouwen bekijkt. “Het natuurstreefbeeld voor een zandgrond als deze is een eiken-berkenbos.”

Toch geeft iedereen toe: er valt te ­discussiëren over welke soort al dan niet ­inheems is. Neem nu de tamme kastanje: duidelijk eentje van hier, denkt u vast. Mis. De tamme kastanje werd zo’n 2.000 jaar geleden naar hier ­gebracht door de Romeinen, die de kastanjes gebruikten als voer voor hun paarden. ­Volgens de gangbare definitie zijn inheemse ­bomen die soorten die zich hier na de laatste ijstijd ­spontaan hebben gevestigd. “Er bestaat hierover geen eensgezindheid, maar er zijn collega’s die vinden dat de tamme kastanje niet bijdraagt aan het ecosysteem omdat hij geen insecten onderdak biedt. Wij zullen ze voorlopig alleszins niet aanplanten”, legt Dossche uit.

“Voor de ijstijd kwamen hier honderden boomsoorten voor, daarna nog maar 35”, weet Martin Hermy, professor emeritus natuur­beheer (KU Leuven). “De magnolia bijvoorbeeld: officieel is dat een exoot, maar voor de ijstijd was dat wel degelijk een boom die hier van nature groeide. Wat mij betreft, is het dus een nogal artificiële discussie: het hangt er maar vanaf waar je het snijpunt legt.”

Bert De Somviele (BOS+): 'De laatste jaren is de gevoeligheid rond bomen toegenomen.'Beeld Tim Dirven

Boomracisme

Het gebeurt wel eens dat bosbeheerders die exoten kappen van actiegroepen verwijten als ‘boomracisten’ naar hun hoofd geslingerd ­krijgen. Ook Abraham Rammeloo van Arboretum Kalmthout heeft het moeilijk met wat hij een gebrek aan openheid noemt. “Ik begrijp dat het geen goed idee is om de bossen ondoordacht vol te planten met nieuwe bomen. Maar dat idee-fixe dat elke uitheemse soort met tak en wortel bestreden moet worden omdat die hier niet thuishoort, doet me soms denken aan het discours van Vlaams Belang. Ik vind het ­absurd dat we dat tolereren: de aardappel en de komkommer zijn ook niet inheems.”

Aan de overzijde: toen professor Hermy een paar jaar geleden zijn boek De juiste boom voor elke tuin publiceerde, moest hij vanuit de ­donkergroene hoek toch ook enkele kordate reacties incasseren: “In mijn boek stel ik ook niet-invasieve uitheemse soorten voor. Onze tuinen worden immers steeds kleiner en ­droger, en mensen willen ook graag een mooie boom. Dan moet je wel verder kijken dan de klassieke soorten. En al verkies ik in onze ­bossen ook inheemse soorten, ik ben niet ­rabiaat tegen wat meer exoten. Er zijn mensen die mij dat niet in dank hebben afgenomen.”

In vergaderingen met bosbeheerders ziet Bert De Somviele, directeur van bos- en bomenvereniging BOS+, ook hoe emotioneel de ­discussie gevoerd wordt. “De laatste jaren is de gevoeligheid rond bomen toegenomen. Dat is een goede trend, het toont aan dat we begaan zijn met de natuur. Het nadeel is dat er ook een zekere polarisering is ontstaan.”

Hij ziet een kloof tussen twee, in feite ­objectieve bondgenoten, zegt De Somviele: de professionals met hun wetenschappelijke ­argumenten tegenover de bosgebruikers, die zich vaak emotioneel verbonden voelen met de boom waaronder ze ooit hun partner ten ­huwelijk vroegen of het bos waarin ze elke dag wandelen met de hond. “Het probleem met de exotendiscussie is dat de meningen zich nog volop aan het vormen zijn. We worden wat in snelheid gepakt door de klimaatverandering. Maar omdat de wetenschap nog niet goed weet wat precies de beste keuze is, is het voor beide kampen makkelijk om aan het eigen standpunt vast te houden.”

Het goede nieuws: dat we in onze tuinen, straten en pleinen, waar exoten trouwens al lang ingeburgerd zijn, wat meer pragmatisch moeten zijn, daar zijn beide strekkingen het ­stilaan over eens. Maar ook voor de bossen is een voorzichtig compromis in de maak: die van de genetische diversiteit.

Kortweg: net als u en ik heeft elke boom een genetische afkomst. Neem nu de eik, een boomsoort die in zowat heel Europa voorkomt. Maar de eik uit Brecht heeft een ander DNA dan een eik uit Frankrijk. Het idee is bij nieuwe ­aanplantingen die herkomsten wat te mengen, in de hoop zo tot meer diverse en uiteindelijk sterkere bossen te komen. Dat klinkt voor u wellicht weinig indrukwekkend, maar weet dat dit in de bomenwereld tot voor kort zo goed als onbespreekbaar was. De Somviele: “Vanaf de jaren negentig was het al inheems wat de klok sloeg: we moesten autochtone bossen planten met moederbomen van hier. Maar vandaag ­beseft iedereen: we moeten andere keuzes ­maken. Op dat punt zijn we onherroepelijk ­beland.”