Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

‘Je komt in de liefde heel vaak terecht bij mensen die echt niet bij jou passen, maar dat is oké’: Frank Vander linden over lief en leed

Frank Vander linden: 'Ik denk dat ik redelijk positief in het leven sta, maar tegelijk heel onrustig.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Drieëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: De Mens-frontman en radiomaker Frank Vander linden (60). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Ik ben deze zomer 60 geworden, dus ik voel mij 60. Ik vind het een beetje aanmatigend om jezelf een andere leeftijd toe te dichten. Op een gegeven moment beginnen mensen ‘meneer’ tegen jou te zeggen. Om dan te zeggen ‘Nee, het is Frank’, dat vind ik extra pijnlijk. Als mensen vinden dat je een meneer bent, dan ben je een meneer. Ik ben al lang een meneer en vind het best leuk om een meneer te zijn.

“Ook al hoor ik niet meer zo goed en veroorzaakt dat aan kassa’s dikwijls een minidepressie. Vooral in coronatijden, toen het mondmasker de communicatie nog wat moeilijker maakte. Als je de caissière twee keer moet vragen om te herhalen, zie je in haar ogen: ‘Ach, ja, een oude man, dus ik moet nu roepen of hem straal negeren.’ (lacht)

“Volgens de specialisten is mijn gehoor normaal slecht voor iemand die dertig jaar in de lawaaifabriek werkt. Ik vind bijgevolg dat ik het recht heb om een beetje doof te zijn. De kinderen verwijten mij dat weleens. Zo van: ‘Papa, luister nu toch eens.’ Mijn vriendin heeft het er ook soms moeilijk mee, dus waarschijnlijk ga ik binnenkort toch naar hulpmiddelen zoeken. Zo’n toeter. Je voelt daar een soort weerzin tegen want het is toch weer een stap dichter naar het graf. Maar ik vind dat je daar een beetje volwassen in moet zijn. Het is ook maar dat.”

2. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Ook 60. Geen 60 kilo, hè. Ik beweeg wat trager dan vroeger. Mijn vriendin zegt lachend dat ik privé maar half zo snel functioneer als op het podium. Blijkbaar stop ik veel van de energie die ik nog heb in mijn optredens. Dan kan ik daar staan shinen als iemand die absoluut geen 60 is.

“In se heeft ze gelijk. Ik wil daar ook iets aan doen. Met een sportieve vriendin en jonge kinderen van 8 en 11 mag ik mezelf wel een hogere norm stellen. Ik ben heel erg gericht op de mensen die ik graag zie, dus zij mogen dat eisen van mij. Ik vind het goed dat zij ervoor zorgen dat ik niet afglijd.”

3. Wat drijft u?

“Als ik mensen uit mijn klas zie die aan het uitbollen zijn, denk ik: niets voor mij. Ik kan niet stoppen met werken, financieel. Ik wil ook niet stoppen met werken, omdat ik doe wat ik wil doen en moet doen. En omdat ik de dingen die ik doe beter doe dan dertig jaar geleden toen we met De Mens begonnen. Heel soms denk ik: eigenlijk heb ik het recht verworven om te genieten van een welverdiende rust. Maar rust, wat heb je daaraan? Daar ga je niet langer van leven denk ik, integendeel.”

BIO

Geboren op 24 juli 1962 in Ukkel • Studeerde Communicatie-wetenschappen aan de VUB • Werkte tussen 1986 en 1992 als muziekjournalist voor Knack en Humo • Richtte in 1992 de Nederlandstalige rockgroep De Mens op • In 2009 bracht Vander linden voor het eerst een album uit onder eigen naam

4. Wat is uw zwakte?

“Evenwicht vinden. Ik vind van mijzelf dat ik daar zeer slecht in ben. Ik kan niet rustig zijn, noch in praktische zin, noch in emotionele zin. Ik denk dat ik redelijk positief in het leven sta, maar tegelijk heel onrustig. Zeker tegenover mijn kinderen. Ik wou dat ik wat minder zenuwachtig kon zijn in mijn omgang met hen. Maar ik zie dat als een leerproces. Mijn kinderen zijn zelf heel onrustig en niet evident in hun hoofd, dus ik denk dat zij eigenlijk wel een soort nieuwbakken rustige vader kunnen gebruiken. Daar ben ik momenteel op aan het studeren.”

5. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Dat mijn stemming vaak erg afhankelijk is van wat ik bij anderen teweegbreng. Je zou kunnen denken dat ik op mijn zestigste daar wel een soort rust in zou vinden en ook een klein beetje een fuck you-attitude, maar dat lukt niet. Ook omdat die houding voor mij gewoon het beste werkt. Zelfs als ik solo liedjes maak, wat ik dus ook doe naast De Mens, sta ik helemaal open voor wat anderen ervan denken.

“Ik bestrijd dan ook de notie dat een artiest iemand zou moeten zijn die het allemaal weet en een welbepaalde visie of zelfs visionaire inzichten heeft. Soms vind ik het vreselijk dat een hond met een hoed op mij aan het twijfelen kan brengen, maar ‘Voilà, het is zo en niet anders’, zo werkt het niet voor mij.

“Ik bestrijd ook de romantische notie dat een artiest iemand zou moeten zijn die de parels zomaar uit de lucht grijpt. Het omgekeerde is voor mij zeker waar. Mijn definitie van een artiest is iemand die daadkrachtig twijfelt. Als er geen twijfel is, is er geen kunst. Ik denk dat ik goede dingen kan maken, juist omdat ik mij blijf openzetten voor de mening van anderen. Daarom vind ik samenwerkingen belangrijk. Ik speel al 30 jaar met dezelfde mensen. Ik denk niet dat er op de wereld vijf bands zijn die al zo lang op een zeker niveau met dezelfde mensen nieuwe dingen blijven maken, en niet alleen maar herkauwen wat er in de eerste vijf jaar gebeurd is. Een van die mensen is dan nog iemand die ik al ken sinds mijn zevende, Michel De Coster. Dat is toch iets speciaals.”

6. Is het leven voor u een cadeau?

“Ik weet niet of het leven een cadeau is, maar als het er een is, heb ik wel een mooi cadeau gekregen, vind ik. Dat probeer ik elke dag te beseffen. Op deze plek op aarde, binnen deze generatie, heb ik het waarschijnlijk beter gehad dan om het even wie. Daar komt dan bij dat ik op een of andere manier de toelating heb gekregen om mijn brood te verdienen met datgene wat ik moet doen.”

‘Soulmates? Ik vind het juist verrijkend om samen te zijn met iemand bij wie je eigenlijk niet past, omdat je daardoor zelf ook verandert’Beeld © Stefaan Temmerman

7. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“De negen maanden dat ik een normale job heb gedaan. Ik wilde graag journalist worden, maar er stonden toen geen advertenties ‘Journalist gezocht’ in de krant. Eigenlijk wist je totaal niet hoe je zo iemand kon worden met een hoedje op waar het kaartje ‘pers’ in stak, ook al had je vier jaar communicatiewetenschappen gestudeerd. Het was echt een mysterieus beroep. Zeker voor mij. Ik was nogal verlegen. Tegelijk stond ik onder druk van mijn vader om snel een job te vinden. Die had ik dan ook direct, als vertegenwoordiger van retroprojectoren. Wat dat precies waren, dat krijg je nu niet meer uitgelegd.

“Overdag ging ik klanten bezoeken in de regio Brussel, ’s avonds kwam ik op kantoor, waarop ik telkens naar de wc ging om daar wat te zitten huilen in mijn das. (lacht) Ik vond mijn leven verschrikkelijk. Het was echt niets voor mij. Ik kwam bij mensen om dingen te verpatsen, terwijl ik gewoon zin had om te zeggen: ‘Eigenlijk moet je onze projectoren niet kopen.’ De concurrentie was goedkoper en beter, wist ik na een tijd. Maar een echte verkoper laat zich daar niets aan gelegen liggen natuurlijk. Dat is een roofdier. Die doet wat hij moet doen. Mij ging het niet af.

“Uiteindelijk vond ik toch een hoekje als freelancejournalist. Eerst bij Swing, een gratis muziekblaadje dat in muziek- en platenwinkels lag en dat ik na een tijdje helemaal volschreef. Dat was werken, werken, werken, dag en nacht. Maar ik voelde mij wel al een stuk beter. Ik zat niet meer in mijn das te wenen. Mijn droom om professioneel muzikant te worden was wel nog onbestaande. Ik dacht: dit is het dan. Tot ik op mijn 29ste de kans kreeg om een platencontract te tekenen. Er kwamen ineens een paar nummers uit die stevig aansloegen.

“De laatste twee jaar van mijn journalistenbestaan was ik vast in dienst bij Humo (toen onder leiding van Guy Mortier, red.). Dat was werken voor papa. Het hoogste compliment dat je van Mortier kon krijgen, als je echt het stuk van je leven had geschreven, was: ‘Geen slecht stuk’. Ik herinner mij dat ik eens om 9 uur op zijn bureau kwam om een artikel binnen te leveren waar ik de hele nacht aan had doorgewerkt. ‘Prima,’ zei hij, ‘maar kan je nu nog een stukje maken over Kama (cartoonist Kamagurka, red.), want die heeft een tentoonstelling.’ ‘Euh, ja, natuurlijk.’ Je deed alles om papa te plezieren. Om die ene, ietwat goedkeurende brom te krijgen. Op dat moment was dat niet leuk natuurlijk, maar achteraf voel je wel een soort rare dankbaarheid omdat iemand je zonder veel te zeggen toch wel het klappen van de zweep heeft geleerd. En ook een zekere voldoening, want ik heb Humo meteen opgegeven voor mijn toch wel radicale keuze voor het muzikantenbestaan. Ik wilde namelijk geen hobbymuzikant zijn. Het was alles of niets.

“Grappig genoeg kwam ik Guy een paar jaar later tegen op een receptie. Voor het eerst sprak hij tegen mij als tegen een volwassene. ‘Je weet, Frank, de deur staat altijd open voor jou.’ Toen kon ik zeggen: ‘Nee, Guy, ik heb eindelijk wat ik hebben moet.’ Dat was wel een overwinning.”

8. Hoe was uw kindertijd?

“Gelukkig. Ik deed alles wat mijn kinderen niet meer kunnen. Op je negende de fiets nemen en het huis verlaten tot vijf uur ’s avonds. Niemand wist waar wij waren. Tegelijk kon ik thuis ook heel erg zijn wie ik was, namelijk een jongen die met een boek in een hoek of met de krant op het tapijt zat. Ik las alles en luisterde naar alles waar ik mijn handen op kon leggen. Op mijn twaalfde had ik de bibliotheek van Steenokkerzeel leeg gelezen, tenminste de boeken die voor mij waren bestemd. Op mijn vijftiende had ik de mediatheek van Vilvoorde leeg geluisterd. Vanaf mijn zeventiende kwam er wel een soort droefenis, maar dat had alles met meisjes te maken. Als ik op die tijd terugkijk, is dat nog altijd materiaal waar ik uit put. Geen groot verdriet of grote tegenslagen. Dus eigenlijk een jeugd van goud.

“Ik heb ook de ideale combinatie gehad van een vader die mij afkeurde en een moeder die mij aanmoedigde. Bijvoorbeeld: toen ik voetbalde was ik keeper. Ik was daar niet echt slecht in, maar toch stond mijn vader mij aan de kant van het veld te verwijten: ‘stoemen ezel, hoe is dat nu mogelijk!’ Mijn moeder is één keer naar een wedstrijd komen kijken en is toen in tranen uitgebarsten omdat ik constant de mantel uitgeveegd werd door mijn vader. Toen vond ik dat natuurlijk niet leuk, maar het heeft mij wel gevormd. Mijn vader ging ook niet akkoord met mijn beroepskeuzes: eerst journalist, daarna muzikant. Maar hij was er dan toch wel niet rouwig om om later mee de vruchten van het succes te plukken. Soms verscheen hij in het openbaar en zei hij: ‘Hallo, ik ben de Vader van De Mens. God dus.’ (lacht)”

9. Waarover bent u de laatste tijd dieper gaan nadenken?

“Over de hele discussie omtrent geestelijke gezondheid. Ik wil meegaan in de gedachte dat we begrip en aandacht en liefde aan de dag moeten leggen voor mensen die het geestelijk moeilijk hebben. Maar tegelijk erger ik mij een beetje als mensen het ‘moedig’ noemen als pakweg een topsporter met zijn of haar twijfels naar buiten komt. Iedereen heeft recht op momenten van zwakheid, maar sterkte mag ook wel aangemoedigd worden. Nu worden mensen die doelen nastreven, die zich inspannen om te creëren of prestaties neer te zetten of geld te verdienen of wat dan ook, volautomatisch als neoliberale psychopaten afgeschilderd. Kwetsbaarheid mag gecultiveerd worden, maar kracht en weerbaarheid ook, dat is wat ik ongeveer wil zeggen. Ik denk over zulke dingen na, maar ik ben er niet militant over, hoor.”

10. Wat is uw vroegste herinnering?

“Een herinnering die me altijd zal bijblijven is dat ik verdoofd werd om mijn amandelen te laten weghalen. Ik denk dat ik toen zes jaar was. Ineens werd alles zwart met blauwe stippen, heel specifiek. En dat is ook het beeld dat ik denk te zullen zien als ik het laatste loodje leg.”

11. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Een poster van de Formule 1-auto van Emerson Fittipaldi, die voor John Player Special reed. Voorts wat voetbalploegen en vanaf mijn dertiende ook posters van Slade en The Sweet, glamrockbands van toen.”

12. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Dat blikje Cola Light dat je vergeten was op te drinken. Je heft het later op de dag op en het weegt zwaarder dan verwacht. Dat is misschien een metafoor voor onverwachte bonussen.”

‘Nu worden mensen die doelen nastreven, die zich inspannen om iets te creëren of neer te zetten, als neoliberale psychopaten afgeschilderd ’Beeld © Stefaan Temmerman

13. Wat biedt u troost?

“Muziek, omdat ik daar altijd de voortgang van het leven in blijf horen. Zelf gitaar spelen ook. Een uur lang zomaar wat spelen is een vorm van meditatie. Voor de rest: de hand van een vrouw, de geur van een vrouw. Allee, geen willekeurige vrouw, hè.”

14. Waar hebt u spijt van?

“Dat ik ooit als kind tegen mijn moeder heb gezegd: ‘Ik wil jou niet meer.’ Mijn moeder is dat natuurlijk allang vergeten en kinderen zeggen soms zulke dingen, maar ik kan mij daar echt nog over schamen.”

15. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Gisteren. In een klein ruzietje met mijn vriendin. Zij ook, hoor.”

16. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Nooit in het openbaar. Dat wil en kan ik niet. Dus nooit in zakelijke discussies of als er niet genoeg handdoeken in de kleedkamer liggen. Ik ken artiesten die daarvoor staan te roepen. Dat kan ik niet, omdat ik dat ridicuul vind. De keren dat ik door het lint ging, waren altijd privé, in de relationele sfeer of tegenover mijn kinderen. Soms kan ik mij zo luid boos maken dat ik mijzelf niet herken. Zo iemand wil ik niet zijn.

“Ergens is er een soort instinct in mij dat zegt: ‘Als ik nu mijn punt duidelijk wil maken, moet ik toch wel staan roepen.’ Je hebt mensen die dat met een stille stem kunnen. Die bewonder ik, en misschien moet ik die leren imiteren, want uiteindelijk heb ik veel door imitatie geleerd, besef ik nu. Leren optreden, terwijl alles in mijn natuur zei dat ik daarvoor niet geschikt was. Heel mijn jeugd had ik overal waar ik kwam zoiets van: ‘Sorry voor het storen.’ Uiteindelijk heb ik van anderen geleerd om op een podium te staan als iemand die zich echt niet excuseert voor zijn existentie of aanwezigheid. Door Bruce Springsteen te zien optreden in Vorst Nationaal in 1981. Door te luisteren naar Rudy Vandendaele, die indertijd Humo-journalist en acteur was en zelf van nature extreem teruggetrokken. Hij zei: ‘Op een podium moet je in een rechte lijn van punt A naar B lopen, met je schouders wat achteruit.’ Gouden raad. Want mensen willen dat van jou. Eigenlijk komt dat neer op een soort simpele neuro-programmering. Als je het niet voelt, doe het gewoon, en je voelt het, en de anderen voelen het ook. Als je het niet bent, doe het gewoon, en je bent het. Ik denk dat dat ons tot mens maakt. Het feit dat we daarover kunnen nadenken en daarnaar handelen om beter te worden. Dat is absoluut geen vies streven.”

17. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Dat hangt er vanaf hoe je dat definieert. Muziek spelen zou je als een spirituele ervaring kunnen categoriseren. Maar neen, niet echt.”

18. Hoe definieert u liefde?

“Liefde is kiezen voor iemand. Wat op zich een heel banaal gegeven is. Want kiezen heeft iets arbitrairs. Je komt in de liefde eigenlijk heel vaak terecht bij mensen die echt niet bij jou passen, maar dat is oké. Ik vind het juist verrijkend om samen te zijn met iemand bij wie je eigenlijk niet past, omdat je daardoor zelf ook verandert. Dat idee van soulmates is mij volslagen onbekend. Ik vind dat ook niet nodig. Elke ziel is toch zo apart? Ik vind bijna per definitie dat jij de ander niet begrijpt en de ander jou niet begrijpt. Als je met elkaar kunt praten is dat niet erg.

“Er zijn een aantal als waarheid vermomde clichés in verband met liefde. Bijvoorbeeld: ‘Alles begint bij zelfliefde.’ Dat vind ik echt zever. Waarom moet je van jezelf houden? Je kan jezelf respecteren en voor jezelf zorgen, maar van jezelf houden? Ik verwerp dat. Ik vind dat bijna de definitie van geestelijke ongezondheid, doorgedreven van jezelf houden. Dan zie ik een beeld van iemand die smakkend met een lepeltje uit zijn navel proeft. Dat vat het toch goed samen?”

19. Wat vindt u erotisch?

“Dat zijn toch meestal onderdelen van vrouwen. De bovenarmen. En dan ook wat er tussen de bovenarmen zit. De bovenkant van het achterwerk, dat stukje waar bij dieren een staartje zit. Een mooie vrouwenstem. Met soms een licht West-Vlaams accent.”

20. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“In een korenveld. Maar dan wel met een dekentje, dus het was met voorbedachten rade. Dat is niet zo speciaal zeker? Tenzij je glutenintolerant bent. En niet zo lang geleden is er ook iets gebeurd in de kleedkamer van een groot rockfestival. Met mijn eigen lief dan nog wel.” (lacht)

21. Hoe zou u willen sterven?

“Met zes maanden respijt. Ik hou niet van losse eindjes, dus die zes maanden zou ik dan wel gezond willen zijn en willen gebruiken om alles af te werken wat nog afgewerkt moet worden. Om afscheid te nemen. Om mijn kleine collectie porno-dvd’s die nog ergens beneden ligt op tijd naar het containerpark te brengen. Of gênante brieven te verscheuren. Kortom, om alles af te ronden.”

22. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Balletjes in tomatensaus. Met frieten. En een goed gevuld blikje Cola Light.”

23. Welke droom hebt u nog?

“Om nog twintig jaar gezond te blijven en te doen wat ik moet doen. En dat is eigenlijk alles waarover we het gehad hebben. Ik heb het gevoel dat dit interview voor mij eigenlijk een to-dolijst is.” (lacht)