Direct naar artikelinhoud
AchtergrondLiteratuur

‘Verplicht klassiekers lezen is een verrijking’: nieuwe top 100 zwengelt debat over literaire canon aan

‘Verplicht klassiekers lezen is een verrijking’: nieuwe top 100 zwengelt debat over literaire canon aan
Beeld Sammy Slabbinck

Met een grote enquête en een nieuwe top 100 wordt het debat over de Nederlandstalige literaire canon nieuw leven ingeblazen. De Morgen sprak met Tom Lanoye, Aya Sabi, Ilja Leonard Pfeijffer en Delphine Lecompte. ‘Verplicht klassiekers lezen is een verrijking.’

Tot nog toe was het samenstellen van een literaire canon, de lijst met boeken uit het Nederlandse taalgebied die waarlijk ‘klassiekers’ mogen heten, een bezigheid die werd uitbesteed aan een select kringetje van ingewijden.

In 2002 was een canon met 125 boeken het resultaat van een bevraging onder de doorluchtige leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In Vlaanderen was het een commissie aangesteld door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) die 50 + 1 titels uitriep tot Vlaamse klassiekers. Die canon is van recentere datum (2015, geüpdatet in 2020), maar een belangrijke voorwaarde om op de lijst der onsterfelijken terecht te komen was dat het boek minstens 25 jaar oud was, en de auteur ... dood en begraven.

Geen wonder dat de canon een imagoprobleem had. Hij leek veeleer te functioneren als een mausoleum van onze literatuur, het praalgraf waarin de meesterstukken werden opgebaard, dan als de vitale levensader ervan. Meer dode geschiedenis dan levende letteren, laat staan knetterende.

Daar komt nu verandering in. Afgelopen zomer werd, in opdracht van de Nederlandse Taalunie en van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, een grote ‘canonenquête’ gehouden. De respondenten waren ‘professionele lezers en liefhebbers’ uit Nederland, België en overzeese gebieden (Suriname, Caraïben, Indonesië), onder wie een grote groep ‘onderwijsgevenden’. Nog steeds ingewijden dus, maar deze keer waren ze wel met velen: bijna tweeduizend mensen, die gemiddeld ­25 Nederlandstalige boeken per jaar lezen. Op die numerieke basis worden in de Lage Landen verkiezingsuitslagen voorspeld met minimale foutenmarge.

“In het verleden kon je de literaire canons makkelijk afserveren als een door oude witte mannen opgelegd richtsnoer”, zegt neerlandica Lieke van Deinsen, onderzoeker en docent aan de KU Leuven, en mede-initiatiefnemer van de canonenquête. “Ze werden top-down afgekondigd, om niet te zeggen uitgevaardigd. Daarom hebben wij het nu heel erg bottom-up aangepakt.” Er waren deze keer ook geen leeftijdscriteria. Boek noch schrijver hoefden aangetast te zijn door de tand des tijds, of aangevreten door de maden van de dodenakker, om in aanmerking te komen voor canonisering.

De uitkomst is een nieuwe canon van 100 klassieke boeken, én een lijst met de 100 belangrijkste Nederlandstalige auteurs van alle tijden. En het eerste wat opvalt, is dat de nieuwe canon verdacht hard lijkt op de oude van twintig jaar geleden: maar liefst 78 procent van de genoemde titels en auteurs werd ook al uitverkoren in 2002.

Volgens Lieke van Deinsen is dat een belangrijk en vooral vertrouwenwekkend signaal. Het betekent namelijk dat we het eens zijn, en eens blijven, over de kern van ons literair erfgoed: de pakweg 80 schrijvers en titels die ook door deze enquête worden gelegitimeerd.

Al zou dat de volgende keer al anders kunnen zijn. Want als je de lijsten uit 2002 en 2022 naast elkaar legt, zie je dat de ‘historische letterkunde’ snel terrein verliest. Roemruchte auteurs als Joost van den Vondel, P.C. Hooft en Bredero tuimelen naar omlaag in de nieuwe rangschikking, net zoals de naamloze schrijvers van Beatrijs, Karel ende Elegast en Mariken van Nieumeghen, en schrijvers van voor de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. Alleen Van den Vos Reynaerde houdt moedig stand.

“Dat is typisch voor ons, Nederlanders en ­Vlamingen,” aldus Lieke van Deinsen. “In Engeland, Frankrijk en Duitsland twijfelt niemand aan de blijvende relevantie van hun grote klassieken, aan Shakespeare, Racine of Goethe. Wij kennelijk wel. Terwijl onze schrijvers uit de 16de en de 17de eeuw van wereldniveau waren. Lees Mariken van Nieumeghen door een hedendaagse bril, en je zult merken dat het nog griezelig actueel is. Lees Bredero en je (her)ontdekt een taalvirtuoos. Ik vind die afnemende waardering voor onze historische literatuur jammer en merkwaardig. Het belang van Rubens, Rembrandt of Van Dyck voor de beeldende kunst gaan we toch ook niet ineens relativeren?”

Tom Lanoye: ''Mijn lieve gunsteling' van Marieke Lucas Rijneveld vind ik béter dan 'Lolita' van Nabokov. En ik vind Nabokov héél goed.'Beeld © Stefaan Temmerman

Waar is Deelder?

Over de doden niets dan goeds, maar het prettige aan deze canon is toch dat de literaire helden van vandaag er eindelijk in opduiken. Tom Lanoye is de hoogst genoteerde Vlaming op de lijst met de belangrijkste Nederlandstalige schrijvers (19de plaats), en in de lijst van de belangrijkste schrijvers van de 21ste eeuw staat hij tweede, net na Grunberg en net voor Pfeijffer.

“Dat streelt de ijdelheid”, zegt hij, “maar deze canon prikkelt me zo mogelijk nog meer als lezer dan als schrijver. Hij is gebaseerd op een grondig uitgevoerde enquête, en hij wordt aangevoerd door een wereldboek: Max Havelaar van Multatuli. Een meesterwerk uit 1860, geschreven in Brussel, dat nog altijd even scherp en actueel is.

Als zoiets nu verschijnt, wordt het gegarandeerd weggezet als hopeloos woke, dekolonisatieliteratuur vol zelfhaat. Ook de hybride vorm van Max Havelaar is nog steeds spectaculair modern. Het is onze Moby Dick.

“Dit gezegd zijnde: ik kan met gemak honderd titels opnoemen die niet in de lijst voorkomen, maar die het verdienen erin te staan. En ik zie enkele grote manco’s. De moderne toneelliteratuur ontbreekt bijvoorbeeld volledig. Cloaca van Maria Goos, Gif van Lot Vekemans of Leedvermaak van Judith Herzberg: wat mij betreft zijn dat echte toneelklassiekers, maar ze worden in het buitenland meer naar waarde geschat dan hier. En de poëzie boert fameus achteruit. ­Leonard Nolens is in geen velden of wegen te ­bekennen, terwijl hij al jaren geldt als de Vlaamse kandidaat voor de Nobelprijs. En vooral: ik mis de misfits, de buitenbeentjes.

“Namen als Jean-Marie Berckmans, Delphine Lecompte of Jules Deelder hadden niet mogen ontbreken. Als Deelder nog geleefd had, zou hij nu door het slam-poetrycircuit aanbeden worden als een held die zijn tijd ver vooruit was. En Herman Brusselmans: die wordt zo routineus over het hoofd gezien dat ik soms vergeet mij erover te verbazen. Anderzijds duikt iemand als Marieke Lucas Rijneveld, amper 31, meteen op in de top 100, met twee titels nog wel. Terecht. De avond is ongemak (plaats 32 in de canon, red.) kreeg de International Booker Prize, en Mijn lieve gunsteling (plaats 81, red.) vind ik béter dan Lolita van Nabokov. En ik vind Nabokov héél goed.

“Kortom, het resultaat van deze enquête, de nieuwe top 100, is zeker niet het definitieve pantheon van de Nederlandstalige literatuur, maar ik ben toch een groot liefhebber van zulke lijstjes. We zullen hier nog eindeloos over kunnen redetwisten in herbergen en eethuizen.”

Bevlogen leraars

De hoogst genoteerde vertegenwoordiger van de levenden in de nieuwe canon (21ste plaats) is Ilja Leonard Pfeijffer met Grand Hotel Europa. Ook hij is “in de eerste plaats vereerd”.

Pfeijffer: “Maar of ik, en de literatuur in het algemeen, er ook echt iets mee opschiet, dat zal afhangen van hoe en waar die canon wordt gebruikt. Mijn fanatiekste lezers hebben ’m wellicht niet meer nodig om mijn werk naar waarde te schatten, maar als hij een glijmiddel zou kunnen worden om mijn boeken te berde te brengen in scholen en universiteiten, ja, dan zou ik zelfs héél blij zijn.”

Het onderwijs is de natuurlijke bestemming van elke literaire canon. Ook nu weer vindt een overweldigende meerderheid van de deelnemers aan de enquête dat onze literaire klassiekers een plaats moeten krijgen in het secundair onderwijs, en liefst in alle richtingen.

Maar dat hoeft niet noodzakelijk meer te gebeuren onder de vorm van een verplichte leeslijst. In de enquête van 2002 was een grote meerderheid daar nog voorstander van, nu lijkt een kleine meerderheid tot het inzicht te zijn gekomen dat verplichten alleen maar contraproductief werkt.

Ilja Leonard Pfeijffer: 'Ik werd in mijn jonge jaren nog met harde hand gedwongen om de klassiekers te lezen. Best een pittige opgave, maar ik heb het altijd als een grote verrijking ervaren, ook op het moment zelf.'Beeld Damon De Backer

Pfeijffer: “Ik werd in mijn jonge jaren nog met harde hand gedwongen om de klassiekers te lezen, van voor naar achter, en in historische volgorde. Dat was best een pittige opgave, maar ik heb het altijd als een grote verrijking ervaren, ook op het moment zelf. Dus wat mij betreft mag er wel enige dwang worden uitgeoefend. Verplicht jonge mensen tenminste om iets goeds te lezen, of het nu van mijn hand is of van die van een gewaardeerde collega.

“In elk geval vind ik het nonsens om de leeslijsten te gaan aanpassen aan de leefwereld van de jongeren. Als je jong bent wil je helemaal niet binnen je eigen leefwereld blijven. Die ken je namelijk al. Je wilt dat er vensters opengaan naar andere werelden, hoe verder weg hoe beter. Waarom zijn al die sciencefictionseries en historische series op Netflix zo populair, denk je, met name bij jongeren?

“Een canon kan daarbij helpen, maar hij zal nooit alleenzaligmakend zijn. Bevlogen leraars, díé maken het verschil. Mijn eigen vader was leraar Nederlands, gespecialiseerd in mediëvistiek (geschriften uit de middeleeuwen, red.). Ik herinner me dat hij spannende ridderverhalen voorlas toen ik een kleine jongen was. Pas veel later, toen ik al een eind gevorderd was in de middelbare school, ontdekte ik dat hij me de integrale Karel ende Elegast had voorgelezen. Dat zijn dingen die bijblijven.”

Bevlogen leraars
Beeld Sammy Slabbinck

Tom Lanoye is het daar helemaal mee eens: “Het belangrijkste is dat je in de lessen Nederlands dingen ontdekt. Dat je wordt meegenomen op een dolle tocht door de taal. Met of zonder verplichte leeslijst. Mijn leraar Nederlands in de humaniora was de bekende priester-dichter Anton van Wilderode. De brave man is geëindigd als de mascotte van het Vlaams Blok, maar hij heeft mij wel alle hoeken van de literatuur laten zien: Gezelle en Claus, Dostojevski en Kafka. Hij was een fantastische leraar, die zich van de verplichte leeslijst weinig aantrok. En hij las veel voor: héérlijk. Dat mogen ze van mij verplichten in het middelbaar onderwijs: een vast voorleesuur, bij voorkeur op vrijdagnamiddag. De leraar moet amper iets voorbereiden, en de leerlingen hoeven geen notities te nemen, want de leerstof wordt niet getoetst. Ze kunnen alleen maar luisteren en wegdromen, maar ze zullen er geweldig veel van opsteken.”

Delphine Lecompte, eeuwige outsider

Ondanks het feit dat er in 2019 al een ‘Best of’ van haar gedichten verscheen, en ondanks het feit dat Tom Lanoye bij die gelegenheid schreef dat ze ‘binnen tien jaar de Nobelprijs voor Literatuur moet krijgen’, komt Delphine Lecompte niet in de nieuwe canon voor.

Wanneer ik haar, op een moment dat ze omschrijft als ‘niet al te zwartgallig’, vraag of ze dat slecht nieuws vindt, antwoordt ze: “O nee, integendeel, ik zou het als een groot persoonlijk falen beschouwen als ik er wél in zou staan. Want dat zou betekenen dat ik erbij hoor. En ik wil en kan er niet bij horen. Hoe ouder ik word, hoe onuitstaanbaarder, grimmiger, verderfelijker, zelfs gewelddadiger ik word. Ik zal nooit het bevallige, zachtaardige, inclusieve, wakkere dichteresje zijn dat zich willoos conformeert aan de mores en de modes van deze tijd. Dus de canon en ik, wij drijven steeds verder uit elkaar. Ik sta erbuiten. Niet altijd prettig, maar ik probeer er mijn sterkte van te maken. Mijn thuis, en mijn uiteindelijke ­bestemming, is de marge.”

Maar dat maakt van Delphine Lecompte nog geen tegenstander van literaire canons en verplichte leeslijsten: “O nee! Er is een reden waarom bepaalde teksten de tand des tijds doorstaan. Ik zal de canon zeker niet afdoen als een complot van oubollige, rondbuikige witte mannen uit de bevoorrechte lagen van de onwankelbare middenklasse. Ik heb zelf nog de klassiekers van de Nederlandse en Franse literatuur door de strot geramd gekregen door versmachtende misantropen van leraren. Al herinner ik me daar niet veel meer van. Het enige wat me nog een beetje helder voor de geest staat is dat ik een cursiefje van Simon Carmiggelt vanbuiten moest leren in het tweede middelbaar. Dat tekstje ben ik inmiddels vergeten, maar de liefde en de tederheid waarmee het werd aangebracht door die ene niet-betuttelende leraar die ik heb gekend, zullen me eeuwig bijblijven. Dingen vanbuiten leren: dat vond ik wel fijn. Maar dat doen ze nu vast ook niet meer. Alles gaat naar de vaantjes, haha.”

Delphine Lecompte: 'Ik zou het als een groot persoonlijk falen beschouwen als ik wél in de canon zou staan. Want dat zou betekenen dat ik erbij hoor. En ik wil en kan er niet bij horen.'Beeld Damon De Backer

Aan haar is geen groot literatuurpedagoog verloren gegaan, geeft Delphine Lecompte grif toe: “Onlangs kreeg ik een mailtje van een middelbare scholier die een gedicht zocht dat hij op school kon presenteren als zijn lievelingsgedicht. Ik raadde hem een mooi maar loodzwaar, geheel vreugdeloos gedicht van Hugues C. Pernath aan. Achteraf realiseerde ik me pas hoe dom dat was. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gaat die jongen de Vlaamse poëzie voor de rest van z’n leven haten.”

Zelf ergert Lecompte zich naar eigen zeggen aan “de huidige overvloed van pseudogeëngageerde vluchtelingenromans” en aan collega-­schrijvers die krampachtig proberen allerhande minderheidsgroepen te bedienen.

“Engagement is nobel, maar literair niet interessant”, zegt ze. “Het thema van een boek doet er voor mij niet toe, het gaat om de manier waarop het is geschreven. Virtuositeit, stilisme, experiment, raadselachtigheid: daar zit ik op te wachten. Madame Bovary van Flaubert of Othello van Shakespeare: hoe banaal zijn die verhaaltjes, maar hoe briljant zijn ze geschreven!”

Over het grote manco in de top 100 die is voortgekomen uit deze canonenquête, moet ze niet lang nadenken: “De barse, weerspannige, onconventionele Nederlandse dichter Arjen Duinker. Ontoegankelijk zou ik zijn poëzie niet noemen, maar een troostend gedicht voor op een geboortekaartje of een doodsprentje zou ik bij hem niet gaan zoeken.”

Diversiteit in gender en genre

De canonenquête heeft ook gepeild naar de toekomst van de canon. Die is nu nog overwegend wit en mannelijk, maar zal ongetwijfeld diverser worden. De ge-enquêteerden vinden in elk geval dat een canon niet in steen gehouwen kan staan, en verwelkomen meer diversiteit qua culturele achtergronden, gender en zelfs genre. Een kleine meerderheid is voorstander van het opnemen van niet-traditionele tekstgenres: rapteksten, spoken word, slam poetry. Een grote meerderheid vindt dat er meerdere literaire canons naast elkaar kunnen bestaan: een Vlaamse canon, maar ook een Surinaamse, en zeker een aparte canon voor jeugdliteratuur. De ranglijst van canonwaardige literatuur uit of over ‘de voormalige koloniale gebieden’ wordt aangevoerd door Anton de Kom, wiens bekendste boek is getiteld Wij slaven van Suriname. Ook de Gangreen-cyclus van Jef Geeraerts en Congo van David Van Reybrouck staan in die lijst.

Aya Sabi staat er nog niet in. De Marokkaans-­Nederlandse columniste van De Morgen en student arabistiek aan de KU Leuven heeft nog maar net haar eerste roman uit: Een half leven. Eerder schreef ze de verhalenbundel Verkruimeld land. Sabi: “Ik heb op een lagere school gezeten in Nederland, en op een middelbare in Genk. Thuis heerste niet echt een leescultuur, maar mijn mama werkte in de bibliotheek van Roermond en bracht altijd boeken mee. Ik verslond ze. Ik heb in mijn jeugd behoorlijk veel boeken gelezen die inmiddels klassiekers zijn. Jeroen Brouwers, Adriaan van Dis en Connie Palmen. Van haar ben ik grote fan, ik verzamel al haar boeken. Oudere literatuur lag moeilijker. Couperus, daar raakte ik niet doorheen.

Aya Sabi: 'Uiteraard is het mijn ambitie om erbij te horen, om erkend te worden door het literaire establishment en zelf ook in de canon terecht te komen.'Beeld Thomas Sweertvaegher

“Eigenlijk is het best miraculeus dat ik zo’n grote liefde voor de Nederlandse taal heb opgevat. Sommige van mijn generatiegenoten begrijpen dat niet, zij vinden het Nederlands niet mooi of veel te moeilijk. Maar een ander literair referentiekader dan het Nederlandse heb ik niet. Afgezien dan van de Arabische religieuze teksten, omdat die erg poëtisch zijn. Ik ben nu arabistiek gaan studeren om dat gat in mijn cultuur een beetje te dichten.

“Mijn eigen boeken worden vaak bij de ‘migrantenliteratuur’ gerangschikt, en mijn stijl wordt ‘exotisch’ genoemd. Mijn verhalenbundel werd in de markt gezet als een hedendaagse variatie op de Duizend-­en-een-nacht. Dat was een fout, daar zou ik nu een stokje voor steken. Want ik vind dat ik bij de Nederlandstalige literatuur hoor. Ook al komt mijn familie van ver, mijn verhalen zijn van hier.

“Niet weinig Nederlandstalige klassiekers gaan over de oorlog, die koppel je toch ook niet los van de literaire traditie door ze in het vakje ‘oorlogsliteratuur’ te stoppen? Uiteraard is het mijn ambitie om erbij te horen, om erkend te worden door het literaire establishment en zelf ook in de canon terecht te komen. Maar ik moet ook toegeven dat ik, literair en stilistisch gezien, niet de minste moeite doe om me aan te passen.”

De canonenquête: namen, cijfers, trends

1.977 ‘professionele lezers en liefhebbers’ uit Nederland, België en de overzeese gebieden (Suriname, Caraïben, Indonesië) werden bevraagd 

• 57,9 procent van de deelnemers waren Nederlanders, 36,8 procent Belgen met Nederlands als moedertaal

• Voor de deelnemende Nederlanders zijn Gerard Reve, Willem-Frederik Hermans en Harry Mulisch nog steeds ‘de grote drie’ (na Multatuli), voor de Belgen zijn dat Hugo Claus, Willem Elsschot en Louis Paul Boon

• Belangrijke trends: klassieke werken van voor de Tweede Wereldoorlog zakken fors in de rangschikking, en de waardering van poëzie gaat erop achteruit

• De meest opgemerkte nieuwe aanwezigheid is Marieke Lucas Rijneveld, die in de nieuwe canon staat met twee titels, ondanks zijn 31-jarige leeftijd

• De enquête leverde naast een canon van 100 klassieke boeken ook een top 100 van de belangrijkste Nederlandstalige auteurs op

• De hoogst genoteerde levende Nederlandse schrijvers zijn Arnon Grunberg (18), Ilja Leonard Pfeijffer (21) en Marieke Lucas Rijneveld (23)

• De hedendaagse vrouwelijke schrijvers uit Vlaanderen in de auteurs-top 100 zijn Griet Op de Beeck (89) en Lize Spit (94)

• De hoogst genoteerde levende Belgen zijn Tom Lanoye (19), Stefan Hertmans (25) en Dimitri Verhulst (34)

• Vergeleken met een eerdere canonenquête uit 2002 staan er nu dubbel zoveel vrouwelijke schrijvers in de top 100 (24 in plaats van 12)

• Er wordt gepleit voor een aparte canon van de jeugdliteratuur. Thea Beckman, Tonke Dragt, Annie M.G. Schmidt en Jan Terlouw staan in die categorie het hoogst gerangschikt, maar ook Bart Moeyaert en Marc De Bel scoren goed

• Een grote meerderheid vindt dat literaire klassiekers verplicht aan bod moeten komen in het middelbaar onderwijs, in alle studierichtingen

• Er wordt gepleit voor meer culturele diversiteit en meer genderdiversiteit. De bestaande canons zijn te wit en te mannelijk

• Er wordt gepleit voor het opnemen van spoken word in de canon, maar concrete namen en titels worden niet genoemd

Het hele rapport staat te lezen op canonfestival.org/enquete2022

Tot slot vroeg ik mijn gesprekspartners naar de laatste grote Nederlandstalige klassieker die ze hebben gelezen.

Lieke van Deinsen: “Lucifer van Joost van den Vondel, omdat ik daar binnenkort college over zal geven. Een fenomenaal toneelstuk dat zich moeiteloos kan meten met de historische toppers uit het genre.”

Ilja Pfeijffer: “Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik pas onlangs Bezonken rood van Jeroen Brouwers heb gelezen. Daarnaast heb ik onlangs ook genoten van De berg van licht van Louis Couperus, een historische roman over het decadente Rome in de 3de eeuw.”

Delphine Lecompte: “Goede mannen van de slimme, sluwe, sardonische, genadeloze Arnon Grunberg. Geen idee of dat boek al tot de klassiekers wordt gerekend, maar als dat niet zo is, is het een grote stommiteit. Arnon Grunberg is het grote levende genie van Nederlandstalige literatuur en ver daarbuiten.”

Aya Sabi: “De laatste klassieker die ik heb gelezen is Sprakeloos van Tom Lanoye, de eerste die ik hierna ga lezen is Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans. Ik ben heel benieuwd naar zijn grote romans.”

Tom Lanoye: “Ik beloof dat ik Max Havelaar van Multatuli ga herlezen, en wel meteen.”

Debatteer mee. Wat vindt u van ‘de nieuwe literaire canon’? En welke boeken zijn volgens u absolute klassiekers en mogen niet in de canon ontbreken? Mail naar lezers@demorgen.be