België heeft meeste leerlingen in buitengewoon onderwijs van heel Europa: hoe komt dat?

België heeft met 6 procent het grootste aandeel leerlingen in aparte scholen voor buitengewoon onderwijs van heel Europa. Gisteren bleek opnieuw dat het aantal kleuters in het buitengewoon onderwijs verder toeneemt. Waar komt dat grote aantal vandaan? “Pano” gaat vanavond dieper in op inclusie in het Vlaamse onderwijs, maar we doken nu al in de cijfers. 

Volgens de laatste cijfers van 2018 die we op Europees niveau kunnen vergelijken, is België een uitzondering op het vlak van buitengewoon onderwijs. Met 6 procent van haar leerlingen in aparte buitengewone scholen, steekt België ver uit boven het Europees gemiddelde van 1,4 procent. Landen als Portugal en Noorwegen werken veel minder met aparte scholen voor kinderen met zorgnoden. Zij worden meer betrokken bij het “gewone” onderwijs, en daar is dus meer sprake van zogenoemd “inclusief onderwijs”. 

Uiteraard blijft het moeilijk vergelijken tussen verschillende onderwijssystemen. Krijgen kinderen die niet in aparte scholen zitten, zoals in België, wel dezelfde zorgzame begeleiding? Zo heeft Italië dan wel een laag percentage aan kinderen in het buitengewoon onderwijs, maar krijgen kinderen daar niet altijd de ondersteuning die ze nodig hebben. 

Meer kleuters in buitengewoon onderwijs

Bovendien worden kleuters niet meegeteld in de kaart hierboven, en net daar bleek gisteren een opvallende stijging. Die kleuters in het buitengewoon onderwijs zitten nu vooral in scholen van het Katholiek Onderwijs (stijging van 52 procent op 5 schooljaren tijd), maar ook bij het Gemeenschapsonderwijs (+45 procent) en stedelijk en gemeentelijk onderwijs (+121 procent) zien we dezelfde toename.

Het buitengewoon onderwijs is onderverdeeld in types voor verschillende soorten lichamelijke of geestelijke beperkingen, voor emotionele stoornissen of leerstoornissen. De afgelopen schooljaren zagen we al dat vooral type 2 (kleuters met een verstandelijke beperking) en type 9 (kleuters met autismespectrumstoornis) stevig in de lift zitten. 

Maar ook in de andere leeftijdsgroepen stijgt het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs al jaren, ondanks initiatieven zoals het M-decreet om meer leerlingen naar het gewoon onderwijs de loodsen. 

Hieronder geven we die toename in het buitengewoon onderwijs weer voor de kleuters, het lager en secundair onderwijs samen. In totaal zitten nu meer dan 50.000 kinderen en jongeren in het buitengewoon onderwijs. Onderaan dit artikel leggen we uit waar de verschillende types voor staan. 

Historische keuze

Voor de toename van het aantal kleuters in het buitengewoon onderwijs zijn er specifieke verklaringen. Zo zijn de criteria veranderd om tot type 2 (verstandelijke beperking) te worden gerekend, weet Stefan Grielens, voorzitter van de vrije CLB’s. “De groep die in aanmerking komt, is groter geworden”, zegt hij daarover. Anderzijds schat Grielens in dat door de coronacrisis mogelijk meer kinderen sneller naar het buitengewoon onderwijs worden doorverwezen. 

Toch is er ook een bredere verklaring nodig. Een klein beetje geschiedenis toont aan waarom we in Vlaanderen veel meer dan andere regio’s inzetten op aparte scholen voor kinderen met buitengewoon onderwijs. Zo werd in 1953 al een wet ingevoerd waardoor er speciale scholen en leergangen kwamen voor wat toen nog “lichamelijk en geestelijk geremden” werd genoemd. 

Maar de echte verankering van apart buitengewoon onderwijs kwam er in de jaren 70, toen de verschillende types buitengewoon onderwijs in het leven werden geroepen. Onderzoeker inclusie aan de AP-hogeschool in Antwerpen Beno Schraepen zegt dat toen “de idee van onmogelijkheid” is ingevoerd: vanaf een bepaald niveau van een beperking is het onmogelijk om in een gewone school mee te draaien. 

Pogingen

“Wij hebben toen eigenlijk twee parallelle werelden gecreëerd waarin wij ons niet kunnen voorstellen dat mensen met beperkingen volwaardig kunnen deelnemen aan alles wat onze maatschappij te bieden heeft”, zegt Schraepen daarover, die zelf voorstander is van een inclusiever onderwijs. De initiatieven die daar de afgelopen decennia toe zijn genomen, vindt hij dan ook onvoldoende. 

Wij hebben twee parallelle werelden gecreëerd waarin wij ons niet kunnen voorstellen dat mensen met beperkingen volwaardig kunnen deelnemen aan alles wat onze maatschappij te bieden heeft

Beno Schraepen, onderzoeker inclusie

Aan die pogingen nochtans geen gebrek. Zo was er de ondersteuning van GON-begeleiders in het gewoon onderwijs. Of nog zo’n letterwoord, “ION”-begeleiding, voor kinderen met een matige verstandelijke beperking. En dan is er nog de werking met “zorgcoördinatoren” per school, met als belangrijk doel om minder leerlingen met leerproblemen door te verwijzen naar buitengewone scholen. 

M-decreet

Maar het meest bekend is toch het recente inclusieplan van de Vlaamse regering: het M-decreet van 2015. De middelen voor GON en ION moesten daarin opgaan. Dat decreet voerde vooral enkele bijkomende rechten in voor leerlingen met nood aan extra onderwijsondersteuning. Zo is er sprake van “recht op redelijke aanpassingen” voor leerlingen met zorgnoden, al botst dat nog vaak op de draagkracht van gewone scholen. Een reportage van “Pano” uit 2018 toonde al hoe zwaar de zorgnoden zijn die sommige leerkrachten op zich nemen.

Anderzijds voerde het M-decreet ook een type 9 toe aan het buitengewoon onderwijs, voor kinderen op het autismespectrum. “Spookrijden op de internationale inclusiesnelweg”, noemt Schraepen dat. Net die groep zien we de laatste jaren steeds toenemen in scholen voor buitengewoon onderwijs.

Buitengewoon fier

Het M-decreet werd niet overal warm onthaald in het buitengewoon onderwijs. Vooral omdat het gevoel bestond dat er te weinig middelen werden vrijgemaakt om de omslag te maken. "Het is goed dat we kijken richting inclusie, maar daartegenover moeten wel financiële middelen en infrastructuur staan", zegt Carina Driessens. Zij is directeur van de school voor buitengewoon onderwijs De Dageraad. "Als die middelen achterblijven en het wordt een besparing, is dat niét ok."

KIJK - Ook Carina Driessens, directeur van de school voor buitengewoon onderwijs De Dageraad, vindt dat de pogingen tot inclusie tot nog toe geen antwoord boden op de noden van de leerlingen:

Videospeler inladen...

"Wij hebben kleine klassen, logopedisten, kinderverzorgsters, orthopedagogen, psychologen, ergotherapeuten, kinesisten, die staan allemaal mee in voor de begeleiding van de kinderen", zegt Driessens, die fier is op de zorg die ze kan bieden in haar school. "En toch moeten wij elke dag bewijzen dat dit niet de school is voor de 'arme kinderen die verloren zijn voor de maatschappij'." 

“Inclusie is exclusief”

Het M-decreet wordt vanaf volgend schooljaar dan ook vervangen door het "Leersteundecreet" van minister Ben Weyts (N-VA), dat overigens nog definitief moet worden gestemd in het Vlaams Parlement. Schraepen ziet daarin verschillende positieve elementen. Zo worden leerkrachten beter opgeleid om te differentiëren in klassen, en krijgen ondersteuners een statuut dat conform is aan zorgcoördinatoren in het gewoon onderwijs. 

“Maar het punt blijft dat het ‘recht op redelijke aanpassingen’ voor kinderen met een beperking onvoldoende wordt verankerd”, zegt Schraepen. “Het M-decreet heeft aangetoond dat scholen dit recht nog steeds te makkelijk naast zich neer kunnen leggen, en het leersteundecreet gaat die autonomie van de scholen daarin nog versterken.” 

Het resultaat is dat inclusie enkel haalbaar wordt voor goed-geïnformeerde, bemiddelde en mondige ouders

Beno Schraepen, onderzoeker inclusie

“Daardoor wordt de stem van de ouders hierin niet meer gehoord”, aldus de onderzoeker. “Het resultaat is dat inclusie enkel haalbaar wordt voor goed-geïnformeerde, bemiddelde en mondige ouders. Inclusie - hoe cynisch ook - is dus exclusief.” 

Hoe kijken die ouders van kinderen met zorgnoden naar de organisatie van het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen? En wat zeggen de kinderen en jongeren zelf? Vanavond komen ze - samen met de scholen en leerkrachten - aan het woord in “Pano”. “Het inclusieve onderwijs” is te zien om 21u30 op Eén en VRT MAX. 

De verschillende types in het buitengewoon onderwijs worden als volgt ingedeeld: 

  • Type basisaanbod: voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs. Dit type vervangt sinds september 2015 geleidelijk de types 1 en 8.
  • Type 1: voor kinderen met een lichte verstandelijke handicap (in afbouw)
  • Type 2: voor kinderen met een verstandelijke beperking
  • Type 3: voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis, maar zonder verstandelijke beperking
  • Type 4: voor kinderen met een motorische beperking
  • Type 5: voor kinderen in een ziekenhuis, een preventorium of een residentiële setting
  • Type 6: voor kinderen met een visuele beperking
  • Type 7: voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis
  • Type 8: voor kinderen met ernstige leerstoornissen (in afbouw)
  • Type 9: voor kinderen met een autismespectrumstoornis, maar zonder verstandelijke beperking (sinds september 2015)

Bron: Vlaamse overheid

Meest gelezen