Direct naar artikelinhoud
ColumnPaul De Grauwe

Paul De Grauwe: ‘Debat over loonindexering sterft nooit’

Paul De Grauwe.Beeld DM

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt tweewekelijks.

Nooit gedacht dat ik nog eens, de derde keer dit jaar, over loonindexering zou schrijven. Alles hierover lijkt gezegd en geschreven. En toch, het onderwerp geraakt niet uit de actualiteit. De gouverneur van de Nationale Bank heeft er zich ook over uitgelaten. “Een debat over loonindexering is nodig”, vindt hij. Tja. De laatste vijftig jaar hebben we niets anders gedaan dan hierover gedebatteerd. Maar goed, laten we debatteren. Om dat op ordentelijke wijze te doen kunnen we misschien die elementen oplijsten waar we allen over akkoord kunnen gaan. Om dan beter te identificeren waar de onenigheid ontstaat.

De dramatische prijsstijgingen van gas en ruwe olie betekenen een collectieve verarming van de Belgische bevolking. We importeren haast alle gas- en olieproducten. Dat betekent dus dat we heel veel koopkracht afstaan aan de Russen, de oliesjeiks, de Noren, de Algerijnen en de Amerikanen in de vorm van hogere prijzen voor dezelfde hoeveelheden die we van hen kopen. Er blijft dus minder koopkracht over voor de Belgen. Iedereen zal wel akkoord gaan met de conclusie dat de energieprijsstijgingen ons armer hebben gemaakt. Een eerste punt van consensus.

Tweede punt van consensus. Wie die verarming zal moeten dragen is onduidelijk, maar het is duidelijk dat het geheel of een deel van de bevolking de last van die verarming zal moeten torsen. De collectieve verarming van België zal verdeeld moeten worden. Hierover zullen redelijke mensen het ook eens zijn.

Het kernprobleem is nu hoe we die verdeling van het koopkrachtverlies zullen organiseren. Herverdelen is altijd moeilijk. Bovendien blijkt het dat het verdelen van een verlies moeilijker is dan het verdelen van een winst. En dat is het wat we vandaag moeten doen: het collectieve verlies moet uitgespreid worden over de bevolking. Haast iedereen zet zich in het verweer tegen die inleveringen omdat die gezien worden als roof. Onenigheid, ja zelfs strijd, ontstaat bij elke poging om het verlies te herverdelen. De politici die de knoop moeten doorhakken, proberen te luisteren naar de stem van het volk maar horen slechts kakafonie. Ze worden vervloekt.

Het bestaan van automatische loonindexering vergemakkelijkt en bemoeilijkt tegelijkertijd deze herverdeling die door de politiek moet worden georganiseerd. Enerzijds vergemakkelijkt het systeem de herverdeling van het collectief verlies omdat een groot deel van de bevolking (werknemers, gepensioneerden, uitkeringsgerechtigden) buiten schot wordt gezet. Een meerderheid is tevreden en vindt ook de nodige steun bij de politiek om de status quo te behouden. Een minderheid (de bedrijven en hun aandeelhouders) moet in dit systeem de volle last van de collectieve verarming dragen. Vermits ze een minderheid vormen moeten ze dit ‘politieke evenwicht’ accepteren. Dat is de situatie vandaag. Het lijkt gemakkelijk.

Ik heb in deze column eerder geargumenteerd dat, toen de energiecrisis uitbrak, het bedrijfsleven over voldoende buffers beschikte om het collectieve koopkrachtverlies in grote mate op zijn schouders te nemen. Die buffers waren het resultaat van uitzonderlijk hoge winsten in de periode voor de crisis. Maar buffers kunnen slechts eenmaal aangesproken worden en het ziet ernaar uit dat die aan het verdwijnen zijn. Als de crisis voortduurt zullen de buffers weg zijn en dan dreigen faillissementen en verlies aan tewerkstelling. Het politieke evenwicht dat we hadden bereikt zal dan slechts een tijdelijk evenwicht blijken te zijn en het grote deel van de bevolking dat vandaag ontsnapt aan de collectieve verarming zal toch aangesproken moeten worden. Deze aanpassing zal alleen maar kunnen door de automatische loonindexering (tijdelijk) buiten spel te zetten. Maar dat zal heel moeilijk zijn. En toch zal het noodzakelijk zijn om groter economisch onheil te voorkomen.

Sommigen pleiten ervoor om nu al het loonindexeringsmechanisme geheel of gedeeltelijk uit te schakelen. Voorstellen in die richting liggen op de onderhandelingstafel van de regering. Is er evidentie dat dit vandaag al moet gebeuren?

Uit de statistieken van Eurostat blijkt dat van 1995 tot 2021 de competitiviteit van de Belgische economie tegenover de andere eurozone-landen (zoals gemeten door de relatieve loonkosten per eenheid product) haast constant is gebleven. In de eerste jaarhelft van 2022 stegen de loonkosten in België gemiddeld 2 procent sneller dan in de eurozone. Een beperkte verslechtering. De kans bestaat dat die verslechtering zich in 2023 doorzet, vooral omdat in januari nogal wat geïndexeerde lonen met 10 procent zullen stijgen. Het jaar 2023 wordt waarschijnlijk het jaar van de indexsprongen.