Direct naar artikelinhoud
AchtergrondMilieu

Nooit eerder werd biodiversiteit zo uitgebreid in kaart gebracht. Maar van de resultaten word je niet vrolijk

Het aantal roggen (en haaien) is in een schrikbarend tempo gedaald sinds de jaren 90.Beeld RV

De biodiversiteit boert erop achteruit. Dat blijkt uit een nieuw rapport van het WWF. Vooral in het globale zuiden verdwijnen dierenpopulaties aan een schrikbarend tempo.

Hoe gaat het met de dierenpopulaties?

Zoals helaas in de lijn der verwachtingen ligt: niet goed. Tussen 1970 en 2018 zijn de populaties van gewervelde dieren met gemiddeld 69 procent afgenomen. Dat blijkt uit de index die het Wereld Natuur Fonds (WWF) maakt in zijn tweejaarlijkse Living Planet Report. Het WWF bestudeerde daarvoor 5.230 van de zowat 63.000 gewervelde dierensoorten op aarde, dat zijn er 838 meer dan in de vorige editie.

“Dieren spelen uiteraard een cruciale rol in de natuur”, zegt Koen Stuyck, woordvoerder van WWF België. “Ze verspreiden bijvoorbeeld zaden of bevruchten planten. Ze houden ons ecosysteem in evenwicht. Minder biodiversiteit betekent dat het ecosysteem minder weerbaar is tegen extreme schokken, zoals droogte.”

Een kleine orang-oetan.Beeld Edwin Giesbers

Zo weten we dat heel wat bossen in West-Afrika verzwakt zijn omdat stropers er zoveel bosolifanten doodden. “De olifanten eten veel kleine zaden en vruchten”, zegt Stuyck. “Die komen opnieuw in de natuur via kleine bolletjes mest. Zo verspreiden die dieren zaden en vruchten over een veel grotere oppervlakte.”

Er is wel wetenschappelijke kritiek op de index van het WWF. “Hij houdt rekening met gemiddelden”, zegt bioloog Olivier Honnay (KU Leuven). “Je kunt er daardoor niet uit afleiden hoeveel individuen al die populaties samen verloren.” Ook zou de index overgevoelig zijn aan populaties die het sterkst achteruitgaan. “De index van het WWF schetst een wat te negatief beeld van de biodiversiteit”, zegt Honnay. “Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat het goed gaat: alle wetenschappers onderschrijven dat die achteruitgaat.”

Zien we wereldwijd dezelfde trends?

Vooral in de tropen gaan de populaties van gewervelde dieren in een alarmerend tempo achteruit. Tussen 1970 en 2018 nam de gemiddelde populatiegrootte van dieren in Noord-Amerika (-20 procent) en Europa en Centraal-Azië (-18 procent) minder snel af dan in Afrika (-66 procent) en vooral in Latijns-Amerika en de Caraïben (-94 procent). Al is dat sterk vertekend door het beginpunt van de meting. Zo werd in Europa de ergste schade al geleden vóór 1970.

Nog zo’n uitschieter: de zoetwaterdieren. Sinds 1970 nam de gemiddelde populatiegrootte van de zoetwatervissen af met 83 procent. Simpel gesteld omdat de mens te veel dammen opwerpt. Van alle rivieren langer dan 1.000 kilometer kan maar 37 procent ononderbroken stromen. “Zo kunnen trekvissen hun broedplaatsen niet bereiken”, zegt Stuyck. “Soorten als de steur, zalm en paling kunnen zich daardoor onvoldoende voortplanten.”

“Onze rivieren zitten in een strak keurslijf”, beaamt Jeroen Van Wichelen, aquatisch ecoloog bij het Instituut Natuur- en Bosonderzoek (INBO). “De afvoer van waterlopen is zeer onnatuurlijk. Rivieren krijgen nauwelijks de plaats om vrij te meanderen, wat een invloed heeft op habitats van dieren. Bovendien worden ze vaak onderbroken, bijvoorbeeld door dammen om waterkracht op te wekken. Dat soort megalomane projecten neemt overigens nog toe, ook in Europa.”

Zien we wereldwijd dezelfde trends?
Beeld DM

Wat is de oorzaak van al deze problemen?

Met stip op één: de inname van ongerepte natuur door de mens. Vaak gebeurt dat voor landbouw. Een van de meest aangehaalde voorbeelden is de kap in het Amazonewoud voor de teelt van soja, vaak voor veevoeder. Dramatisch is wat dat betreft het beleid van Braziliaans president Jair Bolsonaro. Hele stukken Amazonewoud gingen de afgelopen jaren opnieuw verloren aan landbouw.

Om het nog complexer te maken, versterkt klimaatverandering de effecten van die inname van natuur door de mens. Volgens het WWF zal klimaatverandering de dominante oorzaak voor het verlies aan biodiversiteit worden als we de opwarming niet kunnen beperken tot 1,5 graden Celsius.

Zijn er dan geen oplossingen?

Jawel, maar die zijn niet simpel. Bijvoorbeeld in Vlaanderen (en Europa) zit het zoetwaterleven de jongste jaren in de lift, dankzij beschermende maatregelen. Een mooi voorbeeld is de otter, die na een jarenlange afwezigheid terugkeerde in Vlaanderen, op plaatsen waar rivieren meer ruimte kregen.

“Maar ook de positieve trend in Vlaanderen stagneert”, zegt Van Wichelen. “We raken niet verder dan een matige toestand - in het beste geval.”

Vlinders in het Braziliaanse Juruena National Park.Beeld 01545

Het WWF vestigt de hoop op de Conventie inzake Biologische Diversiteit van de Verenigde Naties in december. Het hoopt dat daar een doelstelling kan worden afgeklopt zoals op de COP in Parijs in 2015, waar men overeenkwam de opwarming te beperken tot 1,5 graden. Symbolisch zou dat inderdaad kunnen tellen. Het enige probleem is dat de VN geen stok achter de deur hebben. Twaalf jaar geleden stelde de organisatie al eens doelstellingen inzake biodiversiteit op tegen 2020. Twee jaar geleden moest iedereen echter erkennen dat geen enkele behaald werd.

“Maar er zijn zeker oplossingen mogelijk, dat schrijft ook het WWF”, zegt Honnay. “Eerst en vooral moeten we zoveel mogelijk natuurgebieden herstellen. Dat houdt in dat we ook landbouwgebied moeten teruggeven aan de natuur. Het beste dat je zelf kan doen, is minder vlees eten. Ten tweede moeten we de landbouw op een duurzame manier intensiever maken. In Vlaanderen kunnen we daar geen winst meer op maken, in Afrika wel. Tot slot moeten we ook voedselverspilling tegengaan: nog altijd wordt 30 procent van de calorieën die we produceren vernietigd.”