Direct naar artikelinhoud
Boek van de WeekHet slechte geweten van Vlaanderen

Eerherstel voor Hendrik Conscience? ‘Het valt moeilijk vol te houden dat hij zijn volk als blanke supremacisten leerde denken’

Hendrik Conscience.Beeld RV

Ooit was hij de man die zijn volk leerde lezen, maar inmiddels is de reputatie van Hendrik Conscience flink bezwadderd. Nu komt literatuurhistoricus Kevin ­Absillis met een gedurfd maar overtuigend eerherstel.

Een blond knaapje staat bij het standbeeld van Hendrik Conscience (1812-1883), met het Suske & Wiske-album De gouden ganzeveer in de hand. Een kleine schok gaat door me heen als ik de afbeelding zie voorbijkomen in Het slechte geweten van Vlaanderen van ­Kevin Absillis. Die jongen met dat strooien dakje op zijn hoofd, dat had ikzelf kunnen zijn.

De affiche hoort bij een herdenkingstoer die de Vlaamse Toeristenbond in 1983 organiseerde voor het honderdste overlijdensjaar van Conscience. De affiche voert me terug naar de tijd toen die toer mijn ouders en mezelf naar een boshoeve in Zoersel bracht, waar Hendrik Conscience zijn verhaal De loteling situeerde en ik rijstpap met bruine suiker at en Suske & Wiske las.

Als kind uit een flamingantisch gezin wist ik mijn klas ervan te overtuigen zelf een toneelbewerking van Consciences standaardwerk De Leeuw van Vlaanderen te maken, op basis van wat we ons konden herinneren van de niet voor kinderogen geschikte verfilming ervan door Hugo Claus. Aan de universiteit leverde verplichte lectuur van de bijna onleesbaar geworden De Leeuw me later een blijvende afkeer op. Net zo staan in Vlaanderen twee onverzoenlijke kampen tegenover elkaar als het over de culturele betekenis van Hendrik Conscience gaat.

Benepen

Dat zijn boeken literair onverteerbare kost zijn geworden, is voor progressieve spraakmakers, van Saskia de Coster tot Marc Reynebeau, nog het minste probleem. Zij zien in Conscience vooral de man die zijn volk vreemdelingen leerde wantrouwen, de culturele stamvader van een benepen en vaak xenofoob nationalisme. Immers, geen Schild & Vrienden zonder Conscience. De extreemrechtse beweging ontleende haar naam aan de code van de in De Leeuw van Vlaanderen beschreven Brugse Metten. Ook beschaafdere nationalisten als Bart De Wever pogen Conscience te recupereren. In het progressieve misprijzen zien ze een bewijs van de ‘zelfhaat’ voor het eigen erfgoed.

Affiche voor een herdenkingstoer die de Vlaamse Toeristenbond in 1983 organiseerde voor het honderdste overlijdensjaar van Conscience.Beeld rv

Het gevolg van die cultuurstrijd is dat Hendrik Conscience, op enkele standbeelden en straatnamen na, helemaal uit het publieke leven is verdwenen. Zijn boeken worden niet meer herdrukt en amper gelezen. In de pas verschenen ‘canon’ van de Nederlandstalige literatuur eindigt De Leeuw nog op plaats 48, vlak voor Joe Speedboot van Tommy Wieringa. Een herdenkingsjaar zoals in ’83 lijkt vandaag, bijna veertig jaar later, ondenkbaar geworden.

Maar wat als beide kampen het mis hebben? Die stelling verdedigt Kevin Absillis in Het slechte geweten van Vlaanderen. Met sterke argumenten en een gezonde dosis tegendraadsheid gaat de Antwerpse literatuurwetenschap­per de dubbele laag vooroordelen te lijf. Absillis komt tot het besluit dat de schrijver van De Leeuw van Vlaanderen geen pionier was van een exclusief Vlaams-nationalisme, laat staan dat hij er de erfzonde van vreemdelingenhaat en autoritarisme in plantte. Conscience past niet in de hem toebedeelde rol van wegbereider voor ­uiterst rechts.

Neem Schild & Vrienden. Geïnspireerd door Jacob van Artevelde (een ander werk van Conscience) poogden deze extreemrechtse jongeren het Gentse Gravensteen als stunt te bezetten. Maar in het werk van Conscience komt de ridderstand er juist vaak bekaaid van af, ten gunste van de opkomende burgerklasse. Dat is ook het uitgangspunt van De Leeuw, met gilden­leiders Jan Breydel en Pieter de Coninck in de eigenlijke hoofd­rollen.

Dat is geen detail. Het anti-­Franse gevoel waarvan een deel van Consciences oeuvre doordesemd is, is niet racistisch van aard, wel anti-imperialistisch. De kritiek is gericht op het machtsmisbruik van de vreemde heerser, niet op zijn ‘rasonzuiverheid’. Sterker nog, besluit Absillis: ‘Fransvijandigheid heeft in de Vlaamse letterkunde gefungeerd als een motor voor ­culturele verdraagzaamheid en internationale solidariteit’, met andere volkeren of gemeenschappen die onderdrukt of gekoloniseerd worden.

Paternalistisch, sentimenteel en vaak stereotiep: het oeuvre van Conscience is, zeker voor hedendaagse ogen, niet probleemloos. Maar de empathie met vreemdelingen in een benarde positie, zoals met het zwarte personage Congo in de recent betwiste roman Batavia, toont dat ook moeilijk vol te houden valt dat Hendrik Conscience de man is die zijn volk als blanke supremacisten leerde denken. Hoe komt hij dan toch aan die kwalijke reputatie?

Benepen
Beeld rv

Recuperatie

Absillis reconstrueert vakkundig hoe de schrijver ‘postuum radicaliseerde’, samen met de Vlaamse beweging waarvan hij wel degelijk een inspirator is geweest. Ridderverhalen blijken erg geschikt om rechts-autoritaire ideeën op te projecteren. Dat maakte Conscience bijzonder kwetsbaar voor recuperatie achteraf, uiteindelijk zelfs door de SS Vlaanderen in een Oostfrontcampagne. Omgekeerd maakte die recuperatie het verleidelijk voor de naoorlogse culturele spraakmakers, van Boon tot Claus, om af te rekenen met hun beroemde maar nog moeilijk leesbare voorganger.

Die moeilijke leesbaarheid gaat niet meer weg. Ook na Absillis’ genuanceerde poging tot eerherstel zullen De Leeuw van Vlaanderen of De Kerels van Vlaanderen niet plots aan de borst gekoesterd worden. Maar het stigma is weg. Hendrik Conscience kan weer zijn plek in de literatuurgeschiedenis innemen, zonder dat ­iemand woedend ‘j’accuse’ of beschaamd ­‘sorry’ moet zeggen.

Kevin Absillis, Het slechte geweten van Vlaanderen, Davidsfonds, 287 p., 27,99 euro.