Direct naar artikelinhoud
ConcertrecensieBob Dylan

Bob Dylan speelde in Vorst alleen wat hij wilde spelen: eerlijker dan ooit in een échte rock-’n-rollshow ★★★★☆

Bob DylanBeeld RV

Te Vorst geen ‘Blowin’ in the Wind’... Geen ‘Like a Rolling Stone’, geen ‘The Times They Are a-Changin’’, geen ‘Mr. Tambourine Man’, geen ‘It Ain’t Me, Babe’, geen ‘I Want You’, geen ‘It’s All Over Now, Baby Blue’, geen ‘Hurricane’, geen ‘Tangled Up in Blue’, geen ‘Just Like a Woman’, zelfs geen ‘Go, Acid!’. Wél pure, onverdunde, bluesy Bob Dylan (81) zoals hij in 2022 - de cuvée van volgend jaar heeft weer een andere afdronk - schuimend van het vat wordt getapt.

Verwachten dat Dylan speelt wat je wil horen, is zoals verwachten dat politici hun beloftes nakomen: ervaring maakt wijzer. Sinds zijn Judas-periode, toen hij medio jaren 60 de folkies vervreemdde door een elektrische gitaar te omgorden - “knieval voor de commercie!” - verwelkomt Dylan zijn fans het liefst zoals Sergio Ramos concurrerende aanvallers gedag zoent: met een welgemikte beenveeg. Je denkt te weten wat er komen gaat? Tsjakka!

De Rough and Rowdy Ways World Wide Tour, zoals zijn Never Ending Tour nu even heet, is z’n radicaalste sinds eind jaren 70. Tóén werd Dylan opeens born-again christian (!) en speelde hij niks uit de periode voor zijn bekering. Het is van die tijd geleden dat hij een nieuwe plaat quasi-integraal in z’n setlist binnenloodste - tot nu dus, met ‘Rough and Rowdy Ways’. Misschien is Dylan zich zelf bewust van de parallel: twee van de beste nummers uit z’n christelijke periode - ‘Every Grain of Sand’ en ‘Gotta Serve Somebody’ - mochten er vanavond ook bij.

Er waren twee songs nodig om in het gezapige, mysterieuze sfeertje van ‘Rough and Rowdy Ways’ te komen - sowieso een plaat met een handleiding. ‘Watching the River Flow’ uit de jaren 70 en ‘Most Likely You Go Your Way (and I’ll Go Mine)’ van ‘Blonde on Blonde’ werden volgens aloude Dylan-livetraditie vertimmerd tot je ze nauwelijks herkende. Het eerste werd intiemer, het tweede rokeriger. Het eerste rommelde, het tweede kraakte. Pas na tien minuten was de band op toerental. Trager dan een Porsche 911. Máár: sneller dan een Porsche 911 van 81 jaar oud.

Het volgende nummer nam mogelijke twijfels meteen weg: wie na het absoluut sublieme ‘I Contain Multitudes’ nog zeurde over De Hits Van Vroeger, gaat wellicht ook nog altijd naar FC Barcelona kijken om Lionel Messi te zien. Het fantastische ‘Black Rider’ openbaarde zich evengoed als nieuwe Dylan-classic, in een tollende, jazzy herinterpretatie. Ja, zelfs de songs van ‘Rough and Rowdy Ways’ - nog geen twee jaar oud! - werden radicaal onder handen genomen. Ik vermoed dat ze geen twee avonden na elkaar hetzelfde klinken.

Voor de duidelijkheid: de quote ‘the size of your cock will get you nowhere’ uit ‘Black Rider’ heeft niks met Andy Peelman noch zijn VTM-evaluatie te maken.

Dylan zien, is zijn muzikanten appreciëren. Van manusje-van-alles Donnie Herron en rechterhand Tony Garnier - als bassist geweldig in ‘That Old Black Magic’, het enige restant van Dylans Sinatra-periode van afgelopen jaren - kennen we de kwaliteiten. Misschien daarom dat ik des te meer onder de indruk was van de nieuwkomers: Nashville-gitaristen Bob Britt en Doug Lancio, en drummer Charley Drayton, één van de favorietjes van Keith Richards, die hem destijds rekruteerde voor zijn sologroep, de - haha - X-pensive Winos. Afijn, tijdens het weergaloze countrynummer ‘When I Paint My Masterpiece’ cirkelde het vijftal als planeten in een baan om Bob Dylan, de zon.

Tussen twee haakjes: héérlijk, zo’n show waarbij gsm’s niet toegelaten zijn. Rust! Stilte! Volledige focus! Geen boze sms’en van Andy Peelman!

Intussen deed ‘My Own Version of You’ een beetje denken aan Bill Callahans ‘Drover’ - even rustig als rusteloos, even verontrustend als onverstoorbaar. ‘I’ll Be Your Baby Tonight’ (van ‘John Wesley Harding’) kon in deze uitvoering zo op een Quentin Tarantino-soundtrack, naast ‘Little Green Bag’ van George Baker Selection. Op ‘To Be Alone with You’ (nog zo’n miniatuurtje, ditmaal van ‘Nashville Skyline’) hoorde je Dylan alleen aan de piano: kinderlijk chaotisch, kinderlijk ontroerend - nog geen luiers. Eén keer zei hij ‘thank you’, wat naar zijn doen redelijk veel is.

De heilige drievuldigheid van dit optreden? ‘Key West (Philosopher Pirate)’, een bijna tien minuten durend opus dat live tien keer beter was dan op plaat, ‘Gotta Serve Somebody’, dat zonder gospelkoor een stevige bluesrocker bleek te zijn, en ‘I’ve Made Up My Mind to Give Myself to You’, de mooiste Nick Cave-ballad die nooit door Nick Cave werd geschreven.

Was dit nu het beste Dylan-optreden aller tijden? Of van de laatste twintig jaar? Nee. Jaren geleden was hij, zelfs in deze betonnen bunker, grootser en eleganter, grandiozer en tijdlozer. Emotioneler vooral, terwijl de rauwe emotie vanavond pas binnenkwam toen Dylan in slotnummer ‘Every Grain of Sand’ met magistraal effect eindelijk zijn mondharmonica bovenhaalde. Maar éérlijker dan vanavond heb ik ‘m nooit geweten. Hij speelde alleen wat hij wilde spelen, liet zijn songs ademen, rommelen, kabbelen, tot rust komen. Het was een zwalpende, onaffe, lévende liveperformance, een echte rock-’n-rollshow. Het getuigt van een ongelofelijke waardigheid dat Bob Dylan op zijn 81ste nog altijd zo durft te spelen. Ik vermoed zelfs dat hij niet anders kan: he contains multitudes, weet u wel, en als die er niet allemaal uit kunnen, dan ontploft hij.

Zeggen dat je Dylan kent omdat je zijn muziek hebt gehoord, is zoals zeggen dat je de zon kent omdat je in haar licht hebt gestaan. Misschien is daar iets van aan. Misschien ook niet. Welke zekerheden zijn er nog? In een tijd van loze beloftes, klamp ik me vast aan deze: de Never Ending Tour.