Direct naar artikelinhoud
InterviewErika Vlieghe

Erika Vlieghe: ‘We hebben het mensen nodeloos moeilijk gemaakt’

‘Ik heb met scha en schande geleerd dat wetenschap en politiek echt twee verschillende werelden zijn.’Beeld Wouter Van Vooren

We zitten ondertussen in de – even tellen – achtste golf. Hoe staan we ervoor? Is die vierde prik echt nodig? Komen er ooit opnieuw maatregelen? Erika Vlieghe, oud-voorzitter van de GEMS, gaat geen enkele vraag uit de weg. Maar eerst moet haar iets van het hart.

Erika Vlieghe is boos. Op de interviewer, om precies te zijn. “Noem het korzelig”, lacht ze terwijl we tegenover elkaar gaan zitten op haar terras. “Ik ben een beetje korzelig. U hebt foute informatie verspreid, en ik vind het belangrijk om die recht te zetten.”

Vlieghe, die als infectiologe verbonden is aan het UZ Antwerpen, was lang voorzitter van de GEMS, het wetenschappelijk orgaan dat onze politici adviseerde over het covidbeleid. In april van dit jaar werd die GEMS opgeheven, en traden alle leden ervan meteen toe tot het zogenoemde Strategic Scientific Committee. Vorige week schreef uw dienaar op pagina 2 van deze krant: ‘Het is ongehoord en onverdraaglijk dat dezélfde experts die de crisis hielpen bestieren, hun eigen adviezen doorlichten.’

“En dat klopt dus helemaal niet, dat is compleet uit de lucht gegrepen”, zegt Vlieghe.

Maar toen de GEMS werd opgeheven, namen alle leden ervan deel aan ‘een breed debat over verschillende onderdelen van het Covid-19-beleid’. Dat schreef ik niet, dat stond in een persbericht van de verschillende ministers van Volksgezondheid.

“In onze laatste publicatie hebben wij inderdaad, op vraag van de ministers, een stand van zaken gegeven. Hoe staan we ervoor? Wat zijn de grote werven voor de komende tijd? Zijn we voorbereid op de volgende golf? Dat is iets helemaal anders dan een totaalevaluatie van het coronabeleid tot dusver.”

Op de website van de FOD Volksgezondheid staat wel dat het Strategic Scientific Committee de wetenschappelijke onderbouw moet leveren voor ‘de nazorg van de huidige crisis’ en voor ‘de voorbereiding van een volgende pandemie’. Hoe kun je de volgende pandemie voorbereiden zonder de vorige te evalueren?

“Nogmaals: dit gaat niet om een evaluatie. Het is gewoon erg belangrijk om aan onze pandemische preparedness te werken: we moeten voorbereid zijn als zoiets nog eens gebeurt. Daarvoor hebben wij, naast vele anderen, onze input geleverd. Wij hebben duidelijk gezegd wat volgens ons belangrijk is – wat betreft testbeleid, surveillance en mogelijke maatregelen, bijvoorbeeld. In grote lijnen hebben wij gekeken welke lessen er al getrokken zijn – nationaal, maar ook internationaal. Dat is iets anders dan een objectieve evaluatie van het beleid.”

Lessen trekken impliceert toch een evaluatie?

“Nee, dat is uw veronderstelling. Dat is hineininterpretieren. Om te beginnen is het al de vraag wat er precies zou moeten worden geëvalueerd. Onze adviezen? De politieke besluiten? De uitvoering van die besluiten? Je kunt een goed onderbouwd advies hebben dat niet of gedeeltelijk gevolgd wordt. Waarover zou de evaluatie gaan? Je moet dat hele proces in stukjes hakken. En als onze adviezen worden geëvalueerd, komt dat uiteraard niet aan onszelf toe. Het geeft toch geen pas om jezelf te evalueren.”

'Wat nieuwe varianten nog zullen brengen: ik weet het niet.'Beeld Wouter Van Vooren

Akkoord, dat is dan rechtgezet. Maar wie gaat het wel doen?

“Wetenschappers of medewerkers van de Wereldgezondheidsorganisatie, of van het ECDC, het European Centre for Disease Prevention and Control, bijvoorbeeld, mensen met genoeg afstand en kennis van zaken.”

En komt zo’n evaluatie er?

“Dat weet ik niet. Het is niet aan ons om dat af te dwingen.”

Zou het de polarisering die nog altijd bestaat, niet kunnen afkoelen? Er is veel vraag naar een onafhankelijke evaluatie. Als ik u was, ik zou daarop aandringen.

“Alles wat wij ooit gepubliceerd hebben aan adviezen, is publiek beschikbaar. Om het even welke wetenschapper of groep wetenschappers kan dat raadplegen en evalueren. Er wordt wel al onderzoek gedaan naar het samenspel tussen wetenschap en politiek tijdens de pandemie: een aantal leden van de vroegere GEMS zijn daarover geïnterviewd door politieke wetenschappers uit Gent en Brussel. Wij werken daar graag aan mee.”

Laten we eens een paar pijnpunten overlopen. De kritiek die altijd terugkomt, is dat wetenschap en beleid te veel op het virus hebben gefocust, en te weinig op ons mentaal welzijn, bijvoorbeeld.

“Dat virus was de gangmaker van alles, daar kun je niet omheen. En het ging niet om dat ­virus, maar om wat het deed: mensen ziek maken en doden. Maar in de eerste golf zijn een aantal beslissingen blind en radicaal genomen, waarover ik nu – met wat ik nu weet – voorzichtiger zou adviseren. We zijn te hard geweest met een aantal ingrepen in de publieke ruimte. We waren inderdaad zo gefixeerd op dat virus dat we het mensen nodeloos moeilijk hebben gemaakt, door bijvoorbeeld parken en speeltuinen te sluiten.”

Zo raakten sommige mensen erg geïsoleerd.

“Zeker een heleboel mensen in arme wijken van onze grootsteden voelden zich daardoor misschien meer opgesloten dan nodig was. Dat hadden we sneller mee in de gaten moeten hebben. Maar ik wil erop wijzen dat de GEMS in alle adviezen altijd een sociale component toevoegde, waar systematisch niets mee gebeurde.”

Geef eens een voorbeeld?

“Wij vonden dat de OCMW’s niet laagdrempelig genoeg aanwezig waren, bijvoorbeeld. Mensen zonder internet konden er online niet terecht. Wij hebben vaak gepleit voor een vervangingsinkomen voor mensen die interimarbeid deden en in quarantaine moesten. Maar daar is men nooit op ingegaan. De kritiek van armoede­organisaties dat het beleid te veel gericht was op de tweeverdieners in de middenklasse, was terecht. Maar hier ziet u duidelijk dat u bij een evaluatie het onderscheid moet maken tussen advies en beleid.”

Een ander delicaat thema: ik was er zelf ook een voorstander van, maar waren die mondmaskers in de openlucht achteraf bekeken niet wat overdreven?

“Daar moet u het onderscheid maken tussen onze adviezen en het beleid. Wij hebben altijd geadviseerd om mondmaskers te dragen op drukke plekken binnen en heel erg drukke plaatsen buiten. Dus wij hebben nooit geadviseerd om het overal in de openlucht te dragen. Maar om het eenvoudig te maken, hebben sommige lokale besturen dat wel verplicht. Zo ontstond de karikatuur van de eenzame jogger in het bos met een mondmasker op. En die karikatuur gooit men in ons bakje. Maar wij hebben dat nooit gevraagd of geadviseerd.”

Het Covid Safe Ticket heeft ook veel woede veroorzaakt. In deze krant zei viroloog Emmanuel André dat het wellicht meer besmettingen heeft veroorzaakt. Omdat het niet ‘safe’ was, en dus een vals gevoel van veiligheid creëerde.

“In een vroege fase van de vaccinatie was het wel nuttig. Als je op dat moment activiteiten beperkte tot gevaccineerden, kon je ervan uitgaan dat mensen minder besmettelijk zouden zijn en minder ziek zouden worden. Wij zagen dat als een soort van risicoreductie in die vroege fase. Het probleem was dat men het bleef gebruiken en het als een uniek instrument begon te zien, iets zwart-wit. Terwijl het maar één maatregel was van vele anderen. Vaccineren is één ding, je moet ook testen, je moet ventileren enzovoort.”

Nu u daarover begint, moet ik u zeggen dat ik ook een beetje korzelig ben.

“Ah. Waarover?”

‘Overal waar ik kom, voel ik nog altijd veel steun en respect. Ik steek ook geen energie in dat gehakketak op Twitter.’Beeld Wouter Van Vooren

In een webinar van het Vlaams Instituut voor Technologie hebt u vorig jaar gezegd dat experts in januari/februari 2020 al vermoedden dat dit virus airborne is, zoals dat heet. Maar dat ervoor gekozen werd om ándere maatregelen te nemen.

“Daar zat geen kwaadaardige strategie achter. Toen wisten wij nog niet precies hoe het virus zich verspreidde. Naar analogie met andere coronavirussen wisten we dat het zeker via druppeltjes overdraagbaar zou zijn, en misschien via de kleinere aerosolen in de lucht. Daarom hebben we in de zorg ook heel snel FFP2-maskers aanbevolen: omdat er bij het behandelen van patiënten aerosolen vrijkomen. Ook experimenten in kleine afgesloten ruimtes deden vermoeden dat het via die kleine druppeltjes overdraagbaar was. Maar een experiment is nog iets anders dan allerlei mogelijke situaties in het echte leven.”

Had u dat vermoeden niet van de daken moeten schreeuwen?

“Daar moet je goed mee uitkijken, want als je foute informatie van de daken schreeuwt, jaag je mensen nodeloos de daver op het lijf. Wij hebben toen gekozen om mensen de boodschap te geven dat het beter was om elkaar een tijdje niet meer te zien, om uit elkaar te blijven, wat op hele korte termijn veel effectiever zou zijn. De chaos in maart 2020 was zo groot, u kunt zich dat niet voorstellen. Ik was met duizend dingen tegelijk bezig, onder meer met een planning voor de ziekenhuizen. Het moest snel gaan, en het moest simpel zijn. Vandaar de keuze voor een lockdown.”

De Leuvense viroloog Piet Maes heeft in deze krant gezegd dat het metéén duidelijk was dat dit virus airborne is, en dat het duizenden mensenlevens had gescheeld mocht dat meteen duidelijk gezegd zijn.

“Ik heb dat gelezen. En ik vond dat een beetje gemakkelijk, zo lang na de feiten. Als hij dat toen vond, wel, dan had hij dat toen moeten zeggen.”

Maar in woon-zorgcentra zijn duizenden mensen besmet omdat ze in brakke, muffe, onververste lucht opgesloten zaten.

“Ik was samen met Pedro Facon (de latere coronacommissaris, red.) dag en nacht bezig met ziekenhuizen, omdat wij de golf op ons zagen afkomen. Tegelijk vroegen wij ons natuurlijk af hoe het in de rusthuizen was. Maar wij kregen zero data van die kant. Natuurlijk waren wij ­geweldig bezorgd, maar wij wisten niet hoe de toestand in de rusthuizen was. En in alle eerlijkheid: zelfs al hadden wij op dat moment gezegd dat men daar voor goede ventilatie moest zorgen, denk ik niet dat die boodschap veel indruk gemaakt zou hebben.”

U had die boodschap tenminste kunnen geven.

“Ik zeg niet dat we dat niet hadden moeten doen, maar nogmaals: de chaos en ellende waren toen zo groot. Er stond nog geen kapitein aan het roer. Wij waren bezig met bedden, en met transport van rusthuizen naar ziekenhuizen. U kunt zich die periode niet voorstellen. Sommigen waren als gekken alles tegelijk aan het doen, anderen keken verbijsterd toe. Wij waren bezig met het rechthouden van de zorg.”

Juist daarom: als men had geweten hoe belangrijk verse lucht is, hadden er minder rusthuisbewoners naar het ziekenhuis gemoeten.

“Ja, goed. Wij hebben dat toen niet gezegd. Punt. Als u mij vraagt wat ik anders zou hebben gedaan met wat ik nu weet, zou ik zeggen: ja, ik had in maart 2020 het vermoeden dat het virus airborne is, luider moeten verkondigen. Ik had nog wat harder op tafel moeten kloppen. Het zou nuttig geweest zijn om te zeggen dat rusthuizen de ramen moesten openzetten. Dus lesson learned, maar ik heb het in maart 2020 ook niemand anders horen roepen. En ik weet niet of men de ramen ook echt had opengegooid – uit vrees voor te veel tocht. Het hielp ook niet dat de Wereldgezondheidsorganisatie zo lang heeft geaarzeld.”

Is dat niet de grote bloedfout van deze pandemie: dat het zo lang heeft geduurd voor cruciale instanties toegaven dat dit virus zich via de lucht verspreidt?

“Wij zijn in de zomer van 2020 over ventilatie begonnen, onder meer met het oog op de heropening van de scholen. Maar de WHO heeft heel lang geaarzeld, wij vonden dat ook bizar. Ik vermoed dat het een soort verblinding was, of een overdreven angst. De WHO is zwaar bekritiseerd na de Mexicaanse griep, omdat ze te veel angst zou hebben gezaaid. Misschien was men nu té voorzichtig om bepaalde draconische conclusies te trekken op basis van beperkte evidentie. Want de wetenschappelijke consensus was er niet meteen.”

‘Met wat ik nu weet, zou ik zeggen: ja, ik had in maart 2020 het vermoeden dat het virus airborne is, luider moeten verkondigen.’Beeld Wouter Van Vooren

Als het virus zich vooral zou verspreiden via oppervlakten en grotere druppeltjes, dan is het je eigen verantwoordelijkheid als je besmet raakt: je moet maar goed je handen ontsmetten en afstand houden. Als het virus in de lucht hangt, heb je géén controle over je besmettingsrisico, maar ben je afhankelijk van de luchtkwaliteit.

“Ik begrijp de vraag, maar met de hand op het hart: bij ons heeft die overweging zeker niet gespeeld. Een goede handhygiëne is altijd belangrijk, maar het gaat mis als alleen daar nog maar de nadruk op ligt. Het gaat om verschillende manieren van overdracht, waarbij het respiratoire de bovenhand heeft.”

Er zijn vandaag nog altijd winkels waar je je handen moet ontsmetten. Terwijl de lucht er misschien niet deugt. Dat is toch veiligheidstheater?

“Dat kan een fetisj worden. Dat gevoel had ik al toen men de karretjes aan de supermarkt begon te ontsmetten. Toen dacht ik: ontsmetten is niet het belangrijkste, het belangrijkste is dat je niet met te veel mensen tegelijk in de supermarkt aanwezig bent.”

Aanvankelijk hoefden we daar geen mondmasker te dragen. Er werd zelfs gezegd dat mondmaskers contraproductief waren, het gebruik ervan werd afgeraden. Een zwarte bladzijde in de Vlaamse wetenschapscommunicatie.

“Ik heb nooit gezegd dat maskers geen zin hebben. Maar in maart 2020 was de keuze tussen allemaal een masker op of allemaal uit elkaar blijven gemakkelijk. Als we toen aan iedereen een masker hadden gegeven, zou dat niets opgelost hebben. Plus: ze waren er niet. Met wat ik nu weet, zou ik een masker in de supermarkt sneller hebben aanbevolen, maar ook op dat punt moesten we snel en krachtig beslissen. Mijn boodschap was altijd: de maskers zijn schaars en moeten dus naar de mensen in de zorg. Ik heb het belang van het masker op zich nooit geminimaliseerd.

U hebt in De afspraak een mondmasker ooit ‘een laagje vernis’ genoemd. Was dat geen minimalisering?

“Dat is waar. Oké, die kritiek wil ik aanvaarden. Als ik daarop terugkijk, was die uitspraak misschien een vorm van relativering, omdat ik wilde duidelijk maken dat we zelfs met maskers nog niet naar business as usual konden. Maar u zult mij nooit hebben kunnen betrappen op de uitspraak dat maskers géén zin hadden.”

Anderen hebben dat wel gezegd, en hebben die fout nog altijd niet toegegeven.

“Ik kan niet instaan voor wat anderen al dan niet hebben gezegd. Er was een tekort en dus moesten ze naar de zorg. Dat was geen taboe voor mij, en dat is het nog altijd niet. En nu zou ik die discussie over de mondmaskers eindelijk weleens willen afsluiten.”

Laten we dan even naar de komende maanden kijken. Vreest u niet dat men in veel scholen de ramen zal dichthouden, vanwege de hoge energiekosten?

“Dat wordt misschien een probleem, daarom moeten wij blijven hameren op verluchting, ventilatie en luchtreiniging in klaslokalen.”

Dat je zo besmettingen in het onderwijs kunt verminderen, noemde Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) in De Zondag ooit ‘praatjes’.

“Ja, daar waren wij als experts niet gelukkig mee, met die uitspraak. Het gaat traag, maar scholen zouden alles moeten doen wat ze zich kunnen permitteren.”

Twitteractivist en IT-man Carl Van Keirsbilck berekende dat voor 80 miljoen euro alle Vlaamse klassen een luchtreiniger hebben – niet eens het dubbele van wat we hebben besteed aan handgelletjes en extra poetsbeurten in het onderwijs.

“Ik heb dat ook gelezen. Wat kan ik zeggen? Die vraag moet u niet aan mij stellen, maar aan ­minister Weyts. Luchtkwaliteit is erg belangrijk, en daarom is het goed dat het project met luchtreiniging in scholen en rusthuizen van ­ingenieur Bert Blocken en viroloog Marc Van Ranst alle steun krijgt. Met de GEMS hebben we dat in onze adviezen ook steeds vaker opgenomen: we moeten naar een betere luchtkwaliteit in onze gebouwen.”

Is er al een consensus over de rol van kinderen?

“In de eerste huishoudstudies uit China keken wetenschappers vooral naar wie ziek werd. Dat is ook logisch. Maar aanvankelijk wist men niet hoeveel patiënten zonder symptomen er waren, en dat die ook besmettelijk zijn – onder wie vooral kinderen. Uit latere studies is dat inderdaad gebleken. Over de rol van kinderen werden bij de eerste golf gegevens verzameld, maar daar kon je weinig uit besluiten, want toen waren de scholen dicht.”

Toch zwaaien sommigen nu nog altijd met die studies.

“Ik weet het. En dat is ook een vermoeiende discussie. We weten dat de meeste kinderen niet zwaar ziek worden, maar bij de tweede golf hebben de scholen mee een rol gespeeld – ­samen met de terugkerende reizigers en het studentenleven. En naarmate de pandemie vorderde met nieuwe varianten, zagen we dat de incidentie bij kinderen hoger lag dan bij de rest van de bevolking. Vorig jaar was dat in lagere scholen heel duidelijk.”

‘Een kankerpatiënt die nu de tram moet nemen, heeft een probleem.’Beeld Wouter Van Vooren

Kan dat te maken hebben met de vaccinatie? Vooral die lagereschoolpopulatie was nog niet gevaccineerd.

“Dat zal zeker meespelen, want in secundaire scholen lag de besmettingsgraad duidelijk lager, en daar waren ook meer kinderen gevaccineerd. De situatie is golf na golf anders. Maar de moeilijkheid in het debat over kinderen is dat het heel emotioneel is gevoerd. Terwijl je naar de nuchtere feiten moet kijken, en niets naast je mag neerleggen. Kinderen hebben wel degelijk een rol gespeeld, maar daar kunnen zij natuurlijk niets aan doen.”

We zitten in golf acht. Hoe staan we ervoor?

“Ik zou zeggen: niet slecht, momenteel. Het lijkt te gaan: er zit niet veel rek op het systeem in de ziekenhuizen, maar het gaat veel beter dan vorig jaar. Maar de ziektelast is nog altijd veel groter dan die van een griep, dus we isoleren patiënten nog altijd in ziekenhuizen – al zien we daar nu vooral mensen met een slechte immuniteit of echt hoogbejaarden. Dat is de situatie met de varianten die nu circuleren. Maar we weten dat BQ.1 opgang maakt, en we weten nog niet welke klinische impact die heeft, dus ik blijf met twee woorden spreken.”

Er lijkt geen dominante variant te zijn op dit moment. Is dat goed of slecht nieuws?

“We moeten dat nog afwachten, maar het is mogelijk dat we evolueren naar iets wat meer op een mozaïeksituatie lijkt. Of dat goed nieuws of slecht nieuws is? Eerlijk: dat weet ik niet. Wat BQ.1 en nieuwe varianten nog zullen brengen: ik weet het niet.”

Zouden sommige maatregelen opnieuw ­nuttig zijn?

“Een kankerpatiënt die nu de tram moet nemen, heeft een probleem. Je kunt wel een FFP2-masker dragen, maar dan nog. Dus mondmaskers in het openbaar vervoer lijken mij niet echt een slecht idee. Ook bij alle contacten die zorggerelateerd zijn, blijven ze uiteraard aanbevolen.”

En in de scholen?

“In het middelbaar onderwijs is het in heel moeilijke situaties niet uitgesloten. Het is delicaat, want die jongeren hebben moeilijke jaren achter de rug, het is bijzonder onprettig om te dragen. Ik denk dat we in eerste instantie moeten rekenen op goede verluchting en ventilatie, en op een goede vaccinatie van de leerkrachten. Een school is er niet bij gebaat als weer een deel van het leerkrachtencorps ziek uitvalt.”

Denkt u dat politici nog maatregelen zullen durven te nemen?

“Alles hangt af van de context. Zolang alles in de ziekenhuizen en de samenleving nog onder controle is, hoeven die maatregelen niet. Politici zijn ondertussen ook met zoveel andere problemen bezig. Maar stel dat er een nieuwe variant opduikt, die echt ernstig veel ziekmakender is? Als het moet, zal het toch gebeuren. Uiteraard na zorgvuldig overleg. Ik vind dat we niet te snel mogen zeggen: dit of dat nooit meer.”

Wat zegt u tegen mensen die twijfelen over de vierde prik?

“De vraag is waarom ze twijfelen. Als het is om de nevenwerkingen, dan is twijfel niet nodig. Als ze zich afvragen of het wel nodig is, zou ik hen aanraden om hun profiel in te schatten. Vijftigers met onderliggende aandoeningen, zoals diabetes, zou ik de vierde prik zeker aanbevelen. Anderen kunnen zichzelf het voordeel van de twijfel geven: ik ben 51 en heb de nieuwe booster genomen, ook al omdat we niet weten wat er nog zal komen.”

Er is discussie over de vraag of die booster voor deze of gene groep nu wordt ‘aangeboden’ of ‘aanbevolen’. Wat vindt u daarvan?

“In alle eerlijkheid: dat is meer een politieke dan een inhoudelijke discussie. Sorry, maar dat steekspel heeft met volksgezondheid niet veel meer te maken.”

U hebt eens op ramkoers gelegen met de politiek, toen Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) had gezegd dat u akkoord was gegaan met een maatregel, hoewel dat niet zo was. ‘Ik ben niet het schaamlapje voor de politiek’, zei u toen korzelig.

“Ik heb met scha en schande geleerd dat wetenschap en politiek echt twee verschillende werelden zijn. De manier waarop je met elkaar omgaat, verschilt ook enorm. Ik zat bij die vergadering om vragen te beantwoorden, niet om mee te stemmen. Maar goed, dat is nu lang geleden, ik wil daar niet meer op terugkomen. Al blijven wij nu beschikbaar als back-up als er nieuwe wetenschappelijke vragen zijn.”

Hebt u niet het gevoel dat de bekende experts, na alle kritiek en het Wintermanifest van mensen zoals Tijl De Bie, de strijd om de harten en zielen hebben verloren?

“Dat is niet mijn perceptie. Nee, ik denk dat u de discussies op sociale media niet mag extrapoleren naar de rest van de samenleving. Overal waar ik kom, voel ik nog altijd veel steun en respect. Ik steek ook geen energie in dat gehakketak op Twitter.”

Tekent u de Open Brief met de vraag om een onafhankelijke evaluatie?

“Ik heb die laatste Open Brief van Tijl De Bie doorgestuurd gekregen. Maar ik teken geen petities. Ik kom in deze open brief ook nooit mijn eigen nuances tegen. Dus nee.”

Nog nooit een petitie getekend?

“Eén keer wel. Een petitie met de vraag om dringende medische hulp voor mensen zonder papieren te blijven organiseren.”

BIO

• geboren in Leuven in 1971 • arts-internist en infectiologe (UZA) • diensthoofd infectieziekten en tropische geneeskunde (UZA) • nationale ebolacoördinator in 2014-2015 • oud-voorzitter van de GEMS (Groep van Experts voor Managementstrategie van COVID-19) • momenteel lid van het Strategic Scientific Committee