Direct naar artikelinhoud
ReportageChina

Zhejiang, het labo voor de Chinese Droom van Xi Jinping: ‘Wij leven hier onder het bewind van de Partij’

Chinese toeristen op bezoek in het monument voor het Eerste Partijcongres van de Chinese Communistische Partij, in Shanghai. In de achtergrond, larger than life: huidig president Xi Jinping.Beeld Getty Images

China moet rijker, sterker en technologisch zelfvoorzienend worden. Leen Vervaeke trok naar het welvarende Zhejiang en sprak er met miljonairs en keuterboeren, op zoek naar het China van Xi Jinpings dromen. Of is het een nachtmerrie? ‘Alles is uitgestorven.’

Wie naar de provincie Zhejiang reist, aan de oostkust van China, doorsteekt naar de prefectuur Lishui (letterlijk: Mooie Rivier), over de snelweg naar het district Suichang (Welvarend Succes) rijdt, en uiteindelijk afslaat naar het dorp Jiaochuan (Vlakte van de Grote Bladeren), moet zich misschien even in de armen knijpen. Is dit mogelijk? Is de Chinese Droom, de grandioze toekomstvisie van partijleider en president Xi Jinping, werkelijkheid geworden? Hier in dit onbeduidende dorp?

Jiaochuan ligt er prachtig bij, in een groene vallei vol rijstvelden, voorzien van kleurrijk versierde asfaltwegen en fietspaden, zo glad als een biljartlaken. Het dorp is brandschoon, met op elke straathoek vuilnisbakken voor afvalscheiding, en aangeveegde pleintjes met traditionele paviljoenen. De 2.200 dorpelingen wonen in villa’s van drie of vier etages, de balkons volgehangen met rode lampionnen. Alsof iedereen hier de loterij heeft gewonnen.

Dit is een ‘dorp van de toekomst’, zo wordt bij het binnenrijden aangekondigd, een dorp met alle kwaliteiten die Xi voor China beoogt: welvarend, milieuvriendelijk, innovatief en partijgezind. De lokale partijleiders experimenteren met hybride zaden en landbouwhightech, ze promoten toerisme en trekken jongeren aan. En o ja, ze hebben – rijk geworden in de privésector – afgezien van hun overheidssalaris. Zeg nu zelf: dat klinkt als een droom.

Tot je met de dorpelingen spreekt, en hoort hoe het er werkelijk aan toegaat in Jiaochuan. Is dit de Chinese Droom, of is het een Chinese nachtmerrie?

Zhejiang is een van de meest welvarende provincies van China, en een van de belangrijkste machtsbases van Xi. Hier was hij vijf jaar lang provinciaal partijsecretaris, dit was zijn springplank naar het partijleiderschap. En hier verzamelde hij zijn trouwste medestanders: zijn factie binnen de Chinese Communistische Partij (CCP) wordt ook de Zhejiang Clan genoemd. Met hen vergaarde Xi in tien jaar zo veel macht dat hij dit weekeinde, als het Twintigste Partijcongres eindigt, een derde termijn kan krijgen, iets wat niet meer is voorgekomen sinds Mao Zedong.

Hier test Xi ook vaak zijn belangrijkste plannen uit, de bouwstenen van zijn Chinese Droom, die begin deze week prominent in zijn toespraak figureerden: gemeenschappelijke welvaart, technologische zelfbeschikking, staatsgeleide economie en ideologische zuiverheid – alles voor een beter, sterker en machtiger China. In Zhejiang laat Xi zijn beleid vaak proefdraaien, voordat het nationaal wordt uitgerold. Zo loopt de provincie altijd wat voor op China, en biedt ze, volgens sinoloog Alfred L. Chan, “een venster om naar de toekomst van China te kijken”.

Dus gaan we op rondreis door Zhejiang, op zoek naar het China van Xi’s dromen, en het China van de realiteit. Een reis die van miljonairs naar arme keuterboertjes leidt, van hightechfabrieken naar schoenenateliers, van ‘rode toeristen’ naar feministische activisten. Een reis om erachter te komen: hoe ligt het land erbij na tien jaar Xi? Wat vinden de inwoners ervan? En wat brengt China’s toekomst, onder Xi’s verlengde leiderschap? Is de Chinese Droom haalbaar?

Dag 1: Hangzhou

Zondagavond 19.16 uur: de hogesnelheidstrein uit Peking rolt het station van Hangzhou binnen, stipt op tijd, na een reis van 1.300 kilometer in vier en een half uur. De kaartjescontrole gaat met gezichtsherkenning, in de trein bestel je koffie met een QR-code, en in het station – even groot als een luchthaven – haal je drankjes uit een koelkast die automatisch afrekent. Dit is het China dat indruk maakt: groots, snel, digitaal, met optimaal gebruiksgemak.

Het is een passende entree in Hangzhou, de provinciehoofdstad van Zhejiang, en een van China’s belangrijkste technologiehubs. Ooit begon het hier met één succesverhaal – internetgigant Alibaba –, maar dat heeft de voorbije jaren navolging gekregen. De stad richtte tientallen hightechzones op, met namen als Cloud Town, Robot Town of Data Town. Voor technologie­bedrijven wordt hier de rode loper uitgerold.

Hangzhou heeft goed geluisterd naar Xi Jinping, die technologie als topprioriteit ziet. Al in zijn eerste termijn lanceerde hij ‘Made in China 2025’, een subsidieprogramma om de Verenigde Staten in tien jaar tijd op dit vlak in te halen. Toen de VS vijandig reageerden, met sancties en exportboycots van hun computerchips, voerde Xi het tempo op. Hij creëerde miljardenfondsen voor de ontwikkeling van binnenlandse chips. China moet ‘technologisch zelfvoorzienend’ worden, en wel zo snel mogelijk.

Hoe dan? Met geld, heel veel geld. Kijk maar naar Turing Town, een van die nieuwe hightechzones, genoemd naar computerpionier Alan Turing. Tien jaar geleden was dit nog landbouwgebied, nu schieten er wolkenkrabbers omhoog alsof Manhattan in een paar jaar wordt nagebouwd. Bedrijven krijgen hier gratis kantoren, subsidies, belastingvrijstellingen, noem maar op. Om internationaal talent aan te trekken, is er een systeem van woontoelages, met koopsubsidies van 150.000 tot 1,15 miljoen euro.

“Hangzhou is in feite een grote incubator”, zegt Lucas Rondez (39), een Zwitser die in Hangzhou een bedrijf opzette om westerse start-ups te helpen. Hij kreeg drie jaar lang een gratis kantoor, zo groot dat hij de helft kon onderverhuren, en een koopsubsidie van 220.000 euro. “Ik krijg veel ambtenaren over de vloer. Dan begin ik mijn presentatie of speech, maar vaak zeggen zij: let’s cut the bullshit, hoe kunnen we je steunen? Dat is de mentaliteit: ze werken echt ten dienste van bedrijven.”

China’s techsector zwemt in het overheidsgeld. Maar over de resultaten zijn de meningen verdeeld. In enkele sectoren heeft China indrukwekkende sprongen gemaakt, zoals in kunstmatige intelligentie, 5G en elektrische voertuigen. Maar op andere terreinen, zoals de cruciale computerchips, loopt China nog steeds achterop. De bergen overheidsgeld leiden ­bovendien ook tot misbruik: Xi’s miljardenfondsen lijken deels in de zakken van corrupte ondernemers te zijn verdwenen.

Rondez ziet het zo: in een incubator faalt 99 procent van de bedrijven, maar de 1 procent die doorbreekt, kan alles veranderen. Kijk naar hem: sinds covid ligt zijn oude bedrijf stil, maar hij heeft miljoenen verdiend met de oprichting van een mondmaskerfabriek. “Dat had ik niet gekund als ik niet eerder andere bedrijven had gehad”, zegt hij. “Weet je, in januari 2020 zat ik me af te vragen of ik een appartement van 400.000 euro zou kunnen kopen, zelfs met mijn subsidie. Twee maanden later kocht ik een appartement van 1,8 miljoen euro. Cash. Dat is ook het verhaal van Hangzhou.”

Registratie ­verplicht bij aankomst in het treinstation van Hangzhou.Beeld Leen Vervaeke

Maar toch, boven incubator Hangzhou pakken zich donkere wolken samen, deels door toedoen van Xi zelf. Zijn assertieve confrontatiepolitiek leidde tot de Amerikaanse sancties, die nu de opkomst van de Chinese techsector bemoeilijken. “Vroeg of laat hadden we voor dit probleem gestaan, maar nu komt het wel vroeger dan verwacht”, zegt een Chinese ingenieur in Turing Town, die anoniem wil blijven. “Het zorgt voor veel druk bij iedereen. We voelen het zeker in het bedrijf.”

Bovendien lijkt Xi in ruil voor al zijn geld ook meer controle over de techsector te willen, tot schrik van veel privébedrijven. De grootste schok kwam toen internetgigant Alibaba, Hangzhou’s uithangbord, twee jaar geleden ineens de duimschroeven werd aangedraaid, met een gefnuikte beursgang en miljardenboetes. Xi vond het bedrijf kennelijk te groot en machtig geworden. Het zorgde voor veel onrust in Hangzhou’s hightechwijken, en een dip in aanwervingen en investeringen, sowieso al lager door Xi’s verlammende zerocovidbeleid.

Veel Chinezen vermijden het onderwerp liever, maar Rondez windt er geen doekjes om. “Alle rijke mensen die ik hier ken, zijn hun vermogen aan het liquideren om naar het buitenland te brengen”, zegt hij. “Ondernemers hebben gezien wat er met Alibaba is gebeurd. Ze willen niet meer te groot worden. Vroeger wilden ze allemaal beursgenoteerd zijn, nu willen ze gewoon overleven.” Hij blijft positief: dit is China, er zijn altijd kansen. Maar toch. “Het is de eerste keer sinds ik hier ben, dat ik zo voel dat de politiek mensen blokkeert.”

Dag 2: Jiaxing

In het station van Hangzhou hangen twee rode spandoeken met communistische slogans, over de hele breedte van de gigantische vertrekhal. Aan de ene kant: ‘Vergeet nooit onze oorspronkelijke intentie, houd onze missie stevig in gedachten.’ Aan de andere kant: ‘Bouw mee aan een hedendaags socialistisch land, blijf strijden.’ De meeste reizigers letten er nauwelijks op. Dit soort slogans hangt in China overal, het is bijna behang.

Maar vandaag lezen we de slogans aandachtig, want vandaag gaan we naar Jiaxing – 90 kilometer verderop, 23 minuten met de hogesnelheidstrein – waar ‘de missie’ ooit begon. In 1921 kwamen hier dertien communisten aan, onder wie Mao, op de vlucht voor politie vanuit Shanghai. Op een bootje proclameerden ze de stichting van de Chinese Communistische Partij. Sindsdien geldt Jiaxing als ‘geboorteplaats van de CCP’, en het bootje – ondertussen een replica – als de ‘Rode Boot’.

Xi hecht enorm aan dit soort historische plaatsen: hij ziet ze als ankerpunten voor zijn ideologische transformatie van China, de basis van zijn beleid. In Xi’s ogen is er een unieke tijd aangebroken voor China: het land is de voorbije decennia rijker geworden, sterker en zelfverzekerd, terwijl de VS verzwakken. China kan eindelijk zijn ‘rechtmatige positie’ heroveren, centraal op het wereldtoneel. Maar daarvoor moet iedereen in China zich achter de Partij verenigen, aldus Xi. En achter hemzelf.

De Rode Boot kan daarbij helpen. Xi bezocht hem zelf in 2002, toen hij net partijbaas was in Zhejiang, en na het vorige Partijcongres in 2017, toen hij aan zijn tweede termijn als partijleider begon. Sindsdien is de boot een topbestemming voor groepsuitjes van partijleden, ambtenaren en werknemers van staatsbedrijven. Studenten leren dat de boot symbool staat voor sterke idealen, doorzettingsvermogen en toewijding aan de Partij.

Het is een vorm van toerisme en educatie die als ‘patriottisme’ en ‘positief denken’ wordt verkocht. Maar achter dat brave voorkomen gaat een diepere laag schuil van nationalisme en persoonsverheerlijking. In het Rode Boot Museum klinkt het dat de CCP China van ‘westerse kapitalisten’ en ‘buitenlandse vijanden’ heeft bevrijd, en wordt zaal na zaal toegewerkt naar een apotheose rond Xi. Overal komen de slogans uit het treinstation terug, over ‘onze originele intentie’, ‘onze missie’ en ‘blijven strijden’. Ineens klinken ze een stuk militanter.

De meeste Chinezen lijken er weinig om te geven. Shen Yaochao (20), een student chemie in Jiaxing, schreef een scriptie over de Rode Boot, maar kan zich daar nauwelijks wat van herinneren. En Shen heeft zich nog wel bij de Partij aangemeld. Bijna al zijn vrienden doen het, en zijn ouders raadden het hem aan, zegt hij. “Als partijlid heb je meer kansen. Als je een masteropleiding wilt volgen, ambtenaar wilt worden of in een overheidsbedrijf wilt werken, heb je als partijlid voorrang.”

Reizen door China? Testen, testen en nog eens testen

Reizen door China in zerocovidtijden is een uitdaging. Voor elke treinreis is een testuitslag van maximaal 48 uur oud nodig, bij aankomst volgt een nieuwe test. In zeven dagen tijd werden we negen keer getest. In elke stad moesten we een lokale gezondheidscode downloaden, en toegang geven tot onze locatiegegevens – wie weigert, komt er niet in. Ook werd in elk station onze reisgeschiedenis gecheckt.

Binnen steden werden de covid­regels (zoals scannen van trackingcodes) wat meer ontspannen toegepast, behalve in overheidsgebouwen. Wel werd covid als excuus gebruikt om ons de toegang tot bepaalde bedrijven te ontzeggen.

Hoe verder van de steden, hoe minder opvolging van de regels. In de dorpen droeg niemand mond­kapjes.

De relatief ontspannen sfeer kan echter makkelijk omslaan. Bij terugkeer in Hangzhou werden we in het treinstation tegengehouden.

De reden: in een voorstad van Wenzhou, waar we twee dagen eerder waren geweest, waren twee besmettingen gevonden. Pas na een extra test en controle van onze reisgeschiedenis mochten we de stad alsnog binnen.

Shen mag de slogans zijn vergeten, hij heeft ze wel geïncorporeerd: hij vertrouwt blind op de Partij. Het zerocovidbeleid, waardoor hij slechts vijf uur per dag van campus mag? Het economische beleid, waardoor de jeugdwerkloosheid dit jaar 20 procent bereikte? De dreigementen rond Taiwan? Shen vindt het allemaal prima, zo blijkt. “Ik denk niet zo veel na over dat soort zaken. Ik kan daar toch niets aan veranderen. Ik geloof gewoon in de overheid.”

Het is typisch voor zijn generatie, opgegroeid met partij-indoctrinatie en afgeschermd van tegengeluiden, door controle en censuur. Wie wel nog tegengeluiden wil horen, moet daar steeds meer moeite voor doen. Neem Zhu Xixi (30+), die in Hangzhou feministische cursussen organiseert. Nadat de politie meermaals binnenviel, houdt ze alleen nog workshops in woonkamers van vrienden. Of Meng Qing (20+), die in Hangzhou een praatgroep voor lhbti’ers leidde. Zij heeft de deuren gesloten, na druk van de politie.

Zhu houdt vol, maar moet toegeven dat het moeilijk wordt. Haar socialemediakanalen zijn geïnfiltreerd door de politie en ze moet al haar gesprekspartners screenen. Meng overweegt er helemaal mee te kappen. “Ik merk dat mensen steeds minder gemotiveerd zijn om te discussiëren”, zegt ze. “Er zijn zo veel onderwerpen waarover we al vaak gediscussieerd hebben, maar er verandert niets. Op een bepaald moment houdt het op.”

Dag 3: Xianju

Xu Weiming (53) is in zijn nopjes. Hij wiedt het onkruid tussen zijn gagelbesstruiken, plukt wat droge bladeren, rookt een sigaret. Hij is altijd gelukkig in de bergen, zegt hij. “Je bent hier vrij. Niemand bemoeit zich met je, niemand controleert je.” En hij heeft een slag geslagen: zijn beste jaar ooit, met dank aan de hoge gagelbesprijzen.

“Ik heb het nog nooit zo goed gehad”, zegt hij.

We zijn in een heel ander Zhejiang aanbeland: in Xianju, op het platteland. Hier geen hogesnelheidstreinen, maar smalle bergwegen vol gaten. Het landschap is – zoals vaak op de Chinese boerenbuiten – van een hemelse schoonheid: machtige bergkloven, sierlijke rijstterrassen, weelderige bamboebossen. Maar het leven is hard: op de bergflanken zie je oude boeren hun kleine percelen bewerken, met schoffel en hak.

Rijstvelden in Xianju. Ziet er idyllisch uit? Dat is maar schijn. Dit ‘achtergestelde’ gebied wordt, als het van president Xi afhangt, omgevormd tot testgebied voor ‘gemeenschappelijke welvaart’.Beeld Leen Vervaeke

Daar moet verandering in komen: Xianju is aangemerkt als een van de 34 testgebieden voor ‘gemeenschappelijke welvaart’, Xi’s nieuwste project. De afgelopen decennia is de Chinese economie explosief gegroeid, maar daarmee ook de ongelijkheid. In heel China trokken boeren naar de stad, waar ze met hard werk opklommen. Tegelijk bleven ze vastzitten aan het platteland, door een systeem van ‘huishoudregistratie’, dat alleen toegang geeft tot sociale zekerheid en onderwijs in eigen streek. Op het arme platteland zijn die veel kariger dan in de stad. Dat rijmt moeilijk met Xi’s mooie dromen.

Dus heeft Xi een nieuwe fase afgekondigd in de economische ontwikkeling van China: na het onstuimig opbouwen van rijkdom – het motto van hervormer Deng Xiaoping – is het tijd om die rijkdom beter te verdelen. Xi wil de inkomenskloof tussen stad en platteland verminderen, zodat jongeren in de dorpen kunnen blijven wonen. Hoe hij dat wil doen, is nog niet duidelijk, maar in Zhejiangs testgebieden proberen ze het met technologie. De dorpen moeten digitaliseren, de landbouwers moeten hun oogst middels e-commerce verkopen, en online hogere prijzen bedingen.

Aan Xu Weiming te zien, gaat dat best goed. Xu is een typische plattelandsbewoner: arm geboren (“we sliepen met vijf kinderen in één bed”), jarenlang geploeterd als truckchauffeur, met veel moeite opgeklommen uit de armoede. Tien jaar geleden besloot Xu een perceel landbouwgrond te pachten, als extraatje voor zijn oude dag. Hij plantte er driehonderd gagelbesstruiken, een lokale lekkernij.

Dat bleek een gouden zet: gagelbessen zijn steeds populairder in China, de prijzen zijn in korte tijd verdrievoudigd. Verkocht Xu zijn bessen aanvankelijk op de lokale markt, sinds drie jaar heeft zijn dochter een livestreamkanaal, waar ze filmpjes plaatst over het romantische boerenleven en bessen verkoopt aan heel China. Dit jaar heeft Xu 55.000 euro verdiend.

De inkomensstijging van de gagelbesboeren wordt in de Chinese staatspropaganda bejubeld als een voorbeeld van ‘gemeenschappelijke welvaart’. Maar de inkomensstijging begon al vóór Xi’s plannen, en heeft helemaal niets met de overheid te maken. De CCP lijkt, zoals vaker, een succes van de privésector op haar eigen naam te schrijven. Of de overheid het gagelbesgelukje met andere landbouwproducten kan herhalen, dat moet nog blijken.

Neem het dorp Duishan, waar de inwoners perziken telen. De lokale CCP-afdeling heeft er een groot logo van ‘gemeenschappelijke welvaart’ neergezet, heeft 2 kilometer glasvezelkabel laten aanleggen, livestreamers uitgenodigd en een perzikbloesemfestival georganiseerd. De staatsmedia zijn alweer lovend: door de livestreamactiviteiten werden in 2021 ruim 6.300 extra kratten perziken verkocht, goed voor 57.000 euro extra inkomsten.

Maar de dorpelingen vertellen een ander verhaal. Ja, er zijn livestreamers in hun dorp geweest, er is zelfs een hele infrastructuur voor hen gebouwd, met houten paviljoenen en roze decors. Maar het is bij één bezoek gebleven, sindsdien is de infrastructuur ongebruikt. Het perzikbloesemfestival ging dit jaar niet door vanwege het zerocovidbeleid. En de lokale partij heeft een e-commercewinkel geopend, maar dat heeft niet tot hogere prijzen geleid.

Recent zijn er wel meer inwoners die vanuit de stad terugkomen naar Duishan. Niet omdat het dorp nu meer kansen biedt, maar omdat ze in de stad minder verdienen door het zero­covidbeleid. Wang Qinghe (61) verdiende in de stad 400 euro per maand met handarbeid. Zijn perziken leveren niet veel meer op, maar “in het dorp is alles goedkoper en de lucht gezonder”, zegt hij. Zijn broer Qingzuo (65) had een bouwbedrijf in Noordwest-China, maar had steeds minder werk. Ook hij blijft nu in het dorp.

Maar hun kinderen? Nee, die komen niet terug. Perziken telen, zeggen de Wangs, dat is niets voor jongeren.

Jia Zhibin van de start-up Extreme Power, die motoren produceert. Hier in Wenzhou openden in de jaren 1980 de eerste Chinese privéfabrieken. Nu is de stad klaar voor een nieuw verhaal.Beeld Leen Vervaeke

Dag 4: Wenzhou

Het onderzoekslab van Jia Zhibin (37) telt vijf etages, elk 200 vierkante meter groot, maar hij gebruikt maar een klein stukje. Een deel van de begane grond is afgeschermd met plastic, er staat een tafel met negen computerschermen, en daarachter een half opengebroken elektrische motor. Ingenieurs stellen de motoren bloot aan trillingen, water en smog, en af en toe is er een die het begeeft. Dan beginnen ze opnieuw.

Ziehier de Chinese variant van Silicon Valley: een industrieterrein van de overheid, met gesubsidieerd laboratorium. Jia heeft met enkele bevriende ingenieurs een start-up opgericht, Extreme Power, die nieuwe technologie ontwikkelt voor elektrische motoren en batterijen. Sindsdien wordt hij door de overheid gefêteerd, met dit onderzoekslab, een fabriek van 10.000 vierkante meter, zeven jaar gratis te gebruiken, en een startsubsidie van 14 miljoen euro.

Jia had zijn bedrijf ook in de VS kunnen vestigen. Zijn zakenpartner Zhu Zhengmao – de uitvinder van hun technologie – werkte jaren in Silicon Valley, ontwikkelde daar zijn prototype en vroeg een Amerikaans patent aan. Maar ze kozen voor hun geboortestad Wenzhou. “Een lab openen duurt in de VS anderhalf jaar, in China één maand”, zegt Jia. En er is de overheidssteun. “Wenzhou wil dat we groot worden, hier belastingen betalen en de lokale industrie helpen ontwikkelen.”

Wenzhou is in China befaamd als ondernemersstad. In de jaren 1980 openden daar de eerste privéfabrieken van China die goedkope spullen voor de hele wereld produceerden. Toen lageloonfabrieken minder lucratief werden, investeerden de eigenaren hun geld in bouwprojecten, en surften decennia mee op een vastgoedbubbel. Maar ook dat model loopt op zijn eind. De Chinese huizenprijzen zijn al een jaar aan het dalen.

Xi lijkt het prima te vinden. Hij wil een ander model voor China: geen ‘opgeblazen groei’ meer, maar ‘groei van hoge kwaliteit’. Geen grote infrastructuurwerken dus, vastgoedspeculatie of export van laagwaardige producten, maar consumptie, bedrijfsinvesteringen en export met hoge toegevoegde waarde. En bedrijven als Extreme Power.

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Van de export uit Wenzhou bestaat 34 procent nog steeds uit arbeidsintensieve producten, en slechts 3,5 procent uit hightech. En terwijl de nieuwe industrie zich nog moet bewijzen, is de oude aan het inzakken. Het woord ‘crisis’ valt steeds vaker in China.

Op industrieterrein ‘Shoe Capital Nummer 3’ is de sfeer bedrukt. De schoenenfabriekjes – vijf etages, op de begane grond een verkoper – draaien op een laag pitje. Hier en daar hangen aanplakbiljetten van faillissementen. “Er komt uitverkoop aan, normaal moet het hier druk zijn, maar het hele industrieterrein is uitgestorven”, zegt fabrieksdirecteur Ye Jiawei (49). “Veel van mijn zakenvrienden hebben hun ­fabriek gesloten, omdat ze te veel verlies maakten.”

Ye zit al zeventien jaar in het vak, en had het al jaren moeilijker: de lonen werden hoger, de winsten lager. Maar nooit was het zo moeilijk als nu, met het zerocovidbeleid. “Veel consumenten halen de broeksriem aan”, zegt Ye. “Voordien kochten ze vijf paar schoenen, voor verschillende outfits. Nu kopen ze één paar dat bij alles past.” Op het industrieterrein wordt ­cynisch gegrapt dat Chinezen nu zo vaak in lockdown zitten dat ze geen schoenen meer verslijten.

De economische zorgen klinken overal in Zhejiang: bij de techmedewerkers in Hangzhou, de docent in Jiaxing, de dorpelingen in Duishan. De hogesnelheidstreinen rijden kilometers langs onafgewerkte woontorens, waarvoor geen kopers zijn. En de Chinese schuld is opgelopen naar 300 procent van het bnp. De vraag dringt zich op: waar zal Xi de vele miljarden voor zijn ambitieuze plannen blijven halen, nu de oude groeimotoren stilvallen, en de nieuwe zich nog maar warmdraaien?

Dag 5: Jiaochuan

Als Xi dit weekeinde aan zijn derde termijn begint, doet hij dat met een uitzonderlijke belofte: hij kan de Chinese Droom realiseren. Hij kan China sterk en machtig maken, technologisch zelfvoorzienend, industrieel geavanceerd, welvarend en ideologisch verenigd. Xi kan mooie resultaten voorleggen: hogesnelheidstreinen en hightechzones, patriottische studenten en livestreamende landbouwers, industrieterreinen en laboratoria. En als de resultaten achterblijven, dan smukt de propaganda ze wel op.

Het is een gigantisch project, waarvoor Xi langer wil aanblijven. Een groots experiment om met de samengebalde kracht van staatsmacht, overheidsgeld en een hardwerkende ­bevolking een moderne wereldnatie op te ­bouwen. Of de Chinese Droom realiteit kan worden, moet nog blijken. En zelfs als het lukt, blijft de vraag: wiens Chinese Droom is dit? De droom van de Chinese bevolking, of alleen van Xi?

We eindigen onze reis in Jiaochuan, het ‘dorp van de toekomst’, waar iedereen de loterij leek te hebben gewonnen. Dat valt in werkelijkheid tegen: de riante villa’s zijn gebouwd door dorpelingen, betaald met hard werken in de stad. Ze zijn bedoeld om met drie generaties samen te wonen, maar voor jongeren is in het dorp geen werk. Dus wonen er alleen teruggekeerde ouderen, die overdag hun kleine akkers ­schoffelen, ter aanvulling op hun plattelands­pensioentje.

In Jiaochuan verbouwen de mensen traditioneel thee. Maar vorig jaar werd dat plots verboden en moest iedereen rijst gaan planten. De zadenleveranciers zijn in handen van de overheid.Beeld Leen Vervaeke

Ook Jiaochuan is een testgebied voor ‘gemeenschappelijke welvaart’, en experimenteert met technologie: met hybride rijstzaden en big data. In de rijstvelden staan palen met sensoren die neerslag en temperatuur meten, automatisch de irrigatie en bemesting berekenen, wat tot een hogere rijstopbrengst moet leiden.

Voorlopig gaat het om proefprojecten, maar op termijn zouden de akkers van alle dorpelingen moeten volgen. “De dorpsleiding denkt ­erover alle individuele landbouwgrond in één grote akker te verenigen, en gecentraliseerd management in te voeren”, zegt Li Zuoyi, die tot vorig jaar in het lokale partijcomité zat.

Alleen, de dorpelingen staan daar niet om te springen. In Jiaochuan wordt traditioneel geen rijst, maar thee verbouwd. Dat is minder zwaar werk en brengt meer op. Maar vorig jaar werd het ineens verboden om thee te verbouwen. Alle theeplanten werden ‘gerectificeerd’: uitgegraven en vernietigd. “Er viel niet over te praten”, zegt Hu, een 71-jarige dorpeling, die alleen met zijn achternaam in de krant wil. “Orders van bovenaf.”

“Vroeger verkocht je je thee aan wie je wilde”, zegt Hu, terwijl hij in een rieten mand zijn rijstoogst zeeft. “Je kon over de prijs onderhandelen. Maar bij rijst wordt de prijs bepaald door zaadbedrijven. Zij voorzien in de zaden, en na de oogst moeten we aan hen verkopen.” Hij wijst naar een aanplakbiljet op een houten ­paviljoen: wie zijn rijst aan anderen verkoopt, krijgt hoge boetes, en wie overtreders verklikt, een beloning. De zaadbedrijven zijn in overheidshanden.

Hu heeft flink verlies geleden: met thee verdiende hij normaal 1.400 euro per mu, een Chinese oppervlaktemaat. Met rijst heeft hij naar eigen zeggen tien keer minder verdiend, mede door de droge zomer. Voor veel dorpelingen, met hun plattelandspensioentje, is dat een ramp. Ze kiezen er nu voor hun akkers aan de zaadbedrijven te verpachten, en die tegen betaling te bewerken. Na een leven van fabriekswerk in de stad zijn ze nu dagloners op hun ­eigen veld.

Als testgebied heeft Jiaochuan rijkelijk subsidies gekregen: daar komen die nieuwe wegen, fietspaden en paviljoenen vandaan. Het dorp ligt er brandschoon bij omdat het als decor dient voor gelikte propagandavideo’s, die in het lokale CCP-kantoor worden getoond. Nog maar een dag eerder waren hier tweehonderd partijleden op bezoek, om de Chinese Droom te aanschouwen.

Maar Hu geeft niets om die nieuwe wegen en paviljoenen. Hij wilde gewoon zijn thee verbouwen en zelf zijn geld verdienen. “De overheid doet wat ze wil, wij gewone mensen hebben geen recht om te spreken”, zegt hij. “Wij leven hier onder het eenmansbewind van de Communistische Partij. We moeten doen wat zij willen. De huidige overheid neemt gewone mensen totaal niet serieus. Dat ze dit doen voor de bestwil van het volk? Ach, ze zeggen maar wat.”