Direct naar artikelinhoud
InterviewAnderlecht-verdediger Zeno Debast

‘Het tempo bij de Duivels ligt zoveel hoger. Als ik train met Hazard en De Bruyne, valt mijn mond open van verbazing’

Zeno Debast: ‘Sinds mijn 15de werk ik met psychologen aan mijn vrees om fouten te maken.’Beeld Photo News

In de tocht door het donker die Anderlecht onderneemt, brandt één eenzaam lichtpuntje: Zeno Debast. De jonge centrale verdediger redt meer dan eens de meubelen achterin bij paars-wit, en dat is ook bondscoach Roberto Martínez niet ontgaan. De jongen die ooit door zijn ouders met het koosnaampje ‘Scampi’ werd bedacht, is allang geen kleine garnaal meer. Lonkt straks het WK in Qatar? ‘Het tempo bij de Duivels ligt zoveel hoger. Als ik train met Hazard en De Bruyne, valt mijn mond open van verbazing.’

“Het beste debuut tot nog toe van een 18-jarige bij de Rode Duivels”, noemde bondscoach Roberto Martínez de prestaties van Debast tegen Wales en Nederland. Toch mocht de jonge verdediger zich in beide duels een tegendoelpunt aanrekenen.

Mag ik dat zeggen?

Zeno Debast: “Natuurlijk.”

Is er iets van blijven hangen?

Debast: “Nee, eigenlijk niet. Na Nederland ben ik om drie uur ’s nachts thuisgekomen. Ik was bij mijn vriendin, maar het eerste wat ik heb gedaan, was de match herbekijken, ook al had ik de dag erna training. Ik móést de beelden gezien hebben om te weten wat beter kon. Voor mijn mentale rust was dat belangrijk.”

Fijn voor je vriendin.

Debast (lacht): “Ze weet dat ik zo in elkaar zit en heeft er begrip voor. Ik moet altijd eerst de beelden zien en de match even met mijn familie bespreken. Pas daarna kunnen we iets gaan eten.”

Wat hebben beide interlands je geleerd?

Debast: “Dat het tempo bij de Rode Duivels nog een pak hoger ligt. Ook op training. Een rondootje met Kevin De Bruyne en Eden Hazard, of afwerken op doel met Dries Mertens: dan valt mijn mond open van verbazing.

“En wat die twee tegendoelpunten betreft… Misschien had ik mijn lichaam moeten zetten tegen die spits van Wales. En uiteraard weet ik zelf ook wel dat ik in die match tegen Nederland Virgil van Dijk niet had mogen laten koppen.

“Tot nog toe was ik altijd al van kritiek gespaard gebleven. Dit was de eerste keer – ik ben nog altijd maar 18. Maar het is goed dat ik het eens meemaak: dat kan ik dan ook weer afvinken.”

Kwam de kritiek hard aan?

Debast: “Eigenlijk niet, nee. Ik probeer me er zoveel mogelijk voor af te sluiten, al lukt dat nooit helemaal: ik zie weleens iets voorbijkomen op Facebook.

“Nu, geen probleem: ieder mag er het zijne van vinden. Mocht iemand mij hebben aangesproken op straat: ‘Die goals waren uw fout!’ Dan had ik hem rustig van antwoord gediend: ‘Misschien hebt u wel gelijk.’ Ik zie het als een leermoment.”

Knikkende knieën gehad nadien?

Debast: “Helemaal niet. Je wordt er bij Anderlecht van jongs af aan op voorbereid. Zelfs bij de jeugd is er druk.”

Zowel tegen Wales als tegen Nederland stond je aan de aftrap. Had je dat verwacht?

Debast: “Totaal niet. Ik had niet eens rekening gehouden met een selectie! Dat ik mocht starten, was dus al helemáál onverwacht. Ik wist het pas twee uurtjes voor de aftrap. Het was een jongensdroom die plots in vervulling ging. Een emotionele rollercoaster!”

Over een maand begint het WK in Qatar. Dat spookt vast door je hoofd nu.

Debast: “Eerlijk? Niet echt, nee. Het zou mooi zijn mocht ik erbij zijn. Maar ik kijk niet verder dan de volgende match met Anderlecht. Daar hangt alles van af. Alleen als ik goed speel bij mijn club, mag ik misschien mee. Anders hoef ik er niet eens van te dromen.”

Je steile opgang staat in schril contrast met het matige seizoen van Anderlecht. Ik kan me je blijdschap voorstellen, maar het is ongepast om die nu uit te schreeuwen.

Debast: “Het is wat dubbel, dat klopt. Maar ik ben allang blij dat ik mijn job heb kunnen maken van het spelletje waar ik zo van hou.”

Je bent een eenzaam lichtpuntje in een club die al vijf jaar geen prijs wint en wanhopig achter haar vroegere status aan holt.

Debast: “Daar ben ik het niet mee eens. Yari Verschaeren heeft in die periode ook caps verzameld, en ook Jérémy Doku is doorgegroeid naar de nationale ploeg. Ik ben niet het enige lichtpuntje.”

Zij zijn wel weer weggedeemsterd nadien.

Debast: “Dat kan mij toch ook overkomen? Nu, ik ga hard werken om te blijven presteren. Ik wil Anderlecht weer op zijn oude niveau terugbrengen. Tien jaar geleden al zat ik naar wedstrijden te kijken in dit stadion. Ik ken iedereen in deze club, van de security-agent tot de kok. Dat voelt erg comfortabel, alsof mij niets kan overkomen.”

Lees ook

Anderlecht ontslaat trainer Felice Mazzù: hoe is het zover kunnen komen? ‘Ze zitten al jaren in hetzelfde straatje’

Wat zondag gebeurde, is de culminatie van tien jaar wanbeleid bij Anderlecht

NUMMER 10

Wat voor jongetje was je? Was je vroeger al ambitieus?

Debast: “Ik heb nooit gedroomd van een carrière als piloot, ik wilde voetballer worden. En ik wist: als je iets doet, moet je het goed doen. Als je vanaf je 6de bij Anderlecht speelt, is er geen andere weg dan er helemaal voor te gaan. Dan moeten verjaardagsfeestjes wijken, want altijd is er wel een training of een wedstrijd.”

Je woont in Halle, waar je op je 5de begon te voetballen. Amper een jaar later trok je al naar Anderlecht: dat is wel erg jong.

Debast: “Ik vermoed dat het vooral een beslissing van mijn ouders is geweest. Als een club als Anderlecht komt aankloppen, gá je gewoon. Maar het was dicht bij huis en onze familie was paars: het plaatje klopte. Ik heb me ook vrij snel de Brusselse mentaliteit eigen gemaakt. Anderlecht was de ideale club voor mij.”

Speelt je broer Milan ook niet bij Anderlecht?

Debast (knikt): “Bij de U14, hij moet nog 13 worden. Hij is een linkspoot met een goede trap. Maar momenteel komt hij nog wat snelheid tekort. Hij zal nog veel bokes moeten eten (lacht). Anders dan ik heeft hij wel van nature de mentaliteit om er vol tegenaan te gaan. Daar plaagt hij me weleens mee: ‘Vlieg er toch eens in, man!’ Hij is nergens bang van. En zijn kwebbel staat geen twee seconden stil.”

Hebben je ouders je tot voetballen aangezet?

Debast: “Nee, ze hebben me altijd de keuze gelaten. Tot op vandaag zelfs: mocht ik mijn vader nu zeggen dat ik toch geen voetballer word, zal hem dat zeker pijn doen, maar hij zal er zich bij neerleggen: ‘Doe wat je graag doet!’”

Je vader heeft zelf ook gevoetbald.

Debast (knikt): “Op een behoorlijk niveau zelfs. Vooral bij clubs in het Pajottenland: Ninove, Halle, Terjoden. Ik heb hem zelfs nog zien spelen bij Gooik en Bodegem, waar hij nadien ook trainer is geweest. Nadat ik op zondagochtend zelf had gespeeld, reed ik met mijn mama door naar zijn match. Vaak gingen we nog naar mijn nonkels kijken ook. Zeker als ze het tegen elkaar opnamen. Prachtige weekends waren dat. De sfeer, het volk… ik hield ervan.”

En je moeder?

Debast: “Zij was er altijd graag bij. Trouwens, zij heeft ook gevoetbald: bij Beert City, een ploeg uit Pepingen. Bij Halle is ze nadien nog even mijn ploegverantwoordelijke geweest. Daarna is ze het ook enkele jaren bij Anderlecht geweest, bij de ploeg van mijn broertje. Mijn mama is echt gek van voetbal. Ze kijkt altijd met ons mee naar voetbal op tv, ik kan haar echt niets meer leren. Onze enige discussies gaan over penalty’s: is het er nu één of niet? Vrouwen denken nogal snel van wel (lacht).”

Wat voor speler was je vader?

Debast: “Qua lichaamsbouw leek hij op mij (laat z’n pink zien). Maar hij was sterker en beter met het hoofd, terwijl ik het meer van mijn goede voeten moet hebben. Net als ik was hij een centrale verdediger.”

Dat ben jij niet altijd geweest.

Debast (knikt): “Ik heb vroeger altijd hoger op het veld gespeeld. Tot drie jaar geleden was ik een nummer 10. Op zeker ogenblik ben ik voor de verdediging gaan spelen, en vervolgens helemaal achterin.”

Wat vond je daarvan? Veel jongens, en vooral ook hun ambitieuze ouders, halen hun neus op voor een toekomst als verdediger.

Debast: “Ik wilde ook hoger spelen, de laatste pass geven, beslissend zijn! Vrij snel ben ik ook bijgedraaid. Ik begon het verdedigen leuk te vinden: ik had het spel voor mij, kon mijn ploegmaats sturen en zeggen wat ze moesten doen. Ik ontdekte dat ik ook van achteruit belangrijk kon zijn. Meer zelfs: dat ik ook als centrale verdediger die laatste pass kon geven – dat blijft een grote troef van mij. Dat ik opschoof naar de positie waarop mijn papa altijd had gespeeld, was ook meegenomen. Hij kon me met raad en daad bijstaan.”

Bij Anderlecht beweren ze dat ze hadden ontdekt dat je nog een stevige groeispurt te wachten stond en ben je daarom achterin gezet.

Debast: “Uit scans bleek inderdaad dat ik mijn groeispurt nog zou krijgen, later dan de meeste jongens van mijn ploeg. Daar moesten we rekening mee houden. Al spelen in het hedendaagse voetbal ook grote jongens op de nummer 10, kijk maar naar Hans Vanaken.”

Je zou niet de eerste jeugdspeler zijn die Anderlecht de rug toekeert omdat de nummer 10-positie, en het daaraan vasthangende aanzien, hem door de vingers glipt. Heb jij een vertrek overwogen?

Debast: “Nee, nooit. Ik zou niet weten waarom: ik heb altijd voor Anderlecht willen spelen.

“Kijk, in het voetbal moet je geduldig zijn. Twee jaar geleden maakte ik m’n debuut in de A-ploeg: een invalbeurt van één minuut, tegen Club Brugge. Dat oversteeg al elke verwachting: ik was 16! Een week later speelde ik 70 minuten tegen Antwerp. En ook al vond ik dat ik het er goed afgebracht had, ik besefte dat er nog werkpunten waren. Daar moest ik eerst aan schaven. Het heeft uiteindelijk bijna tot de play-offs geduurd voor ik een nieuwe kans kreeg. Een half jaar na die match tegen Antwerp dus.”

Hoe was die allereerste keer tegen Club Brugge?

Debast: “Ik was kalm. Mede omdat ik voor die match al eens mee op verplaatsing was mogen gaan, zonder dat ik in de selectie zat. Louter om te proeven van de A-ploeg. Dat lijkt onbeduidend, maar is het niet. De eerste keer dat je dan écht deel uitmaakt van de selectie, weet je wat er op zo’n matchdag allemaal op je afkomt. Ik was voorbereid.”

ENGELSE LES

Je klinkt niet als iemand die snel onder de indruk is.

Debast: “Klopt. Neem nu die twee wedstrijden met de nationale ploeg. Er zat veel volk in het stadion, en natuurlijk was het spannend. Maar eens ik in de spelerstunnel sta en het veld opstap, is dat allemaal weg.”

Wat waren de werkpunten waarover je het daarnet had?

Debast: “Onder andere spiermassa bijwinnen, kopduels durven aangaan, karakter kweken. En het pure verdedigen natuurlijk: een sliding doen, iemand neerleggen.”

Dat zit niet in jou?

Debast: “Niet van nature, nee. Daarin verschil ik van mijn vader: hij was een keiharde verdediger. Ik heb me daar de laatste jaren dus echt op toegelegd. Ik wist dat het móést als ik het ver wilde schoppen.

“Ondertussen zijn we twee seizoenen verder en nog altijd heb ik het niet helemaal onder de knie. Het is een proces van lange adem, dat onvermijdelijk gepaard gaat met foutjes. Daar word ik nu op afgerekend, maar dat hoort erbij. Ik lig er niet wakker van: ik kan makkelijk de knop omdraaien. Zelfs in de wedstrijd: ‘Oké, het is gebeurd, nu ga ik mijn eigen spel weer spelen en laten zien wat ik kan.’”

Dat duidt op mentale weerbaarheid. Heb je dat altijd gehad?

Debast: “Goh, ik heb daar hard aan gewerkt. Als ik vroeger één slechte pass gaf, waren de tien ballen daarna risicoloze tikjes links en rechts. Ik hield het simpel, uit vrees om weer in de fout te gaan. Met een paar psychologen ben ik aan die faalangst gaan werken, sinds mijn 15de al. Daar pluk ik nu de vruchten van.”

Hoe kom je zo jong bij een psycholoog terecht?

Debast: “Dat zit standaard in het aanbod als je het Purple Talent-project (het traject voor de beloftevolste jongeren van Anderlecht, red.) doorloopt. Elke speler moet bij de psycholoog langs.

“Toen ik nog naar school ging, waren er wat dingen die ik moest aanpakken. Ik kwam vaak laat thuis, opstaan was moeilijk, de goesting ontbrak soms om op een vrije zondag iets extra te doen in plaats van de hele dag PlayStation te spelen. Daar hebben we aan gewerkt. Net als aan mijn zelfvertrouwen. Ik heb ook geleerd om mijn kop ervoor te smijten. Het straffe is: ik merkte dat het hielp.”

Het is nog steeds niet vanzelfsprekend om in een machowereld als de voetballerij open te staan voor mentale begeleiding.

Debast: “Toen ik de eerste keer langsging bij Ellen (Schouppe, de psychologe, red.) dacht ik: wat is dít? Alsof dit mij gaat helpen. Maar na een tijdje móést ik er wel in geloven, want het werkte. Nog altijd heb ik maandelijks een gesprek met haar. Ik heb zelfs een tijdje met een tweede psycholoog samengewerkt.”

‘Ik ben geobsedeerd door Cristiano Ronaldo’s manier van leven. Door hem ben ik gaan beseffen: opofferingen worden beloond. Zijn biografie is het eerste boek dat ik heb gelezen.’Beeld Koen Keppens

Je zocht ook hulp bij performance coach Siebe Hannosset. Als 14-jarige al, toen het eerste elftal nog ver weg was. Dat wijst op ambitie, toch?

Debast: “Zoals ik al zei: als je iets doet, moet je het goed doen. Ik beleefde een moeilijke periode, zat soms op de bank. Ik kwam tot het besef dat ik het niet met mijn voeten alleen kon oplossen. Als ik niet ook aan mijn body werkte, zou ik niet meer spelen. Zo ben ik bij Siebe terechtgekomen. Tijdens de vakanties werkten we aan mijn mindere punten: mobiliteit, snelheid, wendbaarheid, maar ook aan mijn lifestyle. Het feit alleen al dat je hulp zoekt, zorgt mentaal voor een doorbraak. Omdat je weet: ik doe er iets aan.”

Hannosset is een pleitbezorger van intermittent living, een levensstijl waarbij het lichaam met fysieke prikkels wordt uitgedaagd.

Debast: “Hij heeft me niet gevraagd om in een koude vijver te springen, als je dat bedoelt (lacht). Ademhalingsoefeningen deden we wel, en hij leerde me hoe warmte- of koudeprikkels het lichaam kunnen voorbereiden op een wedstrijd. We hebben ons ook over mijn ontbijt gebogen, dat was altijd een probleem. We zijn wat gaan experimenteren, tot we vonden wat het beste bij me past. Een dieet zou ik het niet noemen – ik ben al zo mager als wat.”

Met Glenn Loovens heb je ook een oud-voetballer die zich over je ontfermt.

Debast: “Glenn werkt voor het bureau dat mij begeleidt. Hij is zelf een verdediger op hoog niveau geweest en kan me veel bijleren. Na elke match zitten we samen. Dan kijken we naar de details. Of ik in een bepaalde fase mijn arm niet beter had gezet om de spits het koppen te beletten, bijvoorbeeld. Tactisch wordt hij nooit, dat is aan de trainer.”

Je lijkt weinig aan het toeval over te laten.

Debast: “Dat ik me omring met mensen met kennis van zaken, creëert rust in mijn hoofd.”

Klopt het dat je vader trainingsschema’s voor je opstelde?

Debast: “Nee, hij maakte ze niet zelf. Na het seizoen kregen we van de club altijd een blad met huiswerk voor tijdens de vakantie. Daar hielp mijn papa me mee. Als ik moest lopen, liep hij mee. Anders had ik me er als 12-jarige misschien sneller van afgemaakt en gezegd: ‘Ik keer naar huis terug’ (lacht).”

‘Onze familie was paars’, zei je al. Maar was je vader geen Standard-supporter?

Debast: “Tot ik voor Anderlecht ging spelen. Toen zag hij waar het échte voetbal gespeeld wordt (lacht). Hij heeft me vaak meegenomen naar het Vanden Stockstadion. Dan kocht hij tickets voor ons tweeën. Tot ik als iets oudere jeugdspeler een abonnement kreeg van de club en we elke thuismatch gingen kijken. Daar genoot ik enorm van – ook al omdat ik dan niet moest studeren (lacht).

“Vorig jaar heb ik mijn diploma secundair onderwijs behaald. Daar ben ik dus van af. Ik heb daarna Engelse les gevolgd, en nu studeer ik Spaans. Het helpt me te groeien, zonder naar een hogeschool of unief te gaan. Ook management en vastgoed interesseren me, daar lees ik boeken over.”

VOETBALBUBBEL

Had je een idool als kind?

Debast: “Cristiano Ronaldo. Ik was als kind nochtans Barcelona-fan: als de Clásico gespeeld werd, droeg ik een truitje van Barça. Maar als Ronaldo scoorde, was ik óók blij. Wat hij er naast het veld allemaal voor doet en laat: fenomenaal! Professioneler bestaat volgens mij niet. Ik ben geobsedeerd door zijn manier van leven. Door hem ben ik gaan beseffen: opofferingen worden beloond. Zijn biografie is het eerste boek dat ik heb gelezen.”

Wat heb je met Johan Cruijff?

Debast (lacht): “Nu verwijs je naar een anekdote van vorig seizoen. Het was zo’n dag dat alles lukte, ik was supergoed aan het trainen. De coach (toen Vincent Kompany, red.) sprak me bemoedigend toe: ‘Als je dat ook brengt in de match: schitterend!’ Wellicht heeft dat me wat overmoedig gemaakt, want vervolgens probeerde ik een pass waar een verdediger zich nooit aan zou wagen. Bon, hij mislukte. Vince plaagde me ermee: ‘Wie denk je wel dat je bent, Cruijff of zo?’ De dag erna had Benito (Raman, ploegmaat bij Anderlecht, red.) een truitje laten maken met Cruijffs naam en zijn iconische nummer 14 op de rug. Daar is toen wel mee gelachen. Geen probleem, dat moet kunnen. Ik heb die dag met veel plezier in dat truitje getraind.”

Dankzij Raman kennen we ook je bijnaam: Scampi.

Debast: “Zo noemt mijn moeder me van kleins af. Vraag me niet waarom. Het is een koosnaampje waarvan het nooit de bedoeling is geweest dat het buiten ons gezin zou rondgaan. Maar goed, voor mijn 18de verjaardag had mijn mama een fotoalbum met een tekstje op Facebook gezet: ‘Gelukkige verjaardag, Scampi!’ Benito had dat gezien. Hij heeft het tekstje ingesproken en er een filmpje van gemaakt. Lachen geblazen, natuurlijk! Zeker toen Vincent tijdens een bespreking het basiselftal van de volgende wedstrijd afliep: Van Crombrugge, Hoedt, Scampi… Huh?!

“Weet je, Benito en ik hebben een goede band. Er gebeurt altijd wel iets tussen ons twee. We zitten bij hetzelfde managementbureau, dus toen hij naar Anderlecht kwam, hadden we meteen een goede klik. Beetje lachen, streepje muziek: volgens mij is dat het geheim van een goede kleedkamer. Het moet er niet altijd te serieus toegaan.”

Muziek?

Debast (knikt): “In de kleedkamer ben ik vaak de man aan de knoppen. ‘Zet eens wat muziek op, Zeno!’ Dat is wel fijn, het wijst er toch op dat ik goed in de groep lig. Ik hou van alle stijlen, maar heb een voorkeur voor rap. Nederlandse, Franse, Engelse rap – maakt niet uit. Op dit ogenblik luister ik zelfs naar Noorse rap. Die heeft een bijzondere vibe.

“De muziekmicrobe heb ik van mijn vader geërfd. Als speler was hij ook de dj van de groep. Ik heb vaak in de koffer moeten zitten omdat de achterbank vol enorme speakers lag. Heerlijke tijden! Nu, qua smaak ben ik een andere richting ingeslagen. Mijn papa heeft het nogal voor de carnavalsmuziek van Halle (lacht).”

Is er nog iets anders dan voetbal en muziek in je leven?

Debast: “Niet echt. (Denkt na) Dicht bij mijn familie zijn zolang het kan. Mijn vriendin. En de nieuwe FIFA is net uit (lacht).”

We komen uit een pandemie, het klimaat gaat naar de knoppen, en er dreigt een oorlog. Maak jij je zorgen over de wereld?

Debast: “Nee, ik zit echt helemaal in mijn bubbel. Mijn carrière, mijn leven – verder kijk ik niet. Ik doe wat van mij wordt verwacht, draag een mondmasker wanneer het moet en sorteer mijn afval. Maar het is niet iets waarmee ik ga slapen en weer opsta. Als de krant op de mat valt, pluk ik het sportkatern eruit. De rest geef ik aan mijn vader. Dus nee, ik probeer me niet te veel vragen te stellen. Misschien komt dat nog: later, wanneer ik helemaal op eigen benen zal staan.”

© Humo