Direct naar artikelinhoud
AchtergrondLoonoverleg

De vakbonden en werkgevers gaan aan tafel - wat kunnen we verwachten van het loonoverleg?

De vakbonden en werkgevers gaan aan tafel - wat kunnen we verwachten van het loonoverleg?
Beeld ThinkStock

Donderdagavond zat de Groep van Tien een eerste keer samen voor het loonoverleg. Het uitgangspunt? Nul ruimte voor opslag de komende twee jaar. Mogelijk is er zelfs de komende vier tot zes jaar geen marge. Hoezo?

Het ziet ernaar uit dat er de volgende twee jaar geen ruimte zal zijn voor een loonsverhoging boven op de index. Door de loonwet in ons land is de kans bovendien groot dat de marge voor extra loon voor de komende zes jaar zo goed als onbestaande is. Net terwijl het leven alleen maar duurder is geworden. De vakbonden lopen nu al storm, hebben net na het herfstverlof acties gepland en het ABVV weigert zelfs te onderhandelen als de marge effectief op nul blijft.

En toch zien de Belgische werknemers door de band genomen hun inkomen meer stijgen dan in de buurlanden. Hoe kan dat?

Alles heeft te maken met de automatische loonindexering. Die heeft nu geleid tot een forse stijging van de lonen. Voor de afgelopen twee jaar gaat het over 20 procent, het komende jaar komt daar nog eens een 6-tal procent bij. Onze buurlanden kennen zo’n systeem niet. Daar moeten de bonden met de werkgevers gaan praten.

Het is net om dat verschil met de buurlanden weer af te vlakken dat de loonnormwet werd ingevoerd, en tijdens de vorige legislatuur nog werd verstrengd. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) vergelijkt de loonevolutie in België met die in onze buurlanden. Via allerlei formules rolt er dan een cijfer uit de computer, dat aangeeft hoeveel marge er is voor extra opslag. Dat zal deze keer rond de -6 procent liggen. Er is met andere woorden geen marge. Integendeel, er is een loonhandicap. Pas als die is weggewerkt kan er weer gepraat worden over opslag. Mogelijk is dat pas ten vroegste over zes jaar.

Achterpoortjes

Betekent dat dat werknemers de volgende twee à zes jaar helemaal niet over hun loon zullen kunnen onderhandelen? Voor alle duidelijkheid: als individuele werknemer kan je met de baas gaan praten over een hoger loon, daarop wordt in de praktijk immers niet gecontroleerd door de FOD Werkgelegenheid. De loonnormwet is van toepassing op een sector in zijn geheel.

Bovendien zijn er ook heel wat uitzonderingen, noem het achterpoortjes. Je kan een andere functietitel krijgen, waarbij ook een hogere verloning hoort. Een andere methode die de afgelopen jaren steeds vaker gebruikt wordt, is dat de werknemer een klein bedrag van zijn brutoloon inlevert. In ruil daarvoor krijgt die er dan allerlei materiële voordelen voor in de plaats, waarvoor weinig tot geen sociale bijdragen betaald moeten worden. Zo houdt hij of zij netto dus meer over. Dat zijn de zogenaamde cafetariaplannen. Keerzijde van de medaille is dan wel dat hiervoor geen extra pensioenrechten worden opgebouwd.

Maar zover is het dus nog niet. De vakbonden en de werkgevers zitten de volgende weken aan tafel om te bekijken of er nog onderhandelingsmarge is. Donderdagavond kwamen de sociale partners voor het eerst samen, een volgend overleg is gepland voor 7 november, na de herfstvakantie. Tijdens het loonoverleg worden nog heel wat andere thema’s besproken, zoals de welvaartsenveloppe, de SWT-regeling (brugpensioen), de landingsbanen.

Nieuwe premie

De algemene verwachting is dat er over de lonen geen akkoord zal komen tussen de partners en dat het dossier dus op de regeringstafel zal belanden, waar ze er ook niet op zitten te wachten. De meeste betrokkenen die wij contacteerden, schatten in dat de federale regering weer een premie uit de hoed zal toveren zoals tijdens de coronacrisis. Toen ging het over 500 euro, zij het niet voor iedereen, uitbetaald in consumptiecheques. “We hebben toen onderhandeld binnen de verschillende sectoren, waardoor uiteindelijk slechts de helft van de werknemers die premie daadwerkelijk gekregen heeft”, zegt ACV-woordvoerder David Van Bellinghen. “En voor de helft van hen ging het bovendien niet over het maximumbedrag van 500 euro.”

De vakbonden pleiten er al langer voor om de loonnormwet grondig aan te passen, bij het ACV hebben ze het over sjoemelsoftware. “We begrijpen dat sommige sectoren het ontzettend moeilijk hebben en dat we die niet verder in de problemen moeten brengen”, zegt Van Bellinghen. “Maar andere sectoren, zoals de bankensector en de energiesector, doen het wel uitstekend. Waarom zou daar niet over opslag gepraat mogen worden? Die onderhandelingen moeten volledig vrij gelaten worden, dat lijkt ons de evidentie zelve. Nu worden we in een karkas gedwongen, waardoor er zelfs in goede tijden bijna geen ruimte is voor loonstijgingen.”

De werkgevers van hun kant vinden dat zij al heel veel gedaan hebben door de loonindexering. De loonnormwet zien zij als de keerzijde van de medaille. Essencia, de sectorfederatie voor de chemie, staat ook niet te springen voor een wijziging van de loonnormwet. “Vandaag worden ook wij meer dan ooit geconfronteerd met een kostenhandicap en een terugval van de vraag op mondiaal vlak, die onze concurrentiepositie in het gedrang brengen”, zegt woordvoerder Gert Verreth. “De loonnormwet is een goed instrument om het indexeringsmechanisme in balans te houden. We hebben het door de concurrentie van het buitenland niet onder de markt. Kijk bijvoorbeeld naar Duitsland, waar voor de chemiesector onlangs een loonstijging van 10 procent voor de volgende 27 maanden is onderhandeld. Bij ons gaat het intussen wel al over 20 procent voor een periode van twee jaar, hè.”