Direct naar artikelinhoud
ConcertrecensieBon Iver

Wie had gedacht dat Bon Iver een man van Sportpaleizen en festivalweides zou worden ★★★★☆

Bon Iver speelde op 31 Mei 2019 ook nog op het Best Kept Secret Festival in de Beekse Bergen.Beeld Ben Houdijk

Brace yourself, winter is coming? Als Bon Iver komt, zal hij ú wel omarmen. Ook in het Sportpaleis was Bonnie Bear weer ieders favoriete tragische teddy en speelde hij een concert dat elke dag van de tweeënhalf jaar wachten waard was.

“This is an old song. All songs are old at this point”, permitteert Justin Vernon zich een grapje als hij ‘Blindsided’ inzet, precies 925 dagen nadat hij dat eigenlijk had moeten doen. Dit concert van Bon Iver voelt dan ook een beetje als een uitgesteld familiefeest, met Vernon als het lievelingsneefje dat we al veel te lang niet meer hebben gezien.

Want amai, wat is hij weer gegroeid. Wie had gedacht dat hij een man van Sportpaleizen en festivalweides zou worden toen hij zijn Emma gedag zong vanuit een verlaten boshut in Wisconsin? Vandaag gaat het hem af, bijna anoniem musicerend met zijn vrienden te midden van een lichtspel dat al even ingenieus is als zijn songs: vijfentwintig spiegelvlakken zweven als zwaluwen boven de zaal in alle denkbare formaties, loodrechte lichtstralen aan de rand van de scène houden het idee in stand dat dit een intieme setting is. Nu ja, idee: de sacrale stilte in de zaal is wel degelijk echt, het platgekauwde woord ‘poptempel’ krijgt zowaar een betekenis. Het is wachten op ‘Wash.’, song twaalf van de eenentwintig, voor een nummer op gejuich wordt onthaald en niet op gezwegen toewijding.

Er is al veel geschreven over de schaalvergroting van Bon Iver en hun geflirt met elektronica, maar in Antwerpen was het vooral belangrijk wat er onder de visuele pracht, de soms abstracte elektronica en de smurfenstemmen zit: een liedjesboer van de oude soort. Samples en auto-tune zijn het mestactieplan, niet meer en niet minder, waarmee hij zijn gewassen tot Sportpaleisformaat kweekt. Of hij nu dubbele drumsolo’s zaait (‘666 ʇ’) of vierentwintig dubbele stemmen (een verrukkelijke versie van ‘Woods') zaait, telkens zijn de knollen melancholie die hij de grond trekt dik en vlezig. De beste oogst serveert hij het laatst: ‘____45_____’ drijft op de tenorsax van Mike Lewis, ‘Skinny Love’ op 18.000 afgekalfde kalverliefdes en ‘Holocene’ op het feit dat het fucking ‘Holocene’ is: de spiegels aan het plafond laten mooi de golfbeweging zien waarmee het nummer ons elke keer weer overspoelt.

De perfectie mist Vernon op een baardhaartje na: ‘Jelmore’, in het midden van de set, is een zielloze vingeroefening die verzuipt in de gratuite effecten. Misschien dat u een kniesoor hoort klagen over de setlist - geen ‘Blood Bank’, geen ‘22 (OVER S∞∞N)’ - maar iemand die ‘s ochtends spek met eieren, nog warme waldkornpistolets, vers fruit en een glas champagne aan de ontbijttafel vindt, gaat ook niet zeiken dat de granola op is. Het was dus weer bon bij Bon, al zal het ons benieuwen hoe de groep nu verder moet. Ze liggen te graag dwars om pakweg Rock Werchter te headlinen en hebben een te grote aanhang voor kleinere zalen dan degene die ze nu uitverkopen. Dat ze de grootste concerthal van dit land aankunnen, is wel geen onderwerp van twijfel meer: Bon Iver is niet die indieband die per ongeluk in de grote bakken staat, maar een volbloed arena-act met een eigen willetje die het zelfs in de echokamer genaamd het Sportpaleis verbluffend stil kan maken.