Louisette De Moor is opgegroeid in Wilmarsdonk. © Walter Saenen

Terug naar Wilmarsdonk: hoe een polderdorpje van de kaart werd geveegd, maar een kerktoren overeind bleef midden in de haven

Wie kent Wilmarsdonk nog? Dit landbouwdorpje in het noorden van Antwerpen moest, net als Oorderen, Oosterweel en Lillo, wijken voor de uitbreiding van de haven. Het werd in de jaren zestig van de vorige eeuw volledig van de kaart geveegd. Hoewel ... niet volledig. Enkele relicten bleven overeind. De opvallendste is de kerktoren, nu een anachronisme te midden van de industriële bedrijvigheid. Na jarenlange verloedering wordt hij binnenkort in ere hersteld, Port of Antwerp-Bruges heeft plannen om de toren te restaureren. Kunstenaar Bas Prinsen zal hem met een fotoconstructie als kunstwerk in de haven integreren. Een geknipte aanleiding voor een duik in de geschiedenis van Wilmarsdonk, levend gehouden door de vroegere bewoners. Onder hen ook Louisette De Moor, geboren, getogen en getrouwd in het dorpje.

Ilse Prinsen

Spoelen we de tijd even terug naar eind jaren dertig van de vorige eeuw. Dan ziet Louisette De Moor (nu 84) het daglicht in het pittoreske polderdorpje Wilmarsdonk. “Ik ben er bij ons thuis geboren, als jongste van drie kinderen”, zegt Louisette. “We woonden in een prachtig historisch herenhuis, met op het terrein een oude molen. Mijn ouders huurden het van de stad, samen met een ander gezin.”

Huurden, want in de jaren twintig waren de onteigeningen al begonnen, na een aanbesteding van 9 mei 1922 voor ‘het bouwen ener zeesluis en haren vaargeul naar de Schelde aan de Kruisschans’. In de notulen van het schepencollege van 17 oktober 1927 lezen we: “Wij zien met leedwezen dat de zelfstandigheid der gemeente Wilmarsdonck dient opgeofferd voor ‘s Lands welvaart, en inzonderheid voor de Havenuitbreiding der Stad Antwerpen ... Het zelfstandig voortbestaan der gemeente betrachtende doch ons neerleggende bij het onvermijdelijke.” De vele bezwaren mochten niet baten. De aanhechting bij Antwerpen op 22 maart 1929 luidde het begin van het einde in voor Wilmarsdonk.

Er waren toen 340 huizen, met 1.493 inwoners, verdeeld over 414 gezinnen. Het dorp stierf een zeer langzame dood. Zo langzaam dat een paar generaties er woningen mochten blijven huren aan een lage prijs, hopend op afstel van executie.

Als een levend Bokrijk

De Tweede Wereldoorlog was een tweede grote stoorzender voor het vredige dorpsleven. “We weken tijdelijk uit naar Antwerpen en bij terugkomst bleek ons huis platgebombardeerd te zijn”, zegt Louisette. “Mijn vader, een ploegbaas bij de stad, is dan beginnen te boeren. Zo ben ik opgegroeid op de boerderij, vanaf mijn 7 jaar. Op Treurenborg 6.” Even situeren: de straat Treurenborg bestaat nog steeds. Maar nu is het een weg midden in de haven die de industriezone aan het Churchilldok omsluit.

Louisette aan het werk op de boerderij van haar ouders. ©  RR

“Op onze boerderij was elektriciteit noch stromend water”, vervolgt Louisette. “Ik moest als tiener vaak met de trolleybus naar den Dam voor lantaarns. En drinkbaar water haalde ik bij mijn oma verderop in het dorp, met een karretje achter de fiets.” Toch waren we al in de jaren vijftig. Maar heel wat woningen in Wilmarsdonk hebben jarenlang hun 19de-eeuwse staat behouden. Sinds 1929 mocht er namelijk niet meer worden gebouwd of verbouwd. En zo werd het dorp als een levend Bokrijk in de haven.

Vanuit de kerk vond er jaarlijks een processie plaats naar het kapelletje. ©  Polderarchief

Keuvelen op een bankje

De dorpelingen hingen erg aan elkaar, vertelt Louisette. “Geen tv hebben, had ook voordelen: de avonden waren erg gezellig, want we gingen bij andere boeren kijken.” Het dorp had ook een rijk verenigingsleven, met twee fanfares, ganzenrijders, boogschuttersverenigingen ... “Ik was actief bij de kajotsters, een christelijke jongerenbeweging. Verder bestond mijn ontspanning uit het keuvelen met vriendinnen op een bankje voor het huis van mijn oma op Moleneind. Daar kwamen veel dorpelingen samen. Op ons erf hing een obus die als gong werd gebruikt. Werd daarop geslagen, dan moest ik naar huis komen.”

Een beeld uit de oude doos. ©  Polderarchief

Ook de straatnaam Moleneind bleef overeind, maar niets aan de opgestapelde containers en pakhuizen herinnert er nu nog aan de geanimeerde gesprekken op het bankje. Naast die babbels was er voor jongeren weinig te beleven in het dorp. “Terwijl de anderen gingen zwemmen in de beek bij de molen, was ik aardappelen of bieten aan het rooien. Toch heb ik een plezante jeugd gehad. Ik zong de hele dag, ook in het koor van Wilmarsdonk.”

Een van laatste huwelijken in kerk

Na de lagere school bij de strenge nonnen – met vier leerjaren tezamen – ging Louisette snit en naad studeren in Zandvliet. “Met de trolleybus. Qua openbaar vervoer was er een tram naar het dorpje Oorderen en de trolley naar de stad, met halte aan de vroegere Ford-fabriek. In het dok bij de fabriek lag het Kerkschip, waar ik ‘uitging’ met mijn vriendinnen.” De fabriek stond er sinds begin jaren twintig tot de verhuis naar Genk in 1964. Het Kerkschip bestaat nog en ligt nu aan het Houtdok op het Eilandje.

En Louisette, die is intussen op vrijersvoeten. “Mijn toekomstige man Louis – jammer genoeg een paar jaar geleden overleden – kwam ’s avonds vaak met de fiets af vanuit Stabroek. Ik ging dan als smoes water scheppen voor de koeien in de beek langs de Ekersedijk, de verbinding tussen Ekeren en de Schelde. Het was daar mooi en in de beek krioelde het van de palingen.” Die Ekersedijk bleef gedeeltelijk bestaan en maakt nu deel uit van natuurgebied Put van Ekeren.

Louisette en Louis trouwen in 1959. Het is een van de laatste huwelijken in de kerk van Wilmarsdonk. ©  RR

Terug naar Wilmarsdonk eind jaren vijftig, waar Louisette en Louis in het huwelijksbootje stappen. “Op 16 mei 1959”, zegt ze zonder enig spoor van twijfel. “In Oorderen was het gemeentehuis, want Wilmarsdonk had er geen. Onze kerkelijke trouw was een van de laatste in de kerk van Wilmarsdonk.”

Jaren zestig: het einde van Wilmarsdonk

We naderen de jaren zestig: na de teloorgang van (een groot deel van) Lillo, ook het definitieve einde van Wilmarsdonk en van de andere polderdorpen Oosterweel en Oorderen. Dat laatste is van de kaart geveegd voor de aanleg van het zesde havendok, het zevende of Churchilldok is tussen Oorderen en Wilmarsdonk gegraven. Vanaf 1960 begint de afbraak van woningen in Wilmarsdonk. “Ik woonde toen al in Stabroek met Louis”, zegt Louisette. “Mijn ouders zijn verhuisd naar Brasschaat, maar we gingen wel regelmatig kijken naar de teloorgang van ons dorp. Het was enorm pijnlijk, er zijn heel veel mensen echt ziek van geweest.”Op dat moment wonen er nog zo’n tweehonderd mensen, vooral ouderen die zo lang mogelijk in hun stervende dorp willen blijven. Het zwaarste protest komt van boer Fiel De Schutter. Hij moet door de politie uit zijn boerderij worden gezet. Op 1 september 1961 is er geen eerste schooldag meer in de basisschool, de begraafplaatsen gaan wat later ook dicht. Op 1 oktober 1963 wordt de openbare busdienst vanuit Antwerpen afgeschaft en in dat jaar sluiten ook de andere scholen. Kranen en bulldozers slopen dag in dag uit en werken aan de bouw van de nieuwe dokken. Nog enkele cafés zijn open. Ze houden uitverkoop, onder meer van duivenmanden, want duivenmelkers waren er veel. Perskaden voor het opspuiten van zand verrijzen, er ontstaat een reusachtige bouwwerf. Alle bewoners moeten het dorp verlaten hebben op 31 augustus 1965. En dan valt het doek over Wilmarsdonk. In 1966 is het dorp niet meer.

Erfgoed gered

Nu zijn de vrachtwagens, containers, kranen en schepen baas waar vroeger de koeien graasden. Maar in de harten van de vroegere bewoners leeft het polderdorpje nog sterk. Jaarlijks komen velen samen in Ekeren, want de meesten bleven in de buurt wonen. Ze wisselen ook herinneringen uit in een Facebookgroep. Het verhaal van Wilmarsdonk en zijn broertjes vormt eind jaren negentig ook de basis voor de tv-serie Terug naar Oosterdonk. De gelijkenis van de namen is dus zeker niet toevallig.

De Wilmarsstraat rond 1965. Het gebouw rechts met de Belgische vlag is het politiebureau. ©  RR

Één man heeft alles in het werk gesteld om te redden wat er te redden viel aan waardevol erfgoed uit Wilmarsdonk: pastoor Jan Eelen, in 1954 tot pastoor benoemd en later aalmoezenier van het Kerkschip. E.H. Eelen bezielde het intense liturgische leven in het mooie kerkje, met “twaalf volwassen misdienaars, een paaswake zo plechtig als in de kathedraal, Kerstmis met de levende herders, een kerstspel met zestig uitvoerders, allen van de parochie”. En hij begon te verzamelen, gepassioneerd en gedreven. Hij wist dat het dorpje ten dode was opgeschreven en heeft met ware geestdrift alle zolders en huizen afgekamd en honderden voorwerpen naar het parochiezaaltje gesleurd. Zo ontstond de lokale heemkundige kring en later het Poldermuseum en -archief in Lillo. Daar leeft Wilmarsdonk verder in oude voorwerpen en massa’s foto’s. “Er hangt ook een beeltenis van mijn grootouders”, zegt Louisette. “Trotse, welstellende mensen die hebben geleden onder de onteigeningen.” Maar Louisette, die houdt met prachtige fotoalbums haar verleden en dat van haar voorouders in ere. 

 Relicten uit Wilmarsdonk 

Toren van Sint-Laurentiuskerk

Vroeger de trotse spits in het polderlandschap, nu verdoken tussen de containers van de groep Trans-Continental Logistics aan de Wilmarsstraat (jawel, die bestaat nog steeds). De gotische kerktoren van de Sint-Laurentiuskerk staat nu midden in de haven van district Antwerpen 2030. Lang is de strijd om het behoud van deze 15de-eeuwse kerk gevoerd. De Antwerpse gemeenteraad keurde op 4 mei 1965 haar sloping goed. Het voorstel om de toren af te breken en weer op te richten in de nieuwe Ekerse wijk Schoonbroek werd afgekeurd wegens te duur. Dus werd in 1966 het schip van de kerk gesloopt, terwijl de toren wel op zijn oorspronkelijke plek overeind bleef.

De gotische kerktoren van de Sint-Laurentiuskerk staat nu midden in de haven van district Antwerpen 2030.  ©  Koen Fasseur

Samen met het kerkje van Oosterweel (dat binnenkort een nieuwe bestemming krijgt) en het pittoreske restant van Lillo is hij nog zowat het enige dat herinnert aan de weggevaagde polderdorpen boven Antwerpen. Dit beschermde monument stond lange tijd te verkommeren, maar nu heeft Port of Antwerp-Bruges plannen om de toren te restaureren. Hij krijgt een tweede leven: kunstenaar Bas Prinsen zal hem met een fotoconstructie als kunstwerk in de haven integreren.

Bremserorgel

Het best bewaarde relict uit de kerk is het geklasseerde Bremserorgel uit de 17de eeuw. Dat staat nu, na een omzwerving van meer dan vijftig jaar en een geslaagd restauratieproject, in de nieuwe Sint-Laurentiuskerk van Ekeren-Schoonbroek, een redelijk nieuwe wijk waar veel Wilmarsdonkenaren zich hebben gevestigd. Recent, op 23 oktober, concerteerde de befaamde organist van de Brusselse kathedraal nog op dit waardevolle instrument.

Het Bremserorgel. ©  Polderarchief

Schipperskapel

Op het kruispunt van de Boulevard – een lichtelijk pretentieuze benaming voor een van de dorpsstraten – en de Wilmarsstraat stond de Schipperskapel. Vanuit de kerk vond er jaarlijks een processie plaats naar het kapelletje. Dat werd in 1965 steen na steen gesloopt en heropgebouwd in de haven, maar ook daar werd het verdrongen. Sinds 1986 staat de kapel aan het kruispunt van de Elzasweg met de Loodglansstraat in Antwerpen-Noord op de terreinen van kleuterschool De Schroef.

Schandpaal

De schandpaal uit 1767 die bij de Schipperskapel stond, zou na de sloop van het dorp naar Bokrijk verhuizen. Maar dat was buiten de polderbewoners gerekend: hij moest en zou in de polder blijven. Het stadsbestuur verhuisde hem dan stiekem naar het toenmalige Volkskundemuseum in de Gildekamerstraat. Daar heeft hij vijf jaar gestaan, maar in oktober 1970 kreeg hij dan toch een plek in de polder op het Burgemeester Verhulstplein in Berendrecht.

Doopvont

De kerkraad van de kerk in Schoonbroek, die een aantal voorwerpen uit de gesloopte kerk van Wilmarsdonk huisvest, was lange tijd het spoor bijster naar de voormalige doopvont van de kerk, ook gebruikt om Louisette te dopen overigens. In juni van dit jaar dook die eindelijk op: een Ekerse familie had zich erover ontfermd. De doopvont krijgt na restauratie een plaats in de nieuwe Sint-Laurentiuskerk.

©  Polderarchief

Het oude grondplan van Wilmarsdonk. ©  RR

Een kaart van de actuele situatie, waarbij de toren van de Sint-Laurentiuskerk van Wilmarsdonk (het kruisje) tussen de containers blijft staan. ©  RR

©  Polderarchief

Bronnen: Wilmarsdonk, Herinneringen aan een verdwenen Dorp, een uitgave van de heemkundige kring van de Antwerpse polder, Polderarchief.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Keuze van de Redactie

MEER OVER