Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Raf Walschaerts: ‘Als drinken je leven beheerst en je moet daarmee stoppen, dan word je omvergeblazen’

Raf Walschaerts: 'Aan de ene kant heb ik die hang naar absolute, oneindige romantiek, aan de andere kant heb ik mijn hele leven lang de liefde zo pragmatisch mogelijk gedefinieerd. No bullshit, passioneel en als het niet meer passioneel is, trek ik het niet meer.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Tweeëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: muzikant-cabaretier Raf Walschaerts (57). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

Hoe oud voelt u zich?

“57. Zoals ik ben. Leeftijd is iets waar ik veel meer mee bezig ben dan vroeger. Het leven is heel lang oneindig geweest. Op een bepaald moment kantelt dat. Bij mij was dat toen ik achteraan in de 40 was. Mijn ouders zijn nu oud. Mijn moeder was 23 toen ze mij kreeg. Dat was een wereld van verschil. Je denkt: 23 jaar, dat is nog mijlenver weg. Dat gevoel heb ik niet meer. Mijn leven is plots heel eindig geworden en dat is eventjes schrikken. Vanaf je tiende weet je dat met je hersenen. Vanaf je 48ste weet je dat met je hersenen én met je hart.

“Schrikt de dood mij af? Ja en nee. Mocht ik hier nu tijdens dit interview mijn kop op tafel leggen en niet meer te reanimeren zijn, zou het goed zijn geweest. Maar wat mij bezighoudt, is dat mijn vrouw Katrien veertien jaar jonger is. Dju toch, op een bepaald moment ga ik oud zijn en zij niet. Er zijn mensen die dan impulsief reageren: ‘Dat is goed, want dan zal zij voor je zorgen.’ Dat vind ik nu juist een verschrikkelijke gedachte.”

Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Een zekere mateloosheid, die mijn leven op veel vlakken stuurt. Soms in goede zin, maar niet altijd. Ik zit soms met grote ogen te kijken naar mensen die mate kennen. Alsof zij een natuurlijke rem hebben. Dat is bij mij niet het geval. Ik heb vroeger een alcoholprobleem ontwikkeld en ben dan ineens, boem pats, gestopt, na een aantal mislukte pogingen. Dat is exemplarisch voor wie ik ben. Alles of niets. Mijn vrienden kunnen dat beamen.

“Ik doe niets liever dan een goed gesprek hebben, zoals dit bijvoorbeeld, maar ik zou dit wel acht uur kunnen volhouden. Ik geniet ervan om meningen op- en af te bouwen. Achteraf denk ik dan: nondedju, dat laatste uur was er weer te veel aan. (lacht) Ik kan dingen blijven onderzoeken. Als er een nieuwe voorstelling in mijn rug duwt, kan ik blijven schrijven en repeteren. Ik zou niet stoppen met werken. Ik moet echt oppassen. Maar het zelfboetseerproces is nooit af natuurlijk.” (lacht)

Wat drijft u?

“Ik kan alleen maar dingen met passie doen. In de liefde is dat voor mij ook altijd een criterium geweest. Het moet passioneel zijn of het is niet. Zo leg je natuurlijk een heel grote druk op een relatie. Dat besef ik nu wel. Maar dat heeft tot hiertoe wel de facto mijn liefdesleven gestuurd, waardoor ik een heel aantal relaties heb gehad. Met ups en downs. En breuken, die altijd heel ontwrichtend zijn.

“Ik trouwde deze zomer voor het eerst. Voor mij is dat ongelooflijk. Ik ken Katrien al zeven jaar, maar niet continu in een vaste relatie. Telkens als ik haar vroeg of ze met mij wilde trouwen, zei ze: ‘Zodra je het meent, zeg ik ja.’ (lacht) Dat is het moeilijkste antwoord dat je kunt geven.”

BIO

- geboren op 2 oktober 1965 in Antwerpen, groeide op in Essen

- studeerde psychologie in Gent

- begon in 1987 samen met zijn jongere broer Mich op te treden als cabaretduo Kommil Foo; in 1992 wonnen ze de Nederlandse cabaretwedstrijd Cameretten

- ze waren in de jaren 90 vaste gasten in Morgen maandag en Alles komt terug, komische tv-programma’s van Mark Uytterhoeven

- bekend van voorstellingen als Plank (1993), Lof der waanzin (2002), Wolf (2008) en Schoft (2016)

Welk boek heeft een bijzondere betekenis voor u?

Liefde in tijden van cholera van Gabriel García Márquez. Ik heb dat voor het eerst gelezen toen ik 17 was en daarna nog een aantal keren herlezen. Het gaat eigenlijk over de ultieme romantische liefde. Florentino wacht meer dan vijftig jaar op zijn grote liefde, Fermina. Wanneer haar man sterft, is hij effectief in de zeventig. Hij trekt zijn smoking aan, zet zijn hoed op en belt aan. Dat vind ik zo schoon.

“Aan de ene kant heb ik die hang naar absolute, oneindige romantiek, aan de andere kant heb ik mijn hele leven lang de liefde zo pragmatisch mogelijk gedefinieerd. No bullshit, passioneel en als het niet meer passioneel is, trekt den deze het niet meer. Ik ga nu kort door de bocht, hè. Ik denk dat ik diep vanbinnen wel een heel grote romanticus ben, maar ik heb dat lang ontkend. Mijn focus was te beperkt. Door de relatie die ik nu heb, gaan er een heel aantal deuren open. Ik kan het moeilijk uitleggen, maar Katrien zet een beetje mijn wereld op zijn kop en dat is verfrissend.”

Is het leven voor u een cadeau?

“Ja. Zonder meer. Nu meer dan ooit. Ik heb daarnet wel zitten zeuren over ouder worden, maar ik word met de dag gelukkiger, omdat er veel meer rust in mijn leven komt. Ballast lossen is een dagelijks werk. Dat is nooit af.

“Ik merk ook dat ik veel meer zegeningen dan tegenslagen te tellen heb. Als ik terugkijk op wat ik allemaal heb kunnen en mogen doen, wie ik allemaal heb leren kennen, het parcours dat ik heb kunnen afleggen met mijn broer... Ik vind het bijna mijn moral duty om het leven als een cadeau te beschouwen. Ik ben een geluksvogel, vind ik. Ik word omringd door mijn geliefden, mijn ouders, mijn familie. Ik heb een heel goede, warme band met bijna al mijn exen, met de pluskinderen die er in de loop van de jaren gekomen zijn. Ik ben 57, dus er is wel wat gebeurd natuurlijk, maar dat zit nu allemaal vooraan in mijn hart.”

Welke kleine dingen kunnen u blij maken?

“Alleen maar alledaagse dingen. We zijn voor onze nieuwe plaat met een lied bezig getiteld ‘Weker met de dag’. De eerste zin is ‘Ik word weker met de dag, want ik kan niets meer aan’. Dat is effectief zo. Ik ween elke dag. Ik ben echt een sentimentele oude man aan het worden. Iedereen in mijn omgeving vindt dat schattig, maar ikzelf vind dat vervelend. Ik ween voor niets, eigenlijk. Als ik een vakman bezig zie, moet ik wenen. Als ik een acteur of muzikant bezig zie die in het moment zit, moet ik wenen. Als mijn drie petekinderen hun nieuwjaarsbrief voorlezen, kan peter Raf het niet droog houden. Ik woon in Wenen. (lacht)

“Ik ga al heel lang naar hetzelfde Griekse eilandje, al dertig jaar of zo. In het pensionnetje vlak bij zee waar ik altijd logeer, woonde vroeger ook een oude Griek. Iedere dag vertrok hij om 9 uur ’s ochtends met zijn klak op en zijn wandelstok in de hand naar een ontbijthuisje op een kilometer daar vandaan. Hij arriveerde daar om halfelf, dronk een koffie, babbelde wat en keerde dan terug. Als ik hem dan zo belachelijk traag zag wandelen tussen al die mensen, kon ik het niet droog houden. Hoe klein en hoe schoon kan het zijn? Dat ga ik ook doen als ik 88 ben: te traag wandelen. (lacht) Zodat de jeugd kan denken: inderdaad, eigenlijk, waarom moet je rap zijn?”

'Toelaten dat ik mij niet goed voel, is niet simpel voor mij. Er speelt altijd een bijna calvinistische reflex: 'Ik mag niet klagen'.'Beeld © Stefaan Temmerman

Wat biedt u troost?

“In het hier en nu zijn biedt mij troost. Dat is de kern van het boeddhisme, denk ik. In het hier en nu zijn verlicht het lijden. Dat, en dan op een heel instinctief, bijna dierlijk niveau ook de boezem van mijn vrouw. Echt tegen de borst gedrukt worden als een baby.

“Toelaten dat ik mij niet goed voel, is niet simpel voor mij. Er speelt altijd een bijna calvinistische reflex: ‘Ik mag niet klagen’. Als ik vroeger verdrietig was, zei mijn moeder snel: ‘Allee, stopt na maar met schreejen ze.’ In ’t Antwaarps. ‘Da’s na efkes iel erg, mor der zijn nog zoeveel maskes.’ Je moet niet flauw zijn. Dat zat wel heel erg in onze opvoeding. Ik heb tijd nodig gehad om daar mijn eigen positie in te vinden. Soms mag je wel flauw zijn, vind ik. Nu is de tijdgeest bijna het andere uiterste natuurlijk. Toon maar je gevoelens, toon maar dat je beledigd bent, toon maar hoeveel pijn je hebt. Dat is een slinger die constant heen en weer slaat.”

Wat is uw grootste angst?

“Het ergste dat mij zou kunnen overkomen, is geliefden verliezen. Dat moment komt nu natuurlijk dichterbij dan dertig jaar geleden. Ik ben redelijk wat met de dood geconfronteerd, maar altijd vanaf een afstand. Ik was verdrietig uit empathie. Ik kan niet zeggen dat ik al door een periode van echte rouw ben gegaan. Wel door een relatiebreuk afscheid moeten nemen, maar dat vind ik dan toch van een andere dimensie dan geconfronteerd worden met verlies door de dood.”

Hoe was uw kindertijd?

“Mijn kindertijd was heel warm, heel liefdevol en met heel veel aandacht. Ik was sociaal gezien een stil kind, dat gepassioneerd was door lezen. Maar vanaf mijn dertiende kwamen de hormonen en o, dat was heftig bij mij. Verliefdheden, uitgaan, muziek maken... Ik was daar mateloos in. Een ding is dat mijn leven pas echt begonnen is op de eerste dag dat ik op kot zat in Gent. Ineens had ik alle vrijheid. Ik ben dat nooit vergeten, dat gevoel.

“Soms houden we reünies met klasgenoten uit het middelbaar. Ik hoor dan velen met nostalgie over die periode praten. Ik snap dat wel, maar ik heb dat zelf nauwelijks. Het echte leven begon pas toen ik het zelf in handen kon nemen. Dat was zo allesoverheersend. Ik voel mij beter als volwassene dan als kind, dat ligt mij meer. Mijn moeder zag dat natuurlijk ook. In een van haar gedichten beschrijft ze dat heel mooi met een beeld van een vogeltje dat enthousiast het nest kan uitvliegen omdat het zich gedragen voelt door sterke handen.”

Waar hebt u spijt van?

“Ik word niet geplaagd door spijt. Ik heb geen talent om mij schuldig te voelen, en ik zeg dat met opgeheven hoofd. Er is van alles waarvan ik spijt zou kunnen hebben, maar daar staat ook altijd heel veel schoonheid tegenover. Het is gelopen zoals het gelopen is. Op dat vlak ben ik geen piekeraar die steeds achteromkijkt. Ik ben al 57 jaar bezig met bijsturen, dus waarom zou ik spijt moeten hebben?”

Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik ben geen koleriek mens. Het enige wat ik kan bedenken is dat je niet op een kalme manier uit elkaar kunt gaan. Dus ja, dat komt er dan allemaal uit en dat zijn tegengestelde belangen, tegengestelde harten die spreken en dat kan heel heftig zijn. Dat is ook de inspiratiebron van mijn professioneel schrijven, altijd geweest. Daar moet ik mijn exen dankbaar voor zijn. (lacht) De onmogelijke liefde, de aflopende liefde, de pijnlijke liefde... Over gelukkige liefde is het potverdikke moeilijk om te schrijven. Dan is er geen conflict, dan is er geen drama, dan is er geen vergeving. Oei, oei, wat nu?” (lacht)

Wat is uw vroegste herinnering?

“Dat weet ik heel goed. Ik ben 3 jaar en lig in een bedje met spijlen. Ik kijk naar het plafond en ontdek mijn stem. (maakt ratelend geluid) Een soort reutelen.” (lacht)

Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Een torero. En later een reproductie van Cristo de San Juan de la Cruz van Salvador Dalí. Een voorstelling van Jezus Christus hangend aan het kruis, van bovenaf gezien. Een heel heftig beeld. Ik herinner het mij nog goed want het heeft daarna ook aan de muur van mijn kot gehangen.”

Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Zodra ik op kot zat, vanaf dag één, heb ik mij in het nachtleven vastgebeten. Tot ik me op mijn 33ste met geweld heb moeten terugtrekken. Stoppen met drinken. Alles of niets. Ik had toen een vriendin, Katrien Verfaillie, pianiste. Zij zei al heel snel: ‘Gast, wa is da me u? Gij zijt nogal ne zuiper, dat is toch nie normaal?’ Boem pats. Ze zette mij gewoon met mijn rug tegen de muur en ik kon niet meer ontsnappen. Ik ben toen door twee heel donkere jaren gegaan. Als drinken je leven beheerst en je moet daarmee stoppen, word je omvergeblazen. Die tentakels laten niet zomaar los.

“Ook voor mijn vriendin was dat heel moeilijk. Eerst had ze een vrolijke gast die veel babbelde, en ineens had ze een kluizenaar. Dat is echt een shock, dat stoppen met drinken. Van die lichamelijke verslaving ben je vrij snel af, maar je bent plots iemand anders. Je identiteit stort in. Je ziet ineens alles nuchter. Dat is echt heftig.”

Waar bent u de laatste tijd dieper over gaan nadenken?

“Als ik naar een voorstelling kijk en ik voel al na tien minuten wat de onderliggende ethische boodschap is, haak ik af. Ik kom dat de laatste tijd te veel tegen. Dat boodschapperige, moraliserende, met een grote wijsvinger. Freek de Jonge was in de jaren 80 al moraliserend, maar wel op een briljante manier. Heel poëtisch, heel suggestief. Daar ben ik altijd grote fan van geweest. Hier bestond dat eigenlijk nauwelijks in cabaret of comedy, terwijl dat nu plots overal zit. Dat mag, maar mij kan het weinig boeien.

“Waar ik het vooral heel moeilijk mee heb, is dat zowel publiek als recensenten dan ook nog eens onbeschaamd een ethische bril opzetten om naar een voorstelling te kijken. Gek vind ik dat. Ik heb dan toch zelf de ouderwetse, verlichte waarde: kunst is vrij. Die staat toch een beetje onder druk, vind ik. Daar zit ik nog het meest met verwondering naar te kijken. Het maakt mij ook ongerust. Als je er als kunstenaar nog maar van verdacht wordt in je privéleven iets uitgespookt te hebben, hoe je dan plots ook met terugwerkende kracht geen goede kunst gemaakt kan hebben. Daar heb ik het lastig mee.”

Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Omdat ik alles met passie doe, heb ik ook mijn plechtige communie met passie gedaan. Ik was de enige gelovige in het gezin. Mijn vader en moeder gingen daar niet in mee. Ik ging dus elke zaterdagavond alleen naar de mis, tot mijn zestiende. Met diezelfde passie ben ik dan met een ongelooflijk grote knal van mijn geloof gevallen en heel anti geworden.”

'Onbedoelde erotiek vind ik het meest erotisch. Een rok die wat omhoog schuift of een bh-bandje dat plots tevoorschijn komt.’Beeld © Stefaan Temmerman

Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Beter en beter. Het lichaam is een mooi menselijk ding, vind ik. Wat mij enorm ontroert zijn mensen die zich vrij voelen in hun lichaam. Mensen die afwijken van de norm door magerder of dikker te zijn en toch losgaan op de dansvloer, bijvoorbeeld. Dat is toch een soort van vrijheid die aanschouwelijk wordt. Je ziet iemand vrij zijn en denken: jullie kunnen allemaal mijn rug op. (lacht)

“Ik ben altijd een ongelooflijke danser geweest. Tot mijn 33ste dus. Tot het moment dat ik stopte met drinken. Sindsdien heb ik nooit meer gedanst. Zelfs op mijn eigen trouwfeest heb ik het maar twee minuten volgehouden. Dat is echt spijtig.

“Is het een kwestie van bekeken worden? Ik weet het niet. Ik stap wel fluitend op een podium, maar dansen? Neen. Hoe gek is dat? Dansen is je echt geven. Dat niveau van ontspanning heb ik in 24 jaar niet meer bereikt. Op ons trouwfeest was dat heel frappant. Het dansgedeelte begon na het fijne gedeelte van de liedjes, de gedichten, de teksten en de speeches en binnen de minuut waren er 150 mensen vol enthousiasme aan het dansen. Ik was bloednuchter.

“Dat zit mij nog altijd in de weg. Gek, hè? Ik heb geprobeerd om het te doorbreken, maar het is niet gelukt. Het heeft iets te maken met lichamelijkheid, maar ik kan er de vinger niet op leggen. Want op het podium heb ik die remming niet. Op het podium dans ik wel. Ik dans zelfs expres slecht op een podium. Dat maakt mij allemaal niet uit. Maar in het echte leven? Jezus Christus.”

Wat vindt u erotisch?

“Net zoals met passie in het leven staan, is ook erotiek een officieel belangrijk ding voor mij. (lacht) Dat komt uit mijn opvoeding, denk ik. Mijn vader en moeder zijn altijd redelijk zichtbaar met erotiek omgegaan. Mijn moeder liep in de zomer in monokini, dat is ondenkbaar nu. En toen we op reis gingen naar Griekenland, hadden we zelfs geen zwembroek bij. (lacht) De tijdgeest is op dat vlak helemaal veranderd. Je denkt dat die evolutie van bevrijding zal voortduren, maar zelfs dat is een slinger. Alles komt terug, zelfs preutsheid. Raar, hè?

“Maar erotiek dus. Onbedoelde erotiek vind ik het meest erotisch. Een rok die wat omhoog schuift of een bh-bandje dat plots tevoorschijn komt.”

Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“In een museum van moderne kunst buiten Kopenhagen. Ineens moest het gebeuren. (lacht) In de vrouwentoiletten van een druk museum. Binnenglippen was één ding, maar daarna moesten we weer naar buiten zien te komen. Toen was het: ‘En nu?’” (lacht)

Hoe zou u willen sterven?

“Op het podium. Dat zou nog wel passen bij het leven dat ik heb geleid. Heb je op YouTube de dood van Tommy Cooper (Britse komiek en goochelaar, 1921-1984, red.) al eens bekeken? Dat is shocking om te zien. Zijn sterfte duurt een minuut of zo. Hij zakt door zijn knieën en valt achterover. Eerst is er hilariteit, maar dan voel je de twijfel komen bij het publiek. Het doek gaat dicht, en zijn schoenen, hij had schoenmaat 52, steken er nog net door. Wat een geweldige dood voor die man. Dat is toch ongelooflijk. Hij was er niet meer en het publiek bleef maar lachen. Wat een eindknal is dat, toch?”

Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Daar kan ik niet tegen. Ik kan niet tegen een nieuwjaarsbrief, dus het zou voor mij een ongelooflijke opgave zijn om dat te doorstaan. Ik hou het echt niet droog. Dat is veel te moeilijk. Als je de moed hebt om dat te organiseren en dus heel bewust je dood in de ogen te kijken en afscheid te nemen en onder ogen te zien dat dit de laatste keer is, de laatste hap die je neemt en dan ben je weg... wow. Hugo Claus. Ik vind dat een reus op dat gebied. Wat een ballen, denk ik dan.”

Welke droom hebt u nog?

“Ik heb geen grote droom meer. Ik voel ook altijd weerstand tegen de boutade dat een mens moet blijven dromen. Als het nog lang mag blijven zoals het nu is, kus ik mijn pollen. Mijn grote droom is om de kleine simpele dingen nog zo lang mogelijk te mogen beleven. Beter kan ik het niet definiëren.”

Raf Walschaerts: ‘Als drinken je leven beheerst en je moet daarmee stoppen, dan word je omvergeblazen’
Beeld © Stefaan Temmerman