Direct naar artikelinhoud
InterviewIran-expert Peyman Jafari

Welke gevolgen hebben de aanhoudende protesten in Iran? ‘Een omwenteling is onvermijdelijk geworden’

In de Iraans-Koerdische stad Marivan komen betogers in confrontatie met de ordediensten. Jafari: ‘De opstand heeft een revolutionair perspectief.’Beeld Frank Wojciechowski, SalamPix/ABACA

De huidige protesten in Iran zijn niet de eerste in het land. Toch is wat nu gebeurt niet eerder voorgekomen, zegt Iran-expert Peyman Jafari. Verschillende bevolkingsgroepen gaan voor hetzelfde doel de straat op. ‘We zitten op een kantelmoment.’

Het protest in Iran was afgelopen week op zijn hevigst. Op diverse plaatsen in het land werden religieuze gebouwen in brand gestoken en in twee Koerdische steden woedde dit weekend een ware straatoorlog. Is er een revolutie gaande in Iran? De Iraans-Nederlandse Peyman Jafari kiest zijn woorden zorgvuldig, als historicus en als kenner van het land dat hij in 1986, als jongetje van 10, met zijn ouders ontvluchtte. Dat was zeven jaar nadat een volksopstand een eind had gemaakt aan de monarchie van sjah Reza Pahlavi. De opstand mondde spoedig uit in de heerschappij van de ayatollahs.

“Ik zie nog geen revolutionaire toestand, wel een opstand met revolutionair perspectief”, zegt Jafari. “Er zijn twee valkuilen: sommigen hebben sinds de Islamitische Revolutie van 1979 bij elke crisis de val van het regime voorspeld. Anderen zien deze protesten als herhaling van die in 2009, die van 2017 en 2018 en die van 2019. Als historicus kijk ik naar verschil én continuïteit. We zitten op een kantelmoment.”

De dood van Mahsa Amini op 16 september bracht jarenlang opgekropte woede tot ontploffing. Woede over corrupte politici, armoede, ongelijkheid en vernedering door de zedenpolitie. De leiders hebben die woede onderschat, constateert Jafari, net als de kloof die is gegroeid tussen het systeem en de samenleving.

“Twee constanten houden het vuurtje brandend: de Koerdische steden en de universiteiten. Beide kennen een traditie van politieke organisatie, met hechte netwerken. Jongeren injecteren energie en creativiteit in de beweging, met nieuwe protestvormen: graffiti, straattheater, gedichten, muziek. In plaats van grote demonstraties zien we protesten op wijkniveau, een soort flashmobs.

“Vanwege alle repressie door het regime wordt teruggegrepen op actievormen van de revolutie van 1979, zoals leuzen roepen vanaf balkons. Ook worden zoals toen veertig dagen na de dood van demonstranten herdenkingen georganiseerd, die leiden tot nieuwe protesten. Dat begon veertig dagen na de dood van Mahsa Amini. Tijdens de Iraanse Revolutie ontstond daardoor een protestcyclus. Bij elke herdenking vielen doden, die veertig dagen later weer herdacht werden.’

Vrouwen centraal

Jafari: “Vrouwenrechten zijn in Iran altijd al aan de orde geweest. Kort na de revolutie protesteerden vrouwen tegen de verplichte hoofddoek. Van de jaren tachtig, toen ik in Iran woonde, herinner ik me de vrouwen in zwarte chador (een bedekkend gewaad, red.). Vanaf de jaren negentig hebben vrouwen in het dagelijks leven afgedwongen dat ze meer vrijheid kregen in de manier waarop ze de hoofddoek dragen.

“De rol van vrouwen maakt het protest anders. Ze doen niet alleen mee, zoals eerder, hun eisen staan echt centraal. Dat vrouwen hun punt als politieke eis naar voren brengen, is cruciaal. Het is historisch een zeldzame opstand waarin vrouwenrechten zo belangrijk zijn. Niet alleen in Iran, maar wereldwijd.

“Het is ook de uitkomst van een stille maatschappelijke omwenteling. Een paradox. De revolutie van 1979 maakte het voor vrouwen uit traditionele gezinnen mogelijk te participeren in het openbare leven. Er kwamen universiteiten, vrouwen gingen studeren en werken, het kindertal werd kleiner, mensen trokken naar de stad. Maar vrouwen liepen ook tegen de muren van discriminatie en ongelijke wetgeving op. Daar willen ze doorheen breken.”

Van protest tot opstand

Iran heeft eerder massale demonstraties gezien, met veel grotere menigten. Toch is wat nu gebeurt uniek, zegt Jafari. Niet alleen de eisen van voorgaande protestgolven komen samen, ook de bevolkingsgroepen, die voorheen ieder voor zich in verzet kwamen.

“Na de revolutie ontstond een broos sociaal contract. Onderwijs en zorg werden uitgebreid naar het platteland, sociale voorzieningen en subsidies verkleinden de ongelijkheid. Anderzijds werden vrije verkiezingen ingeperkt en onafhankelijke organisaties onderdrukt.

“De afgelopen twee decennia is het politieke leven ingeperkt en hebben neoliberale hervormingen als privatisering en flexibilisering van arbeid de ongelijkheid vergroot. Het sociale contract is afgebroken, de maatschappelijke en ideologische basis van het regime is aanzienlijk kleiner geworden.

“Vanaf eind jaren negentig klonk de roep om hervormingen van binnenuit. De burgers gaven hervormers als president Mohammad Khatami een blanco cheque, met de opdracht: los het voor ons op. Dat leidde tot teleurstellingen.

“In de Groene Beweging van 2009 kregen de hervormers dat vertrouwen niet langer. De leus was ‘Waar is onze stem gebleven?’. Dat was druk om echt te hervormen. Ook dat leidde tot teleurstelling. Vervolgens, zo’n tien jaar later, waren er protesten met sociaal-economische eisen. De inflatie was hoog, de arbeidersklasse was verarmd geraakt.

“Op dit ogenblik wordt er verband gelegd tussen de politieke, economische en sociaal-culturele eisen. Neem de leus ‘Vrouwen, leven, vrijheid’. ‘Vrouwen’, dat is sociaal-cultureel. ‘Leven’ staat voor een leven vrij van armoede en ongelijkheid. ‘Vrijheid’ is politiek. Al deze zaken komen nu samen.”

Protesten afgelopen september in Teheran. Peyman Jafari: ‘De rol van vrouwen maakt het protest anders. Ze doen niet alleen mee, zoals eerder, hun eisen staan echt centraal.’Beeld via Reuters

Nieuwe sociale coalitie

Maar net als bij de eisen zien we ook sociaal gezien een samensmelting, zegt Jafari. “In 2009 was het voornamelijk de middenklasse in de grote steden die in opstand kwam. De demonstratie van drie miljoen mensen was in Teheran. In 2017, 2018 en 2019 was het een beweging in kleinere steden. Vooral de lagere klassen waren actief. Zij waren verarmd, velen waren werkloos. Er was geen aansluiting tussen arbeidersklasse en middenklasse.

“Nu zie je nieuwe verbanden. Jongeren uit de middenklasse en uit volksklassen trekken samen op. Dat zie je ook aan de buurten in Teheran waar wordt geprotesteerd, het is niet alleen het centrum. Die coalitie is nog broos, maar heel belangrijk.

“De richting van de beweging is revolutionair. Veel mensen willen het hele systeem omverwerpen. Maar een grijze groep hangt tussen angst en hoop. Zij sympathiseren met de beweging, maar denken: ten koste van wat? Komt er chaos? Die tendensen bestaan naast elkaar, het vloeit in elkaar over.

“Een opstand kan tot revolutie uitgroeien als een groot deel van de bevolking het gevoel krijgt dat een revolutionaire beweging levensvatbaar is. Dat gebeurt als meer mensen zich aansluiten en de elite gaat afbrokkelen, zoals in 1978.

“Maar de monarchie die toen ten val kwam, rustte op een kleine kliek rond de sjah. De Islamitische Republiek heeft een veel grotere elite gecreëerd, niet alleen een groepje rond Opperste Leider Ali Khamenei. Er is een brede laag van bureaucratie. Je hebt de Revolutionaire Garde, staatsbedrijven, semistaatsbedrijven. Die hebben allemaal veel te verliezen. En ze kunnen nergens heen. Ze zullen zich tot het einde verzetten.

Marathon

“Het regime heeft nog een significante minderheid achter zich die bereid is tot actie. Op universiteiten organiseren de Basij-milities tegendemonstraties. In diverse steden gingen duizenden mensen de straat op om het regime te steunen.

“Een omwenteling zal daarom niet snel gaan, maar is onvermijdelijk geworden. De vraag is alleen wanneer en hoe. Het wordt een marathon, met ups en downs, een lange strijd waarbij de beweging leert en haar eigen leiders creëert. Dat is een ander verschil met 1979. Toen had je ayatollah Khomeini, en links en de liberalen waren georganiseerd.

“Het cynische is: vanuit het regime gezien is de repressie nog beheerst. We zien nu alleen politie en de Basij op straat. De Revolutionaire Garde blijft grotendeels binnen en er zijn nog geen tanks op straat. Het kan dus nog erger worden, als de protesten doorgaan.

Iraniërs rouwen om doodgeschoten demonstranten in de provincie Khoezistan.Beeld AFP

“Het regime vertoont misschien wat scheurtjes in de marge, maar de harde kern is eensgezind. De Revolutionaire Garde staat pal achter het regime. Ik vermoed dat ze wel concessies gaan doen, maar niet zolang er gedemonstreerd wordt. Ze willen de demonstranten niet belonen. Pas als ze denken de boel onder controle te hebben, komen er concessies, zoals over de kledingvoorschriften. Een deel van de elite beseft dat het op langere termijn zo niet kan doorgaan.

“Het hoofd van de Hoge Raad van de Culturele Revolutie zei bijvoorbeeld: ‘Onze regels zeggen niets over de zedenpolitie.’ Dat zou betekenen dat de controle op kleding versoepeld kan worden. De Organisatie van de Islamitische Erfenis publiceerde een rapport over de verplichte hijab. De conclusie was dat de meningen van islamitische geleerden uiteenlopen. Er is kennelijk debat.

Vier mogelijke scenario’s volgens Jafari

1. “De protestbeweging wint. Dat de betogingen met ups en downs doorgaan, ondermijnt de geloofwaardigheid van de staat. De aantallen betogers nemen toe tot een kritische massa van honderdduizenden. Er ontstaan scheuren in het regime, elementen van de veiligheidstroepen weigeren dienst. Mogelijk komt er een algemene staking. Zo kan een democratisch alternatief ontstaan.”

2. “Het regime verzwakt of stort in, maar de volksbeweging is niet krachtig genoeg om een alternatief te bieden. Een machtsevenwicht of machtsvacuüm kan uitmonden in langdurige chaos, zoals in Venezuela, en zelfs burgeroorlog.”

3. “Als de staat echt in gevaar komt, kan de Revolutionaire Garde de macht overnemen. Militairen met economische belangen kunnen politieke leiders opofferen, zie Egypte in 2011. Ze kunnen hervormingen doorvoeren, zoals het versoepelen van de kledingregels, maar ze zullen hun eigen belangen beschermen en een autoritair systeem in stand houden.”

4. “Het regime wint. Het slaat de protesten neer, al dan niet met concessies. Wel zal het protest na enige tijd weer oplaaien, want de grieven blijven bestaan. Hoe dan ook reageert de bevolking sceptisch op beloften van hervorming. Daar is al eerder over gesproken, maar er kwam nooit iets van terecht. Het wachten is dan op de volgende opstand.”

Arbeiders nog afzijdig

“Onder de arbeiders is veel sympathie, dat is positief. Er zijn enkele stakingen geweest, onder andere van de bazaari’s, de marktkooplieden, en oliewerkers. Een massastaking is nog uitgebleven. Dat zou echt een gamechanger zijn. Het zou de repressie bemoeilijken, de veiligheidstroepen kunnen niet op honderden ondernemingen tegelijk afgaan. Het zou de levensvatbaarheid van de revolutie aantonen.

“Door de economische malaise kunnen veel arbeiders zich geen verlies van inkomen permitteren, anderen vragen zich af of een radicale ommezwaai hun toestand zal verbeteren of zal eindigen in chaos. De protestbeweging moet een programma omarmen voor sociale rechtvaardigheid. Door privatisering zijn onderwijs en gezondheidszorg voor velen onbetaalbaar geworden. De kloof tussen arm en rijk is gegroeid. Zo’n sociaal programma maakt de arbeiders duidelijk dat het er niet om gaat de islamitische elite te vervangen door een seculiere.

“Maar er zijn obstakels voor een massastaking, zoals het niveau van organisatie. Na de revolutie van 1979 werden de onafhankelijke vakbonden ontbonden. Wel zijn de afgelopen twintig jaar informele bonden opgekomen, zoals die van leraren, buschauffeurs in Teheran, arbeiders in suikerfabrieken en oliewerkers. Maar de staat frustreert elke vorm van nationale organisatie.

“Ten tweede hebben we een neoliberale aanval op de werkende klasse gezien, met outsourcing, privatisering en flexibilisering. De arbeiders zijn gefragmenteerd. De stakende oliearbeiders hebben bijvoorbeeld tijdelijke contracten, degenen in vaste dienst deden niet mee. Maar als het protest doorgaat, kunnen deze obstakels worden overwonnen. Organisatie op buurtniveau kan bewoners en arbeiders samenbrengen, bijvoorbeeld door het organiseren van stakingskassen.”

Peyman Jafari 

Peyman Jafari (46) is een Iraans-Nederlandse historicus, die aan de Universiteit Leiden promoveerde op een onderzoek naar de Iraanse arbeidersbeweging. Hij doceerde aan de Universiteit van Amsterdam en aan de Amerikaanse universiteit Princeton. Hij is verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en universiteit William & Mary in de VS. Hij schreef Het andere Iran: van de revolutie tot vandaag (2009).