Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBoerentoren

Waarom de renovatie van erfgoed vaak een gevoelige snaar raakt: ‘Vorige week lag niemand wakker van de Boerentoren’

De Pools-Joodse architect stelde deze week zijn nieuwe ontwerp voor de Boerentoren voor.Beeld © Stefaan Temmerman

Behouden of veranderen, de discussie over erfgoed is zo oud als de Franse Revolutie. Toch toont de scherpe polemiek rond de Boerentoren dat we steeds vaker op eieren lopen. Hoe komt dat?

“Had je Antwerpenaren vorige week naar hun mening over de Boerentoren gevraagd, dan zouden er velen de schouders hebben opgehaald”, zegt professor architectuurgeschiedenis Sven Sterken (KU Leuven). Het is steeds hetzelfde als het over onze bebouwde omgeving gaat. “Ze is altijd daar. Als gevolg van die alledaagsheid schieten we pas wakker als er plots iets verandert.”

In dit geval een geplande verandering. Het minste wat je kunt zeggen van de radicale facelift die Fernand Huts op tafel legt voor ‘zijn’ Boerentoren is dat het ontwerp iets losharkte. Terwijl de Vlaamse (ex-)bouwmeesters steigerden bij het ‘kladje’ van spektakelarchitect Daniel Libeskind, kleurde de publieke opinie helemaal zwart-wit. Zijn de plannen ambitieus of lasterlijk? En vooral: mooi of lelijk? Plots was niet alleen iedereen bondscoach, maar ook architect.

Het is niet de eerste keer dat erfgoed beroert. In recente jaren hebben ook de renovatie van Het Steen in Antwerpen of het Gravensteen in Gent hevig protest losgeweekt bij burgers. De context is moeilijk te vergelijken, maar het lijkt alsof er een gevoelige snaar is geraakt.

Het Gravensteen in Gent.Beeld Wannes Nimmegeers

Soloslim

Dat erfgoed polemisch kan zijn, valt nochtans bezwaarlijk nieuw te noemen. Al sinds de nasleep van de Franse Revolutie is het voer voor discussie, zegt Bie Plevoets (UHasselt), expert in architecturaal erfgoed. “Behouden we iets het best door er een nieuwe functie aan te geven? Of hebben huidige generaties geen recht om het verleden te veranderen, maar enkel de plicht om zo goed mogelijk te bewaren?”

Niet elke restauratie of herbestemming is daarom een schokgolf. Op het eerste gezicht lijkt er een lineair verband: hoe braver het ontwerp, hoe geruislozer de ontvangst. Hoe radicaler, hoe forser. “Toch zijn er ook gebouwen waar grote ingrepen geen deining veroorzaken”, zegt Plevoets, verwijzend naar C-Mine in Genk of het Predikherenklooster in Mechelen. “Ook het Havenhuis is een iconische ingreep, die vlot werd geaccepteerd.”

De Genkse C-Mine.Beeld Getty Images/iStockphoto

Zeker bij het brede publiek overvleugelt de visuele identiteit het historische karakter. De roem van de Boerentoren als ‘eerste Europese wolkenkrabber’ of ‘art-decotempel’ is enkel een argument van architecten. Het brede publiek hecht volgens onderzoek van Plevoets er vooral belang aan omwille van twee redenen: ze komen er elke dag voorbij en ze gebruiken het gebouw.

“Erfgoed maakt deel uit van het collectieve geheugen, en de Boerentoren is dan het Mexico ‘86 van een generatie”, zegt Lorenzo Van Tornhaut (VT-Invest Group/KU Leuven). Net zoals Plevoets stelt hij dat architectuur – veel meer dan mooi of lelijk – in wezen vooral een “kristallisatie van de maatschappij” is. Het toont wat er leeft, zowel op politiek als sociaal-economisch vlak.

In die zin lijkt er een sterke mismatch in dit verhaal: de Boerentoren wordt verpakt als een ‘publiek geschenk’, terwijl Fernand Huts vooral soloslim speelt. En de Dubai-flair van het gebouw strookt ook al niet met het onzekere tijdsgewricht.

“We zijn het in Vlaanderen niet gewend dat één iemand eigenaar is van zo’n zichtbaar gebouw”, zegt Sven Sterken. In feite is het Huts’ “volste recht” om er iets mee te doen, maar één cruciale stap kun je daarbij niet overslaan: het draagvlak.

“Een architect vertrekt vanuit een opdrachtdefinitie, die door de bouwheer wordt vastgelegd. Maar Huts heeft die opdracht met niemand doorgesproken”, zegt Van Tornhaut. Niet met politici, niet met bevoegde diensten. “En zeker niet met de Antwerpenaar.”

Die laatste is steeds mondiger, steeds beter geïnformeerd. Als projectontwikkelaar weet Van Tornhaut: een project moet niet enkel vergunbaar, maar vooral gunbaar zijn als je het vlot wilt realiseren. Dat is wellicht de grote shift, die zich in sneltempo ontplooit.

In 2012 zei toenmalig Vlaams bouwmeester Bob Van Reeth nog het volgende over publieke weerstand, toen de Gentse Stadshal er kwam: “Soms moet je de moed hebben bewust niet naar die stem te luisteren.”

Hoewel die stem belangrijk is, mogen we ook niet te kortzichtig zijn, zegt Sterken. “Wie zijn vandaag de Antwerpenaren? Misschien wonen die er binnen tien jaar niet meer.”

“We hebben op dit moment ook nog geen goed zicht op hoe het gebouw gebruikt zal worden”, zegt Plevoets, die stelt dat architectuur sowieso eerst “omarmd en geleefd moet worden” vooraleer er een definitief oordeel wordt geveld. Daar is de Gentse Stadshal een mooi voorbeeld van. Ook Het Steen kreeg onlangs de Onroerend­erfgoedprijs 2022 van de jury.

De Gentse stadshal.Beeld Photo News

Water bij de wijn

Dat blijft een moeilijk verhaal: wie voor een radicaal nieuw kapsel gaat, moet – als het tegenvalt – gewoon een paar maanden uitzweten. Een nieuw gebouw in de steigers zetten is voor de komende honderd jaar. Dat doe je beter toch niet onbesuisd.

In die zin zegt Sterken dat er wellicht ook enige sluwheid in het spel is. Als je eerst de radicaalst mogelijke positie inneemt, zoals Huts nu doet, kun je elke stap richting een realistischer of gematigder ontwerp als ‘water bij de wijn’ framen.

“Het publieke opdrachtgeverschap in Vlaanderen rijdt de laatste jaren een sterk parcours wat betreft stedelijkheid en duurzaamheid. Vroeger stapten wij in busjes om gebouwen in Zwitserland te gaan bewonderen, nu zien we de omgekeerde bedevaart”, zegt Sterken. “Daar zou een grote private bouwheer toch een voorbeeld aan mogen nemen.”