Direct naar artikelinhoud
InterviewPleegouders

‘Toen een bezoek met de ouders niet doorging, pakten de zusjes elkaars hand: we zitten in hetzelfde schuitje’: verhalen van pleegouders

Pleegouders over hun vreugde en verdriet.Beeld Aurélie Geurts

Steevast wachten in Vlaanderen duizend kinderen op een pleeggezin. De kinderen veranderen, hun profielen niet. Wie zijn zij? Wij spraken met pleegouders die het wél aandurfden deze kinderen een nieuwe thuis te geven. ‘Wij zijn mensen met een hoek af.’

U zag ze de afgelopen week misschien ook wel passeren: de affiches waarin Pleegzorg Vlaanderen vraagt of u geen plekje meer vrij hebt in uw gezin voor een pleegkind. De vrolijke tekeningen van illustra­trice Eva Mouton staan in schril contrast met de boodschap, want die is allerminst om blij van te worden: er staan vandaag meer dan duizend kinderen en jongeren op een wachtlijst voor een warme thuis.

Vooral als je ook nog weet: dat is al vele jaren zo. Het aantal fluctueert wel wat van jaar tot jaar, maar heel veel lager dan 900 zakt het nooit. In gedachten zie je ze zo voor je: een hele school aan kinderen. Gezichten erop plakken gaat uiteraard niet. Maar een duidelijk zicht op de profielen, dat heeft Pleegzorg Vlaanderen wel.

De duizend kinderen die op de wachtlijst staan, passen zo goed als allemaal in een of meerdere van volgende hokjes. Het zijn ­baby’s of peuters, jonger dan twee. Of het zijn pubers. Of meerdere broers en zussen die samen een plek zoeken. Kinderen met een beperking. Niet-begeleide minderjarige vluchtelingen.Stuk voor stuk kinderen die intense zorg vragen dus.

Iedereen kan zich wel een beetje voorstellen wat de komst van een pasgeborene doet met het microklimaat binnen een huishouden. Idem voor een puber die helemaal klaar is om los te breken – en dan nog eentje met wie je nog geen twaalf jaar of meer aan gemeenschappelijke geschiedenis deelt. Zorgen voor kinderen met een beperking is al helemaal niet evident, de rugzak van een minderjarige vluchteling is sowieso te groot om te dragen door een puber alleen. Maar zal hij de draaglast van je eigen gezin ook niet te boven gaan? En wat met de andere cultuur waarmee je dan ook rekening moet houden? Dat het al helemaal niet simpel is om meer dan één kind tegelijk te verwelkomen, spreekt ook al voor zich.

Loop het lijstje af en je hebt al bijna de neiging om te knikken: je snapt dat het niet zo simpel is. En toch: er groeiden nooit meer kinderen op in pleeggezinnen dan vandaag, én de aangroei van het aantal pleegzorgers was nog nooit zo groot als nu.

Daphne, Jeroen en hun pleegdochtertje. ‘Hoe kleiner een kindje is, hoe groter de angst dat het ooit nog naar huis zal terugkeren.’Beeld Aurélie Geurts

Bij de laatste telling, op 31 december 2021, verbleven 8.643 kinderen en jongeren in een pleeggezin. In het hele vorige jaar kwamen er net geen 2.000 gezinnen luisteren naar een infoavond van Pleegzorg Vlaanderen, begonnen 632 gezinnen aan de screening en kwamen er 358 ook echt terecht in de pleegzorgpoule. Ter vergelijking: in 2020 waren dat er 273. In 2017 zelfs nog maar 198.

Plots is die wachtlijst van duizend kinderen weer heel lang. Hoe kan dat toch? “Omdat je die twee lijsten niet één op één aan elkaar kunt koppelen, helaas”, verklaart woordvoerder Jan Brocatus van Pleegzorg Vlaanderen. “Bij iedere screening kiezen kandidaat-pleegzorgers welke vorm van pleegzorg ze zien zitten. Is dat ondersteunende opvang, in weekends en vakanties, is dat eerder langdurige opvang, of willen ze aan crisisopvang doen, waarbij een kind doorgaans maar enkele weken, of maximaal ­enkele maanden blijft?”

Daarnaast bekijkt de pleegzorgdienst met deze gezinnen ook welk profiel ze kunnen opvangen. Dat gaat redelijk ver: een kandidaat-pleeggezin kan aangeven of het rekening wil en kan houden met kinderen met een ander geloof, met specifieke eetgewoonten, welke problematieken de ouders mogen hebben, en zelfs of ze zich het best zien matchen met een introverte creatieveling dan pakweg met een extraverte wildebras. Dat moet dan overeenstemmen met de kinderen die een thuis zoeken: hoe beter de match wordt gemaakt, hoe groter de kans is dat de pleegplaatsing een ­succes wordt.

Tegenover die lange wachtlijst staat dat voor heel wat kinderen ook snel een thuis wordt gevonden. Dat zijn, vertelt Brocatus, grosso modo kinderen tussen 2 en 11 jaar oud, zonder (vermoeden van) beperking en waar maar één bed voor gezocht moet worden: ze brengen geen broers of zussen mee. “Maar dat wil dus niet zeggen dat we nu alleen nog op zoek zijn naar kandidaten voor de moeilijker te plaatsen doelgroepen”, zegt Brocatus. “Ook voor alle ­andere profielen blijft de vraag naar pleegzorg stijgen.”

Daar is – behalve dat je een natuurlijke uitstroom van pleeggezinnen hebt – een goede reden voor. Sinds enkele jaren heeft de Vlaamse overheid als devies: pleegzorg is de eerste te overwegen optie als jonge kinderen niet thuis kunnen blijven. Dat maakt dat de vraag naar pleeggezinnen ook enorm gestegen is.

Hechtingsproblemen

In afwachting van een plek blijven de kinderen op de wachtlijst soms nog thuis, wanneer de situatie veilig wordt geacht. Veel vaker zitten ze voorlopig in crisispleeggezinnen, in de jeugdhulpverlening of in het geval van niet-begeleide minderjarigen in asielcentra of andere specifieke opvangvoorzieningen.

Hoe belangrijk het is voor een kind om snel naar een pleeggezin te kunnen verhuizen, illustreert het verhaal van Noah* (10). Enkele jaren stond hij op de wachtlijst voor een pleeggezin. Er werd uiteindelijk een pleeggezin gevonden, maar tot een plaatsing kwam het niet. De ouders van Noah verzetten zich zo fel tegen een verhuizing naar een ander gezin, dat het pleeggezin afhaakte. Ondertussen is Noah van de lijst afgehaald. Zijn hechtingsvermogen is zo verstoord, door een moeilijke thuissituatie en verblijf in een leefgroep, dat aarden in een gezin moeilijk wordt.

Hanne Van Broeckhoven is teamcoach bij centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) De Monding in Antwerpen, en vindt het verhaal erg herkenbaar. “Sommige kinderen dragen zelfs al voor hun twaalfde al zo veel ballast met zich mee, hebben al in zo veel leefgroepen vertoefd, zo veel woonplekken gehad en zo veel begeleiders zien passeren, dat ze een gezin als te beklemmend ervaren. En ze kunnen de liefde in een gezin niet meer aan. Ze slagen er niet meer in om zich te hechten, door alles wat ze al hebben meegemaakt. Ze zijn ervan doordrongen: binnen dit en een halfjaar verdwijn jij wellicht ook weer uit mijn leven.”

Zo is er ook Lina*, een meisje van 14. Na jaren in verschillende residentiële voorzieningen van jeugdzorg te hebben gewoond, was er voor haar een pleeggezin gevonden. Maar al snel bleek dat voor haar niet te werken. Omgaan met zo veel warmte, dat kon ze niet meer. Ze keerde terug naar de bijzondere jeugdzorg.

Voor Noah en Lina kwam pleegzorg dus in feite te laat. “Pas op, voor sommige kinderen en hun gezin is een verblijf in een residentie van jeugdzorg een betere keuze dan pleegzorg”, zegt Karen Meeusen. Zij is pedagogisch coördinator van CKG Dennenhuis in Kapellen, waar een twintigtal kinderen tussen 0 en 12 jaar verblijven.

“Soms past een residentiële omgeving met de intensieve ondersteuning van een multidisciplinair team het beste bij een kind en zijn gezin.Maar voor de meesten geldt heel zeker dat ze veel beter af zijn bij een pleeggezin. Hoe hard ik jeugdzorg ook heb zien veranderen in de zeventien jaar dat ik erin werk, van een echt instituut naar een warm klimaat: we kunnen nooit een gezin vervangen. Ook al zien we samen tv kijken met de kinderen en hen meenemen naar de winkel nu ook als een onderdeel van ons werk, de kinderen worden elke avond door een andere begeleider in bed gelegd.

Dat de tijd dat ze daar verblijven best zo kort mogelijk is, spreekt voor Van Broeckhoven voor zich. “Het feit dat Vlaanderen ernaar streeft om kinderen zo kort mogelijk residentieel te laten verblijven, maakt duidelijk dat we ons bewust zijn van de impact die een scheiding van de ouders en het verblijf in een leefgroep heeft op de verdere emotionele en sociale ontwikkeling.” (www.pleegzorg.be. De namen zijn om privacyredenen veranderd.)

Daphne De Man, pleegouder van een meisje van 15 maanden: ‘Ik begrijp waarom het mensen afschrikt’

Jeroen en Daphne.Beeld Aurélie Geurts

Daphne De Man (27) uit Zemst is samen met haar man Jeroen Vandamme sinds juni 2022 pleegouder van een baby van 15 maanden.

“Een jong koppel van 27, zonder eigen kinderen, dat bewust voor pleegzorg kiest: wij zijn misschien een eerder atypisch pleeggezin, ja. We hadden een grote kinderwens, maar niet per se de biologische drang dat het ook een kindje van ons samen moest zijn. Ik heb veel vrijwilligerswerk gedaan, ook in de bijzondere jeugdzorg, en het heeft me altijd verscheurd hoe er in zo’n rijk westers land zoveel kinderen in de kou kunnen staan. Dus voor ons was pleegzorg een heel logische stap.

“We hebben ons specifiek ingeschreven voor de langdurige zorg voor een kindje tussen 0 en 3 jaar. Oorspronkelijk hadden we 0 tot 6 jaar in ons hoofd, maar dan kom je op de infosessies en besef je dat hoe ouder een kind is, hoe groter de rugzak ook wordt. En aangezien wij nog geen ervaring hadden als ouder, leek het ons de verstandigste keuze voor ons gezin om mee te groeien met het kind.

“Het lijkt misschien logisch dat je een zo klein mogelijk kindje wil opvangen. Wij hadden toen ook echt niet het idee dat dat een moeilijke groep is om te kunnen plaatsen, integendeel. Maar ik begrijp ook wel waarom het mensen misschien juist afschrikt. Hoe kleiner een kindje is, hoe groter de angst misschien is dat het ooit nog naar huis zal terugkeren. Bovendien heb je bij kleine kindjes niet altijd al een goed zicht op eventuele ontwikkelingsachterstanden of andere problematieken. En natuurlijk is de zorg voor een klein kindje erg intensief. Niet alleen door de gebroken nachten en hun rigide dagschema. Terwijl je grotere kinderen in het begin misschien vooral ruimte moet geven, hebben kleintjes juist heel veel nabijheid nodig. Dat is intens.

“Haar biologische familie heeft het momenteel nog erg moeilijk met het feit dat hun dochter in pleegzorg zit. De bezoekjes worden daarom ook altijd begeleid door pleegzorg, wij hebben hen nog niet ontmoet. Ik begrijp dat, we willen hun ook alle ruimte geven om aan de situatie te wennen. Je kind naar een ander gezin zien verhuizen, dat is vreselijk zwaar. Maar we hopen wel dat we daar ooit verandering in zullen kunnen brengen, en dat onze pleegdochter weet: mijn twee families zien mij graag, en het is oké zo.”

Kim Van Steen, pleegouder van een Oekraïens meisje (17): ‘Dat sommige jongeren nergens terechtkunnen, wringt bij mij’

Kim: ‘Ze kwam in België aan en direct werd haar verblijf gefikst. Ik zou dat gevoel van urgentie willen zien voor elke minderjarige.’Beeld Aurélie Geurts

Kim Van Steen (44) uit Hoboken heeft samen met haar man Dirk Domen drie tieners (17, 15 en 11) en een volwassen pluszoon (25). Sinds augustus 2022 is ze pleegouder van een niet-begeleide minderjarige vluchtelinge (17) uit Oekraïne.

“Ik ben directeur van een CLB. In mijn job word ik elke dag geconfronteerd met kinderen en jongeren die wachten op steun of hulp. Pyschisch en medisch, maar ook voor jeugdhulp. Toen de oorlog in Oekraïne losbarstte en er een oproep kwam voor pleeggezinnen voor minderjarige vluchtelingen, vond ik dat we privé ook niet meer aan de kant konden blijven staan. Mijn gezin was het daarmee eens. We opteerden bewust voor een tiener, omdat ik weet hoe moeilijk het is om oplossingen te vinden voor pubers.

“We hadden eerder al wel over reguliere pleegzorg nagedacht, maar daarvoor zijn we niet klaar. Een kind van hier opvangen impliceert ook dat je zijn familiale context erbij neemt, de problemen die daarbij horen en het contact met de ouders. Dat zou voor ons, op dit moment, een te grote belasting zijn.

“Een niet-begeleide minderjarige vluchteling opvangen, dat is een totaal ander uitgangspunt. Er is geen externe partij die onze pleegdochter aan ons heeft toegewezen tegen de zin van haar ouders in: ze is door haar mama naar België gestuurd omdat ze hier veiliger zou zijn, het is een pure daad van liefde.

“Hoewel we ons aangemeld hebben naar aanleiding van de oorlog, wilden we zeker niet per se een jongere uit Oekraïne. Het had ook een jongen uit Afghanistan mogen zijn. Eerlijk: ik was eerst zelfs wat teleurgesteld, ik vond haar rugzak niet zwaar genoeg. Als ik daarop terugkijk, vind ik dat nu wel misplaatst. Intussen is wel duidelijk hoe groot de dagelijkse last is die zij draagt, en hoe moedig en veerkrachtig ze is om elke dag met een glimlach te starten.

“Dat neemt niet weg dat ik in mijn werk geregeld geconfronteerd word met jongeren die hier helemaal alleen zijn, analfabeet zijn, al maanden tot jaren zitten te wachten in een post van het Rode Kruis zonder enige vorm van warmte. En niemand meldt zich voor hen aan, nergens kunnen zij terecht. Onze pleegdochter is in België aangekomen en onmiddellijk werd haar verblijf gefikst. Dat wringt echt bij mij. Ik zou dat gevoel van hoogdringendheid willen zien voor elke minderjarige.

“Los daarvan blijkt zij voor ons een perfecte match. Met onze dochter van 17 was het in het begin even zoeken, maar met de jongens was er meteen een klik. Intussen is er heel veel wederzijdse liefde. Ze is hier nog maar sinds augustus, maar ze is een van ons.”

Katrien Kúti, pleegouder van twee zusjes van 11 en 13: ‘We hebben geen recht op ouderschapsverlof, dat maakte me boos’

Katrien en haar pleegdochter: 'Toen een bezoekmoment met de ouders niet doorging, pakten de zusjes, toen 2 en 3, elkaars hand: oké, we zijn samen, we zitten in hetzelfde schuitje.'Beeld Aurélie Geurts

Katrien Kúti (46) uit Zoersel is samen met haar partner Sandra al tien jaar pleegmoeder van twee zussen van 13 en bijna 12.

“In april hebben we ons tienjarig jubileum gevierd. Onze pleegdochters waren 2 jaar en 7 maanden en 14 maanden oud toen ze hier kwamen wonen. We dachten toen dat het voor maximaal vijf jaar zou zijn, maar kijk... De kans wordt ondertussen kleiner dat ze nog naar hun biologische ouders terugkeren, maar het kan natuurlijk wel altijd. En dan zal dat heel veel pijn doen. Maar goed, met eigen kinderen heb je ook geen garantie op een happily ever after.

“De twee zussen zijn samen bij ons geplaatst. Daar zijn grote voordelen aan. Om te beginnen was ons gezin in één klap compleet. We moeten ook met slechts één context rekening houden, want ze hebben dezelfde ouders. Bezoeken gaan dus voor de twee kinderen samen door. En nog een enorm voordeel: hoewel de meisjes elkaar soms levend zouden kunnen opeten − zoals zussen zijn − hebben ze ook erg veel aan elkaar.

“Er is een moment van lang geleden, ze waren amper 2 en 3, dat ik nooit zal vergeten: hun ouders hadden verstek laten gaan voor een bezoekmoment en dan zijn wij, bij wijze van uitstapje, naar Ikea gereden. En ik zie nog zo hoe ontredderd en tegelijk gelaten de kinderen waren, en hoe de oudste het handje van de jongste vastnam. Alsof ze wilde zeggen: oké, wij zijn samen, we zitten in hetzelfde schuitje.

“Zouden we er opnieuw aan beginnen? Voor de kinderen: meteen. Maar voor onszelf? Natuurlijk is het een enorme verrijking en hebben de meisjes ons ontzettend veel geluk gebracht. Het overgrote deel van de tijd zijn wij een compleet doorsneegezin. Maar de momenten dat je voelt dat je een pleeggezin bent, zijn echt pittig. Zeker wanneer de kinderen beginnen te beseffen dat hun verblijf tijdelijk kan zijn.

“Wij hadden ook specifiek gekozen voor zo jong mogelijke kindjes bij de start, in de naïeve veronderstelling dat hun rugzakje dan nog niet zo groot kon zijn. Maar ook al hebben kinderen geen actieve herinneringen aan wat er gebeurd is, dat zit in hun systeem. Dat vraagt veel zorg en aandacht, en als je dan weet dat pleegouders nog steeds geen recht hebben op ouderschapsverlof, dan kan me dat echt boos maken. Juist wij zouden dat écht kunnen gebruiken. Ook de kinderen zouden daar veel aan hebben gehad.

“Ik kan daarom niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het daarom is om als pleeggezin je grenzen te stellen. Jij bent de spil. Als jij het niet meer trekt, stort de hele toren in elkaar.”

Hilde Wauters, pleegouder van zeven kinderen tussen 8 en 22: ‘Wie ze onder onze deur schuiven, daar zorgen we voor’

Hilde en Dirk: 'Ik mag het zo eigenlijk niet zeggen, want natuurlijk is het officieel zo niet, maar het zijn mijn kinderen. Allemaal.'Beeld Aurélie Geurts

Hilde Wauters (58) uit Merelbeke heeft samen met haar man Dirk Vermeers drie volwassen kinderen en twee adoptiekinderen met down, en ze vangt al dertig jaar pleegkinderen op. Vandaag zijn er dat nog zeven tussen de 8 en 22 jaar, van wie er een het huis uit is, en van wie er vier een beperking hebben.

“Ik moet me vaak verantwoorden. Ik begrijp ook perfect dat het afschrikt, zorgen voor kinderen met een beperking. Als dat zo is, moet je er zeker niet aan beginnen. Het vraagt oneindig veel liefde en geduld, en is ontzettend intens. Een ander kind wordt ooit zelfstandig, kinderen met een beperking mogelijk nooit.

“Ik ga nooit zeggen: pleegzorg, dat moet je zeker doen! Geef toe, pleegzorgers, dat zijn allemaal mensen met een hoek af. Het is niet voor iedereen weggelegd.

“Waarom voor ons wel? Ik ben zo opgegroeid. Mijn grootouders vingen tijdens de oorlog al kinderen op die thuis geen eten hadden. Mijn moeder zorgde als onthaalouder ook voor kinderen met een beperking en wij, de kinderen, hielpen mee. Ik ben daarvan doordrongen: je zorgt voor wie het minder heeft, punt. En kinderen met een beperking, van hen weet je dat ze op een ander nog minder kansen hebben. Dus ik heb me altijd per se voor hen willen inzetten.

“Ik mag het zo niet zeggen, want natuurlijk is het officieel zo niet, maar het zijn mijn kinderen. Allemaal. De liefde die je voor hen voelt, alles wat je voor hen doet, dat is precies hetzelfde als voor je eigen kinderen. Ik zal zelfs meer zeggen: toen mijn oudste pleegzoon het huis uitging, heb ik daar meer van afgezien dan toen mijn eigen kinderen uitvlogen.

“Onze drie kinderen hebben zeker moeten inboeten door al die andere kinderen in huis. Aan tijd, om te beginnen. Maar ze zijn daardoor ontzettend zelfstandige mensen geworden die op een prachtige manier in het leven staan. Onze oudste dochter heeft zelf ook heel bewust voor pleegzorg gekozen. Onze oudste zoon en onze oudste pleegzoon zijn trouwens twee handen op één buik. Ze werken ook professioneel samen en beschouwen elkaar als volle broers.

“Ik zeg altijd: wie ze onder onze deur schuiven, daar zorgen we voor en die zien we graag. Mocht mijn gezondheid het toelaten, dan zou ik wellicht nog kinderen verwelkomen, ook al ben ik ondertussen vier keer grootmoeder. Ik ben dertig jaar geleden aan pleegzorg begonnen met het idee: als we nu allemaal ons best eens doen, dan staat er over twintig jaar geen kind meer in de kou. Dat de wachtlijst ondertussen drie keer zo lang is als toen, dat breekt mijn hart.”