Direct naar artikelinhoud
AnalyseEconomie

‘Wetstraat, we have a problem’: zo is België er momenteel echt aan toe

‘Wetstraat, we have a problem’: zo is België er momenteel echt aan toe
Beeld Jill Heesbeen

We hebben niet genoeg windmolens, en mensen die werken. De ziektepreventie schiet tekort, de staatsschuld is torenhoog. Op basis van 65 indicatoren en vergeleken met de rest van Europa moet je zeggen: België kraakt in zijn voegen. ‘Hoeveel oranje en rode lichten moeten we krijgen om de urgentie te begrijpen?’

Gebuisd

Werkzaamheidsgraad

Beginnen doen we met het slechtste nieuws. Liefst 12,3 procent van de Belgen, of een op acht, leeft in een gezin met een lage werk­intensiteit, waar het aantal gewerkte uren onder de 20 procent van het maximum ligt. Daarmee stond België voor de coronacrisis op de laatste plaats van alle EU-landen. In Nederland bedraagt dit cijfer 8,6 procent. Er is wel een groot verschil tussen de regio’s, met 22,2 procent in Brussel, 16,5 procent in Wallonië en 6,9 procent in Vlaanderen. En de situatie verbetert wel: in 2015 ging het nog over 15 procent.

Daarmee samenhangend ligt ook onze werkgelegenheidsgraad – het aantal mensen tussen 20 en 64 jaar die aan het werk zijn – met 70,2 procent veel te laag, we staan pas 22ste. Nederland spant hier de kroon met 81,7 procent, en Duitsland scoort ook met 79,6 procent. Zuid-Europese landen als Italië, Griekenland en Spanje doen het nog slechter dan België.

Het is een ­belangrijke verklaring waarom het voor die landen – en ook voor ons – moeilijk is om een begroting in evenwicht rond te krijgen. Hoe meer mensen aan het werk, hoe meer inkomsten voor de overheid en hoe minder uit­keringen er moeten worden betaald. Met een werkloosheidsgraad van 6,3 procent zitten we nochtans in het midden van het peloton, maar het is vooral de niet-beroepsactieve bevolking die bij ons een groot aandeel inneemt: mensen die niet op zoek zijn naar werk, zoals huismoeders, huisvaders en langdurig zieken.

“Symptomatisch is de situatie van migranten, die zeer moeilijk geactiveerd raken op de Belgische arbeidsmarkt”, zegt arbeidseconoom Stijn Baert (UGent). “Voor niet-EU-­migranten kregen we België zelfs niet op de grafiek gezet, zover sprong het uit de band. Dat ligt aan een combinatie van drie factoren: ze zijn lagergeschoold, ze hebben zelf een minder grote voorkeur om aan de slag te gaan, of de voorkeur van de werkgevers gaat uit naar andere werknemers. Het heeft dus veel met gelijke kansen te maken.

Hoe we aan onze cijfers komen

Alle cijfers uit dit artikel komen uit een studie van het Planbureau in het kader van de zogenoemde Sustainable Development Goals (SDG’s). We hebben deze geüpdatet in de mate van het mogelijke op basis van officiële databanken.

Wat zijn nu precies die SDG’s? Sinds vorig jaar heeft ons land een federaal plan voor duurzame ontwikkeling. Dat legt allerlei maatregelen vast met het oog op het realiseren van internationale en Europese verbintenissen, waarbij de SDG’s een belang­rijke rol spelen.

Dit jaar voegde het Plan­bureau voor het eerst een vergelijking toe met de andere Europese landen. Zo krijgen we niet alleen een beeld van hoe het gesteld is met de doelstellingen die we tegen 2030 moeten halen, maar wordt nu ook gemeten hoe wij het doen in vergelijking met de rest van Europa.

Het Planbureau tikte de overheid trouwens op de vingers: van de 51 afgetoetste indicatoren zitten we voor slechts 18 op het goede pad om over acht jaar het gewenste doel te halen.

In de toekomst zullen we steeds vaker geconfronteerd worden met deze SDG’s, die in 2015 door de Verenigde Naties zijn ontwikkeld. “Ook in de bedrijfswereld vinden ze almaar meer ingang”, zegt econoom Geert Noels. “Verschillende aandelen krijgen nu bijvoorbeeld scores op die SDG-targets. Bedrijven die het niet goed doen, zijn ook op de beurs structurele under­performers. De SDG’s worden dus zeker niet alleen gevolgd om zich een geweten te kopen. Ze kunnen een trigger zijn voor echte transformaties. En ze zijn een echt kwaliteitslabel geworden.”

“Het is niet het enige voorbeeld van discriminatie op de arbeidsmarkt. Ook mensen met een wat hogere leeftijd vinden nog maar moeilijk een job. Dat haalt onze werkzaamheidsgraad nog verder naar beneden.”

Aan de scholing ligt het niet: in ons land heeft 49,9 procent een diploma hoger onderwijs. Wel een probleem is dat 20,4 procent van de mensen aangeeft dat ze niet kunnen werken door familiale omstandigheden, vaak omdat ze voor de kinderen moeten zorgen. Veel meer dan bijvoorbeeld in Frankrijk (12,5 procent) en Nederland (8,9 procent).

Moet je huismannen of -vrouwen al dan niet activeren? “Je kunt hen zeker niet dwingen”, zegt Baert, “maar je moet er wel voor zorgen dat je mensen die werken beter in de watten legt. De lasten op arbeid zijn te hoog. Van elke 100 euro gaat 53 euro naar de staatskas – daarmee doet België het vooral in de categorie ­alleenstaanden slechter dan elk ander OESO-­land. Die berekening zou meer in het voordeel moeten zijn van werkenden. Nu levert de stap van werkzoekende naar werkende vaak slechts 10 procent meer inkomen op, terwijl die stap wel veel extra kosten met zich meebrengt, zoals kinderopvang. Die opvang moet veel beter, ­zeker gezien de recente incidenten.

“Uit onderzoek van Eurostat blijkt dat ­vrouwen tussen 25 en 45 jaar die in tijdelijke statuten zitten of helemaal niet werken, dat doen omdat de crèche te duur of onbeschikbaar is. Vrouwen moeten nog te vaak de prijs betalen voor het feit dat zij kinderen op de ­wereld zetten. Dat moet anders.”

Begroting

Meer mensen aan het werk krijgen, is nochtans de sleutel om iets te doen aan dat andere dramatische cijfer waarmee ons land opgezadeld zit: een staatsschuld van 109,2 procent. “Dat is de enige gezonde manier om te groeien en vrij snel in een heilzame cirkel te raken”, zegt econoom Geert Noels (Econopolis). “Ik was hoopvol bij de start van deze regering dat men toen maatregelen in die zin wilde nemen. Maar er zal niks van in huis komen. Een stijging van 70 naar 75 procent werkzaamheidsgraad zou een wereld van ­verschil betekenen.”

Met onze staatsschuld bengelen we helemaal achteraan in Europa, slechts vijf landen doen nog slechter: Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Frankrijk. Noels ziet veel te weinig sense of urgency. “Hoeveel oranje en rode lichten moet je eigenlijk krijgen om de urgentie te begrijpen? Geleidelijk aan zijn we nu ook in die gecombineerde SDG-rankings aan het afglijden. Onze economische draagkracht wordt verzwakt, wat het bereiken van sociale en klimaatdoelstellingen moeilijker maakt. Met het Planbureau is er nu een onafhankelijke bron die dit onder de aandacht schuift. Het zijn niet langer alleen economen of bedrijfsleiders die hiermee afkomen.”

Met een begrotingstekort voor 2023 van 5,8 procent is België de allerslechtste leerling van de Europese klas; ons land werd deze week nog door de Europese Commissie op de vingers getikt. Noels ziet niet meteen veel beterschap. “Bij ongewijzigd beleid stevenen we in 2035 af op een tekort van 12 procent, rekening houdend met de engagementen op het vlak van onder meer defensie, de hogere rente en de vergrijzingsfactuur. Als we tot dan wachten om bij te sturen, zal het echt pijn gaan doen. De staatssecretaris van Begroting ontslaan omdat ze de waarheid zegt, is zeker niet de oplossing. We moeten de symptomen bestrijden, niet de dokter op straat zetten.”

Voormalig staatssecretaris voor Begroting Eva De Bleeker (Open Vld) moest een week geleden ontslag nemen. Econoom Geert Noels: ‘Haar ontslaan omdat ze de waarheid zegt, is niet de oplossing. We moeten de symptomen bestrijden, niet de dokter op straat zetten.’Beeld BELGA

Energie

Nog een cruciaal thema waar ons land achterophinkt, is energie. We zijn voor 78,1 procent afhankelijk van energie uit het buitenland, de rest komt uit hernieuwbare en kernenergie. Slechts vier landen in de Europese Unie scoren slechter. Het geeft ook aan waarom we bij sterk stijgende gas- en elektriciteitsprijzen snel een speelbal worden van internationale krachten. Een land als Frankrijk is slechts voor 44,5 procent van zijn energiebevoorrading afhankelijk van het buitenland, Zweden zit aan 33,5 procent.

De sluiting van de meeste kerncentrales zal dit percentage voor ons land de hoogte in jagen, want ook op het vlak van hernieuwbare energie zit België bij de slechtste leerlingen van de klas met slechts 13 procent. Zweden zit aan meer dan 60 procent en is een voorbeeld voor de hele EU. Het zal de weg zijn die we in hoog tempo moeten volgen.

Gezondheidszorg

Onze gezondheidszorg, dat is dan toch iets waar we trots op mogen zijn, zult u misschien denken. Maar ook daar is niet alles rozengeur en maneschijn. Met 7,3 procent van de Belgen die kampen met een depressie zitten we in de slechtste helft van de klas. En wat betreft het aantal zelfdodingen (15,1 per 100.000 inwoners) zijn er maar vier Europese landen die met hogere cijfers kampen: Litouwen, Slovenië, Hongarije en Letland. In onze buurlanden schommelt het cijfer rond de 10.

“Wij vergelijken standaard met de veertien andere West-Europese landen”, zegt professor Brecht Devleesschauwer, die voor Sciensano onderzoek doet naar de gezondheid van de Belgen. “Qua levensverwachting bungelt ons land onderaan. Het kan dus nog beter met onze gezondheid. Zodra we in het ziekenhuis belanden, is de zorg uitstekend, maar er is meer preventie nodig om te beletten dat het zover komt. Het is nochtans een kosteneffectieve investering: elke euro die je daarin steekt, krijg je dubbel en dik terug.”

Dan stemt het toch positief dat het aantal mensen met obesitas gedaald is tot 16,5 procent en het aantal dagelijkse rokers tot 14,6 procent, waarmee we bij de beste leerlingen van de klas zijn. “We zien echter een duidelijk verschil tussen hogeropgeleiden, waar dit sterk gedaald is, en lageropgeleiden, waar we een stagnatie zien tot zelfs een lichte stijging”, zegt Devleesschauwer. “Onderzoek heeft aangetoond dat licht stijgende taksen op tabak niet effectief zijn. Je zou een pakje eensklaps fors duurder moeten maken. En na een jaar of vijf nog eens. Begrijp me niet verkeerd, alle gezondheidsstatistieken gaan de goede richting uit, maar minder snel dan in de ons omringende landen.”

Vertrouwen in de overheid

Er is dus werk aan de winkel voor de overheid. Maar makkelijk zal dat niet worden, zeker niet aangezien ons vertrouwen in de instellingen tot slechts 37 procent is gedaald. “Alles gaat in België veel te traag vooruit door de complexiteit van ons land. En de mensen zien dat”, zegt ­Baert. “De politieke partijen vinden elkaar niet meer voor grote hervormingen. Wat de duurzaamheidsdoelstellingen betreft is het moeilijk om zo vooruitgang te boeken.”

Noels wil niet horen van excuses als de coro­nacrisis of de oorlog in Oekraïne. “Die bepalen slechts in heel beperkte mate de precaire situatie waarin we nu zitten. Ik heb er één woord voor: laksheid. Ik ben er zeker van dat men zelfs verkiezingen zou kunnen winnen door van de toekomst van onze kinderen een strijdpunt te maken. Kijk bijvoorbeeld naar de grote plannen van Martens en Dehaene in de jaren 80 en 90: toen werd ook gesneden in de overheidsdiensten om weer gezond te worden. Dat zullen we opnieuw nodig hebben. Beter nu dan over een paar jaar, als we met het mes op de keel zitten.”

Geslaagd

Armoedebestrijding

Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes. Zo is België wereldwijd een van de grootste succesverhalen als het gaat om het wegwerken van de ongelijkheid in de samenleving. Onze ‘Gini-index’ bedraagt 24,1 procent – hoe lager, hoe beter. En de 20 procent best verdienende Belgen krijgt slechts 3,14 keer zoveel als de 20 procent die het minst verdient. In Duitsland is dat 4,88, in Roemenië zelfs 7,13.

Die grote mate van gelijkheid heeft heel veel te maken met ons fiscaal en parafiscaal systeem, dat zorgt voor herverdeling. Bij de belastingen gebeurt dat via progressieve tarieven: hoe meer u verdient, hoe meer belastingen u procentueel betaalt.

Misschien minder bekend is dat ook de sociale zekerheid voor een herverdelend effect zorgt, omdat er geen plafond zit op de bedragen waarop we sociale bijdragen betalen, terwijl dat in de meeste andere landen wel het geval is. Niet alleen het verzekeringsprincipe, maar ook het ­solidariteitsprincipe speelt hier dus een belangrijke rol. “Maatschappelijk gezien is dit goed, maar er zijn ook mogelijke gevaren”, zegt Stijn Baert. “Het kan ervoor zorgen dat mensen minder goed hun best doen om op te klimmen op de jobladder omdat er te veel van de extra ver­loning wordt wegbelast, de zogenaamde ­promotieval.”

Het heeft er wel mede voor gezorgd dat ons land wat betreft het armoederisico met 12,7 procent heel goed scoort. Opvallend is dat we sinds 2018 na een jarenlange stagnatie een forse ­daling van 4 procent zagen. “Natuurlijk scoort België goed, maar ik vind dat maar normaal”, nuanceert armoede-expert Bea Cantillon ­(Universiteit Antwerpen). “Wij behoren met ­landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Finland tot de meest ontwikkelde van de wereld. En wat die knik betreft in de afgelopen vier jaar, daar moet een belangrijke kanttekening bij: er is toen met een andere ­dataverzameling begonnen. Het is een beter systeem omdat men nu vertrekt van administratieve data in plaats van een bevraging bij de bevolking.

Armoede-expert Bea Cantillon: 'Niet alleen in België, maar in heel Europa zien we dat bij kwetsbare mensen, zoals kortgeschoolden, werklozen, mensen met een migratieachtergrond, het risico op armoede groter is geworden.'Beeld Damon De Backer

“Bovendien is het hele sociaaleconomische systeem tijdens de covidjaren omgegooid. Door dit soort exceptionele omstandigheden wil ik toch graag afwachten om te zien of deze positieve trend structureel is.”

Cantillon wijst ook op een belangrijke tweedeling die onder de waterlijn zit. “Niet alleen in België, maar in heel Europa zien we dat bij kwetsbare mensen, zoals kortgeschoolden, werklozen, mensen met een migratieachtergrond, het risico op armoede groter is geworden.” Ook Cantillon ziet dé oplossing in meer jobs. “En meer aandacht voor het onderwijs en levenslang leren voor mensen met een lage scholingsgraad. Bovendien moeten de sociale uitgaven en het leefloon voldoende hoog zijn, maar ook selectief, om zo een werkloosheids- of promotieval te vermijden. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening, die o zo belangrijk is. Op dat vlak is een dringende fiscale hervorming onontbeerlijk, zodat de uitgaven veel selectiever kunnen gebeuren.”

Ontwikkelingshulp

België toont ook veel solidariteit met de ontwikkelingslanden, alhoewel ons land hier nog belangrijke stappen moet zetten om de vooropgestelde doelen te bereiken. Het zegt veel over de andere landen dat we met 0,47 procent van het bruto binnenlands product op de zevende plaats staan in Europa. Met andere woorden, negentien landen doen het slechter. Nochtans is het de bedoeling om in 2030 naar 0,7 procent van het bbp te gaan. Maar ook hier zal veel afhangen van het budgettaire kader: er moet genoeg geld zijn. Nochtans zou meer ontwikkelingshulp kunnen helpen om het prangende probleem van de vluchtelingenstroom enigszins aan te pakken bij de bron en de situatie in de landen van herkomst te verbeteren.

Gendergelijkheid

Wat betreft de gendergelijkheid mogen we onszelf ook wel wat pluimen op de hoed steken. Zo telt België 42,6 procent vrouwelijke parlementsleden, waarmee het Europees op de vijfde plaats staat. De loonkloof tussen vrouwen en mannen is in ons land teruggevallen naar 5,3 procent. Nog altijd 5,3 procent te veel, maar we zitten zo wel in het Europese koppeloton. In Duitsland bedraagt die kloof nog altijd 18,3 procent en in Frankrijk 15,8 procent.

Onderzoek & ontwikkeling

Van alle 65 indicatoren die we in onze analyse hebben opgenomen, schiet België geen enkele keer de hoofdvogel af. Eén keer haalt het de tweede plaats van alle 27 EU-landen: bij de investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O), waar 3,38 procent van ons bbp naartoe gaat. We hebben ons dan ook ontwikkeld tot kenniseconomie. Zo krijgen de bedrijven in ons land diverse subsidies en belastingverlagingen.

“Dat is slim beleid, omdat hierdoor multiplicatoreffecten optreden”, geeft Stijn Baert aan. “Als je één euro investeert in onderzoek en ontwikkeling, dan krijg je er voor je economie twee euro voor terug. Dat is echt wel cruciaal voor een land waar de grijze hersencellen centraal staan bij de werkgelegenheid, eerder dan de grondstoffen. We betalen hoge lonen, maar daartegenover staan ook productieve werknemers. Het zou eigenlijk een voorbeeld moeten zijn van bredere investeringen waaraan we moeten denken in onze infrastructuur, zoals ons ­wegen- en sporennet. Ook dat zou een hefboom kunnen zijn voor economische groei. Jammer dat het daar niet gebeurt en dat O&O de uitzondering is die de regel bevestigt.”

De efficiëntie van zulke subsidies staat soms wel ter discussie. Onlangs nog stipte het Planbureau aan dat veel investeringen niet tot extra ­innovatie leiden, maar gewoon voor meer bedrijfswinst zorgen. “Dat moet uiteraard altijd afgetoetst worden”, vult Baert aan “We moeten zeer scherp blijven toezien op de besteding van deze overheidsmiddelen. Bedrijven moeten hiermee activiteiten ontplooien die ze anders niet zouden doen.”

Afvalrecyclage

Afsluiten doen we met nog een positieve noot. Onze jaarlijkse afvalberg ligt met 746 kilogram per persoon vrij hoog, maar 52 procent daarvan wordt gesorteerd en gerecycleerd. Daarmee zitten we in de Europese top vijf. Ter vergelijking: in een land als Roemenië bedraagt dit slechts 13,7 procent.