Direct naar artikelinhoud
InterviewChristian De Coninck

‘Terroristen hebben mijn carrière om zeep geholpen’: ex-commissaris Christian De Coninck blikt terug op 40 jaar politiewerk

Christian De Coninck.Beeld Thomas Sweertvaegher

De bekende Brusselse politiecommissaris Christian De Coninck (62) stelt zich burgerlijke partij op het terreurproces, dat volgende week start. Na de aanslagen in de hoofdstad kampt hij met posttraumatische stress waardoor hij dit jaar vroegtijdig met pensioen ging. ‘Het is wrang om op zo’n manier te moeten stoppen.’

Begin dit jaar verliet de flamboyante Brusselse commissaris Christian De Coninck (62) met stille trom de politie. Na veertig jaar dienst had hij zich zijn pensioen anders voorgesteld. “Het is wrang om op zo’n manier te moeten stoppen”, vertelt De Coninck in een gesprek over zijn boek Flikstories, waarin hij terugblikt op zijn carrière.

Sinds januari 2017 is hij niet meer in het commissariaat aan de Kolenmarkt geweest. Na de aanslagen van 22 maart kreeg de voormalige politiewoordvoerder te maken met posttraumatische stress. “Ik volg nog altijd therapie en neem medicatie. Ik heb nog iedere dag flashbacks. Op een goede dag zijn dat er twee, op een minder goede dag zijn het er veel meer”, zegt De Coninck. “Dat is een van de redenen dat ik probeer om bezig te blijven: als ik schrijf, zie ik de beelden niet. Als ik in mijn zetel ga zitten om even te rusten, komt alles terug.”

Wat ziet u dan?

“Het beeld dat ik het vaakst zie, is de persoon die op een stoel zat in de hotellobby tegenover het metrostation van Maalbeek waar de triage van de slachtoffers gebeurde. Ik weet niet meer of het een man of een vrouw was, die daar zat. Zijn of haar gezicht zat onder het bloed, het hoofd was omzwachteld met een groot wit verband. De verwondingen leken nog mee te vallen, maar wat mij het meest heeft getroffen, waren de ogen van die mens. Ze waren dof. Al het licht was eruit verdwenen. Alsof het leven eruit verdwenen was.

“Een tweede beeld dat altijd terugkomt, is dat van een jongen die in het triagecentrum uitgestrekt op de grond lag. Een dokter voerde een hartmassage uit. Ik kon niet anders dan naar hen blijven kijken. Op dat ogenblik voelde ik iets in mij knappen. Ik kan niet uitleggen wat het was, maar het was heel intens. Ik kon niet meer spreken of slikken. Burgemeester Mayeur stond naast me. Hij vroeg hoe het met de jongeman ging. De arts antwoordde niet, maar concentreerde zich op de hartmassage. Wij stonden er allebei, zonder iets te zeggen. Toen stond de arts recht. ‘Je l’ai perdu’, zei hij. Vier woorden die ik steeds opnieuw hoor. Mijn therapeut heeft daarom gewerkt met EMDR (een behandelmethode voor mensen met een posttraumatische stressstoornis, EB), maar dat heeft niet geholpen. Het is een paar weken beter geweest, maar daarna kwamen de beelden weer terug, net als de geur van verbrand vlees en bloed, die ik maar niet kwijt raak.”

Werd uw aandoening door uw werkgever erkend?

“Na anderhalf jaar werd het als arbeidsongeval erkend, maar ik loop nog altijd van de ene expert naar de andere. Het zijn de verzekeringen die tegenwringen, om maar zo weinig mogelijk te moeten betalen. Dat vergt heel veel energie. Ik heb in mijn boek willen terugblikken op mijn carrière en uiteraard horen de aanslagen van 22/3 daar ook bij, maar verder probeer ik het zo weinig mogelijk op te rakelen.”

Dat zal niet makkelijk zijn. De lancering van uw boek valt samen met de start van het terreurproces over de aanslagen.

“Dat wordt sowieso een zware periode. Ik heb me burgerlijke partij gesteld in de zaak. Mijn advocaat zal me vertegenwoordigen. Zelf zal ik niet naar het proces gaan. Mijn artsen hebben met dat afgeraden en ik vind het zelf ook niet nodig. Ik moet die gasten niet gaan bekijken. Dat brengt me niets.”

Waarom wilde u zich burgerlijke partij stellen?

“De terroristen hebben mijn carrière om zeep geholpen en ik wil erkend worden als slachtoffer.”

Uw boek geeft een inkijk in hoe politiewerk doorheen jaren geëvolueerd is. Aan het begin van uw carrière moest u bij interventies soms gaan aanbellen bij buren om via de vaste telefoon de magistraat met dienst te kunnen verwittigen.

“Technologie heeft ons vak erg veranderd. De komst van gsm’s heeft het politiewerk veel makkelijker gemaakt. Tegelijkertijd heb ik die gsm als woordvoerder ook vaak vervloekt: ineens was je nooit meer gerust. Ook de vooruitgang in DNA-onderzoek heeft alles omgegooid. Vandaag is het de sleutel voor recherchewerk.

“Maar ook het strafwetboek ziet er helemaal anders uit dan veertig jaar geleden. Tot 1985 was overspel strafbaar. Als officier van de gerechtelijke politie heb ik tientallen betrappingen gedaan na tips van privédetectives. Meestal liep dat goed af. Zo belden we een keer om 5 uur aan bij een woning. Een stelletje stond ons op te wachten. ‘Eindelijk, ze zijn daar!’, klonk het. De procedure voor een echtscheiding duurde heel lang en ze wilden die versnellen door een betrapping. Maar soms liep het ook grondig mis. Zo hebben we eens een man gehad die onderkoeld was, omdat hij zich voor ons had verstopt op het terras.”

Hoe voelde u zich erbij om in te breken in het intieme leven van mensen?

“Voor mij was dat een job zoals een andere. Ik moest een strafbaar feit vaststellen.”

U heeft het Heizeldrama meegemaakt, en datzelfde jaar de gruwelijke aanslag van de CCC in de Brusselse Stuiversstraat. Maar het meest emotionele moment uit uw carrière was een brand in een hotel in de buurt van het Sint-Goriksplein.

“In de zomer van 1992 kregen we telefoon over een brand in een hotel in de Borgvalstraat. De patrouille die ter plaatse ging, stelde vast dat iemand uit een raam op de tweede verdieping gesprongen was. Die jongen was zwaar gekwetst, maar had nog net kunnen zeggen dat zijn vriend nog binnen zat.

“Ik ging zelf ter plaatse om de feiten vast te stellen. Intussen had de brandweer het verkoolde lijk van het tweede slachtoffer gevonden. We hadden ook de identiteit van de jongens - twee Italiaanse studenten - maar het probleem was dat we niet wisten wie van hen overleden was en wie zwaargewond. Ik wilde foto’s gaan maken van het overlevende slachtoffer in het ziekenhuis, maar de jongen was gesedeerd: zijn gezicht was zo opgezwollen en ingezwachteld dat er geen beginnen aan was. Ik nam toen contact op met de Italiaanse ambassade die via Buitenlandse Zaken in Rome de families bij hoogdringendheid verwittigde. ’s Anderendaags kwamen de ouders aan in Brussel, waar ik hen moest vertellen dat een van de twee jongens overleden was en de andere zwaargewond in het ziekenhuis lag. Uiteindelijk is een broer van de jongens meegegaan naar het Sint-Pietersziekenhuis. Hij herkende onmiddellijk zijn eigen broer en wilde meteen zijn ouders bellen. Ik heb hem toen tegengehouden: ik heb de families eerst gescheiden om te vermijden dat de een euforisch zou zijn, terwijl de ander op hetzelfde moment te weten zou komen dat hun kind gestorven was. Ik ben hen nooit vergeten. Dat soort zaken blijven aan je ribben kleven.”

Christian De ConinckBeeld Thomas Sweertvaegher

Uw hart ligt bij de recherche. Toch werd u verbindingsofficier en daarna woordvoerder. Was u niet liever in de actie gebleven?

“Bij de politie is er een strikte hiërarchie die maakt dat het niet zo makkelijk is om een positie te weigeren. Als je dat wel doet, gaan er in je verdere carrière ook veel deuren dicht. Maar ik heb het me nooit beklaagd, het was een erg interessante periode. De laatste achttien jaar van mijn carrière stond ik als woordvoerder opnieuw met mijn botten in het veld.”

In 2006 slaagde een Telefacts-reporter erin om tijdens een Europese top in Brussel een wapen tot vlak bij de Franse president Jacques Chirac en de Duitse bondskanselier Angela Merkel te brengen. Als woordvoerder gaf u die zaak een andere wending.

“Op maandag berichtten de kranten dat een journaliste van Telefacts een kneedbom en een Beretta-pistool had binnengesmokkeld. Toen was ik zo boos. Maar volgens de hondenmeester was het onmogelijk dat de explosievenhonden de geur van de bom niet hadden opgemerkt. Als woordvoerder kende ik op elke redactie wel een aantal journalisten. Een van mijn contacten vertelde me dat het geen echte wapens waren, wel een neppistool en een bom gemaakt uit plasticine die geen geur afgeeft.

“Toen ze me kwam interviewen zei de journaliste: ‘Ja, maar ik ben toch maar met mijn pistool bij Merkel en Chirac geweest.’ ‘Dan heb jij chance gehad’, zei ik. Als een van die veiligheidsagenten dat pistool had opgemerkt, had die geschoten. Die mannen stellen geen vragen. Ze hebben maar één ding in het oog: hun target. Hoe dan ook: alle media sprongen er in eerste instantie op, maar toen ik het echte verhaal vertelde, zakte het als een pudding in elkaar. De Raad voor de Journalistiek heeft zich later ook uitgesproken. Ook zij vonden de hele operatie niet kunnen.”

U werd als woordvoerder met de dood bedreigd nadat een bende Albanezen werd opgerold in verband met illegale gokhuizen.

“In de herfst van 2007 werd ik opgebeld door een collega van de gerechtelijke politie die vernomen had dat er een prijs op mijn hoofd stond. Ik hoorde het in Keulen donderen. Enkele weken voordien hadden we een reeks illegale gokhuizen opgerold. Ik had voor de camera toelichting gegeven over die zaak, en in het milieu dachten ze daardoor dat ik die operatie geleid had. In het verleden had ik nog weleens te maken gehad met mensen die mij met de dood bedreigden omdat ik hen had aangehouden. Maar dat was vooral emotie. Dit was andere koek. Ik heb toen een aantal weken gewapend rondgelopen. Mijn pistool week geen moment van mijn zijde. Zelfs onder de douche of op het toilet hield ik het in de buurt.

“Ik heb nooit echt geloofd dat die Albanezen me zouden liquideren, maar zoiets maakt je wel helemaal paranoïde: op een bepaald moment reed ik naar de boekenbeurs en was ik ervan overtuigd dat ik gevolgd werd. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik zo’n aftandse Amerikaanse wagen. Als ik versnelde, deed hij dat ook. Achteraf bleek het een wagen uit Charleroi te zijn die was verkocht. De inzittenden gingen de auto leveren in Ranst. Het waren heftige weken. Uiteindelijk konden mijn collega’s de bende overtuigen dat ik slechts de pianist was, en niet de componist. Toen was het gevaar geweken. Ik heb in mijn carrière nooit mijn vuurwapen moeten gebruiken, maar als politieman loop je toch altijd een zeker risico. Vandaag nog meer dan vroeger. Kijk maar naar wat er met Thomas Montjoie gebeurd is.”

Hoe heeft u de aanslag die aan hem het leven kostte, beleefd?

“Zijn dood heeft me diep geraakt. Ik mag dan wel met pensioen zijn: politieman ben je voor het leven. Het is een drama wat daar gebeurd is.”

Geweld op de politie neemt al jaren toe. Hoe komt dat?

“Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet. Ik zou kunnen zeggen dat er geen lik-op-stukbeleid is, en dat er strenger gestraft zou moeten worden. Maar is dat echt zo? Ik weet niet waarom politiemensen zo vaak kop van Jut zijn. Ik weet wel dat het beroep daardoor nog moeilijker is geworden. Als je iemand op straat wil controleren, dan krijg je driekwart van de tijd als antwoord: en waarom moet ik mijn identiteitskaart laten zien? En wat is daar de reden voor? Die negatieve houding tegenover de politie is bijna permanent geworden.

“Daarbij komt dat de slagkracht van de politiemensen op het terrein wordt ingetoomd door de eindeloze controleprocedures en klachten bij Comité P en de Algemene Inspectie. Daardoor durven inspecteurs op straat niet meer doortastend op te treden, waarop hun gezag in twijfel wordt getrokken. Voor een stuk is het terecht dat er kort op de bal wordt gespeeld. Zoals bij iedere beroepsgroep zitten er ook bij ons rotte appels. Maar het maakt ook dat we in een soort vicieuze cirkel terechtkomen. Het aantal klachten tegen politiemensen is enorm toegenomen. Als je als politieman net verhoord bent door Comité P, ga je twee keer nadenken.”

Begin vorig jaar getuigden tientallen jongeren over het hardhandige optreden van de politie na een betoging waarbij 245 mensen werden opgepakt. Is dat dan allemaal verzonnen?

“Ik ken het dossier niet. Maar uit mijn ervaring als woordvoerder wil ik wel dit zeggen: als iemand gecontroleerd wordt of van zijn vrijheid beroofd, is daar altijd een gegronde reden voor. Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik heb meegemaakt dat de politie in de media beschuldigd werd van slagen en verwondingen, soms met indrukwekkende foto’s van blauwe plekken erbij. Maar als ik het dossier dan ging inkijken, kreeg ik vaak een totaal ander beeld. Ik zeg niet dat de politie altijd gelijk heeft. Als we als politie een fout gemaakt hebben, moeten we dat toegeven. Maar als het niet zo is, mogen we ons ook verdedigen.”

Flikstories is uitgegeven bij Houtekiet.