Duizenden vergeten dossiers over Tweede Wereldoorlog geven informatie over Belgische "dwangsoldaten"

Historici van het Rijksarchief in Luik hebben een merkwaardige historische "schat" geïdentificeerd die vorig jaar toevallig ontdekt werd. Het gaat om de dossiers die het overlijden moesten bewijzen van 5.500 Belgen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bijna de helft waren inwoners van de Oostkantons die vochten in het Duitse leger. 

Begin 2021 brak er brand uit in een voormalig bankkantoor in Verviers, dat door de overheid gehuurd wordt en als archiefruimte dienst doet. Bij de bluswerken vond de brandweer duizenden mappen met oude documenten in de kelder. Die kwamen ongeschonden uit de brand. Nog voor de papieren konden worden onderzocht, ontsnapten ze een tweede keer op het nippertje aan een ramp: ook tijdens de grote overstromingen van juli 2021, die Verviers zwaar troffen, bleven ze gespaard. 

5.500 overleden Belgen

Eind 2021 zijn de papieren overgebracht naar het Rijksarchief in Luik. Daar zijn ze veilig opgeborgen en een eerste keer bestudeerd door de historicus Bernard Wilkin. Voor hem een geweldige verrassing. Het gaat om dossiers van ongeveer 5.500 personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog waren omgekomen. Ze zijn aangelegd om hun overlijden te bevestigen en officieel te registreren. 

Tijdens de oorlog verdwenen veel mensen zonder dat hun overlijden kon worden opgetekend in de registers van de burgerlijke stand. Denken we maar aan hen die in de concentratiekampen de dood vonden. Bovendien werden de overlijdensregisters zelf soms vernield door het oorlogsgeweld. In de streek van Verviers was dat bijvoorbeeld het geval in de stadjes Malmedy en Sankt Vith, die tijdens het Duitse Ardennenoffensief bijna met de grond gelijk gemaakt werden. 

"Bewijsstukken die niet vernietigd werden"

Meteen na de oorlog was het de taak van het gerecht om al die leemten in de overlijdensregisters opvullen. “Gemeenten werden gevraagd inlichtingen te leveren over de gestorven inwoners", vertelt Wilkin over die bijzondere operatie. "Politie en rijkswacht gingen de nabestaanden opzoeken en ondervragen. Zo werden er duizenden bewijsstukken verzameld. Eenmaal de registers waren aangevuld, konden die bewijsstukken worden vernietigd. Maar in Verviers is dat niet gebeurd. De dossiers werden gewoon opgeslagen en vergeten. Tot ze vorig jaar aan het licht kwamen. “ 

De overledenen in de dossiers zijn zeer divers. Wilkin: “Er zijn een paar verzetslui bij die door de Duitsers werden opgepakt: zij werden gedeporteerd naar de concentratiekampen Dachau en Neuengamme, waar ze omkwamen. Een van hen was toevallig een oom van mij. Er zijn ook enkele Joden bij die in Auschwitz zijn omgebracht." 

Gedwongen om voor Duitsland te vechten

Het grootste deel van de dossiers, liefst 2.500, heeft betrekking op inwoners van de Oostkantons die in het Duitse leger zaten. Zoals bekend moest Duitsland de Oostkantons (Eupen, Malmedy en Sankt Vith) na de Eerste Wereldoorlog aan België afstaan, maar het annexeerde die meteen toen het in 1940 ons land opnieuw bezette. Vanaf 1941 werden dienstplichtige mannen in de Oostkantons opgeroepen voor de Duitse Wehrmacht. In totaal ging het om 8.700 mannen, waarvan minstens 3.200 niet terugkeerden. De meerderheid van die overledenen zijn in de dossiers terug te vinden.   

Hoewel er ook vrijwilligers bij waren (voornamelijk bij de Waffen-SS) ging het dus vooral om Belgische burgers die gedwongen waren voor Duitsland te vechten. De meesten waren Duitstalig, maar lang niet allemaal, want ook de inwoners van de Franstalige streek rond Malmedy en zelfs van een paar aangrenzende Waalse gemeenten die niet tot de eigenlijke Oostkantons behoorden, werden als Duitsers beschouwd. Wilkin: “Uit de dossiers van die Franstalige soldaten bij de Wehrmacht, blijkt dat hun voornamen vaak verduitst werden: zo vinden we een Charles die geregistreerd staat als Karl.”

De Wehrpass van een dwangsoldaat uit Eupen die sneuvelde.

Van het Duitse front naar Russische gevangenkampen

De Duitstalige Belgen noemden deze dienstplichtigen Zwangssoldaten (dwangsoldaten). De Franstaligen spreken van de malgré-nous (wat men kan vertalen als “tegen onze wil”). “Een benaming die in Frankrijk wordt gebruikt voor de Elzassers en Lotharingers die om soortgelijke redenen in het Duitse leger moesten dienen”, aldus Wilkin. Die dwangsoldaten waren geen collaborateurs. “Ze werden na de oorlog erkend als oorlogsslachtoffers. Velen onder hen die niet gesneuveld waren, hebben nog jaren moeten doorbrengen in Russische krijgsgevangenkampen, vaak in zeer zware omstandigheden”. 

De dossiers van de dwangsoldaten bevatten diverse bewijsstukken van hun overlijden. Wilkin: “Vaak zijn er Duitse documenten bij die de familie bij hun overlijden ontving: de Wehrpass (militair zakboekje) van de overledene, een officiële mededeling dat hij gesneuveld is, soms een militair doodsprentje of een condoléance-brief. Veel dossiers bevatten het proces-verbaal van het verhoor van de familie over de omstandigheden van het overlijden.”

Handgeschreven verklaring van de burgemeester van Raeren dat Egidius Schumacher in 1943 in Rusland is gesneuveld. Met zijn militair doodsprentje als bewijsstuk.

Verhaal bedekt met een laag lood

Voor historisch onderzoek is de vondst dus interessant, maar zeker ook voor veel nabestaanden onder de bewoners van de Oostkantons. Bijna 80 jaar na de oorlog weten veel families nog altijd weinig of niets over verwanten die in het Duitse leger vochten. “Het was vaak een taboe-onderwerp”, aldus Wilkin. “Zij die nog in leven zijn, hebben hen uiteraard meestal niet gekend en vernamen niets van wie hen wel gekend had. Het leek wel alsof het verhaal van de malgré-nous met een laag lood was bedekt.” 

Zo heeft hij het over een vrouw die bijna niets afwist van haar twee ooms die in de beruchte slag bij Stalingrad in Rusland (1942-1943) omkwamen. De omstandigheden van hun dood zijn nu duidelijker. 

Het dossier van Egidius Schumacher. De papieren zijn nog in uitstekende staat.

Geen nieuws, slecht nieuws

En dan zijn er de dossiers van de vermisten, militairen waarvan het lot niet bekend was. In de praktijk waren die vaak gesneuveld, zeker als ze in Rusland vochten, al kon de Duitse militaire overheid hun overlijden niet vaststellen. De ambtenaren in Verviers hebben de moeite gedaan om toch bewijzen voor hun dood te vinden. “Soms zijn er in de dossiers verklaringen van kameraden die aan de zijde van het slachtoffer vochten toen hij stierf. Minstens vijftig dossiers bevatten een foto van het graf. Dit alles kon als bewijs dienen.” 

Als er geen bewijs kwam en de betrokkene daagde niet op, dan bleef de zaak jarenlang hangen. “De rijkswacht kwam dan regelmatig langs bij de familie om te vragen of er geen nieuws was”, zegt de Luikse historicus. Als dat nieuws uitbleef, werd hij uiteindelijk toch als overleden geregistreerd. De laatste dossiers werden pas rond 1955/1956 afgesloten. “De administratie heeft haar tijd genomen. Iemand dood verklaren had immers zware gevolgen."  

Ook vandaag nog waardevolle informatie

Sommige weduwen konden de dood van hun verdwenen man moeilijk of helemaal niet aanvaarden. Zo kent Wilkin het treurige geval van de vrouw van een vermiste dwangsoldaat. “Hij is uiteindelijk in 1954 dood verklaard, maar zij heeft altijd geweigerd te geloven dat hij dood was, want veel Duitse soldaten zijn nog in de jaren 50 teruggekeerd uit krijgsgevangenschap.”  

De informatie uit de dossiers kan soms ook dienen om graven van gesneuvelde soldaten terug te vinden. Wie aan het Oostfront sneuvelde, kreeg vaak een graf op een plek die snel vergeten raakte. “Nog in 2002," aldus Wilkin, "is in Oekraïne het graf geïdentificeerd van een soldaat uit de Oostkantons. Helaas ligt dat graf in het gebied waar nu de oorlog woedt.” 

Ook dit was een bewijsstuk: een brief van het Duits militair gerecht (in het Frans vertaald) aan een vrouw in Reculemont (bij Malmedy) dat haar echtgenoot, een dwangsoldaat die deserteerde, op 17 augustus 1944 is terechtgesteld.

Meest gelezen