Direct naar artikelinhoud
NieuwsPolitiek

N-VA scherpt strijd tegen cultuursector aan: ‘Kunstenaars weggezet als profiteurs die niet willen werken voor hun geld’

"Honderd dagen werken en dan werkloos mogen zijn de rest van het jaar”, omschreef Bart De Wever (N-VA) het kunstenaarsstatuut.Beeld Tessa Kraan

Met een uithaal naar het kunstenaarsstatuut deelde N-VA-voorzitter Bart De Wever alweer een tik uit aan de cultuursector. Daarmee drijft hij de al gespannen verhouding met de sector verder op de spits.

Het ging wat verloren door de stelligheid waarmee De Wever de communautaire kaart trok, maar op Radio 1 zei hij zaterdagochtend ook dat hij wil wieden in allerlei sociale stelsels, zoals het kunstenaarsstatuut, door De Wever omschreven als “honderd dagen werken en dan werkloos mogen zijn de rest van het jaar”.

Aan De Morgen verduidelijkt Peter De Roover, N-VA fractievoorzitter in de Kamer, dat het statuut kunstenaars privileges geeft die anderen niet hebben. “Het ontmoedigt kunstenaars bovendien om, in periodes dat het minder gaat, werk te zoeken in andere sectoren.”

Tijd en ruimte

Het ‘kunstwerkattest’, waar naar schatting een kleine 10.000 mensen van gebruikmaken, geeft kunstenaars vijf jaar tijd en ruimte om hun werk te ontwikkelen.

“Wat onze sector anders maakt,” zegt Johan Van Assche, voorzitter van De Acteursgilde, “is dat we constant periodes van werk afwisselen met werkloosheid. Maar in die dagen dat kunstenaars zogezegd niet werken, zijn ze wel degelijk bezig. Alleen: dat is onzichtbaar en onbetaald werk, zoals een schilder die in zijn atelier aan een schilderij werkt.”

Dat de sector teert op ongeregistreerd en dus gratis werk, werd dit jaar bevestigd door een grootschalige studie van de Universiteit Gent. Slechts een derde van de muzikanten die componeren, arrangeren of producen, wordt daarvoor betaald. Amper 8 procent van de podiumkunstenaars kan leven van de inkomsten als kunstenaar.

De Roover: “Als dat onzichtbare werk niet voldaan wordt in de eindafrekening, dan is dat vervelend voor de kunstenaar. Maar moet de overheid dat compenseren? Wie niet kan leven van zijn of haar creatief werk, moet zich de vraag stellen of dat werk wel rendabel is. Voor alle werklozen, ook kunstenaars, moet het speelveld gelijk zijn.”

Olie op het vuur

Op zich neemt N-VA daarmee geen nieuw standpunt in. Wel gooit de partij, na conflicten in Antwerpen rond geschrapte projectsubsidies en de stadsdichters, olie op het vuur. “Mensen hebben het gevoel dat N-VA de cultuursector in het vizier heeft”, zegt Van Assche. Frank Vandenbroucke (Vooruit), die als minister van Sociale Zaken de regeling dit jaar hervormde, heeft het over “een fundamenteel wantrouwen, maar ook een echte miskenning van de moeilijke sociale realiteit van veel kunstenaars”.

Ook politicoloog Dave Sinardet (VUB) kan zich niet van de indruk ontdoet dat het gaspedaal wordt ingeduwd. “Het valt op dat De Wever het kunstenaarsstatuut expliciet vermeldt. Alsof hij een strategische lijn trekt: de contramine wordt weer opgezocht, kunstenaars worden weggezet als profiteurs die niet willen werken voor hun geld.” Dat is opmerkelijk, omdat onder Vlaams cultuurminister Jan Jambon (ook N-VA) na een moeilijke start de pacificatie leek ingezet. “Ik vermoed dat bij N-VA na de gebeurtenissen in Antwerpen een zekere dynamiek is ontstaan: de partij ziet dat er een publiek is voor deze standpunten, zeker bij hun eigen achterban.”