Direct naar artikelinhoud
AchtergrondGeestelijk welzijn

‘We krijgen altijd stress’: ook na corona schetst OESO-rapport somber beeld van mentaal welzijn van onze jongeren

Studenten in de aula toen de coronamaatregelen in code oranje van kracht waren.Beeld Wannes Nimmegeers

De pandemie nam een flinke knauw uit ieders (mentale) gezondheid. Toch waren het vooral jongeren die dat voelden, en overal in Europa. Onrustbarend is dat die mentale dip ook na de coronajaren nog altijd niet voorbij is. Dat blijkt uit een nieuw OESO-rapport.

“In augustus ben ik gecrasht.” Tim Spee (24) kreeg afgelopen zomer te horen dat hij eigenlijk niet mocht voortstuderen. Het zware verdict na twee moeilijke coronajaren, waarin hij zijn cijfers naar beneden zag duiken.

“De twee coronajaren waren dramatisch”, zegt Spee. “Alles lag toen onder een vergrootglas. Ik heb bijvoorbeeld een moeilijke thuissituatie. Als studentenvertegenwoordiger focuste ik dan op het helpen van medestudenten. Maar zo vergat ik om zelf student te zijn.” Niet voor elke student was dat zo. Spee en zijn vrienden zagen twee groepen: “Studenten voor wie het allemaal wel meeviel en zij die er – zoals ik – aan onderdoor gingen”, zegt hij.

Zoals Spee waren, en zijn, er inderdaad veel jongeren. In België weten we al langer dat veel 18- tot 29-jarigen het mentaal zwaarder hadden door de pandemie. Uit een nieuw OESO-rapport ‘Health at Glance blijkt dat in zowat alle Europese landen het geval te zijn geweest. Daarvoor legde de organisatie data uit tien Europese landen naast elkaar. Het bewijs is volgens de OESO “overweldigend”. Zowat overal in Europa blijkt dat het percentage jongeren dat te kampen kreeg met angst- of depressieve gevoelens veel hoger lag dan bij oudere volwassenen. Én het cijfer ligt hoger dan voor de pandemie.

België is daar helaas een duidelijk voorbeeld van. Uit de Covid-19 Gezondheidsenquêtes die Sciensano afneemt, blijkt dat ongeveer 28 procent van de jongeren tijdens de pandemiejaren zei angstklachten te hebben. Vóór de pandemie was dat 12 procent. Ander treffend voorbeeld: het aantal jongeren met eetstoornissen ligt opmerkelijk hoger dan voor 2020.

Naweeën

Eigenlijk zijn we nog altijd niet teruggekeerd naar de situatie pre-corona. In de Covid-19 Gezondheidsenquête van Sciensano uit september lag het aantal jongeren met angst- of depressieve gevoelens nog altijd een pak hoger dan in 2018.

Een verklaring voor die situatie? Dat blijkt knap lastig. Een eerste gaat ervan uit dat jongeren de naweeën van die pandemiejaren nog niet hebben verteerd. “De periode van adolescentie en jongvolwassenheid is een belangrijke en heel kwetsbare periode voor onze ontwikkeling”, zegt professor Inez Germeys, hoofd van het Centrum voor Contextuele Psychiatrie (KU Leuven). “Ons leven verandert dan ingrijpend: we komen los van het gezin, steunen op vrienden en hebben een eerste lief. Dat vraagt nieuwe vaardigheden. En die kan je alleen leren door het allemaal te doen.”

De afgelopen twee jaar vroegen we jongeren net het omgekeerde: hun contacten beperken. Germeys acht het mogelijk dat nog niet alle jongeren die schade hebben ingehaald: “Maar hoe groot is die groep en hoe lang duurt het eer zij daarvan hersteld zijn?” Germeys vermoedt dat een heel grote groep jongeren de klik intussen gemaakt heeft. Maar wie het al moeilijker had of wie minder sterke sociale vaardigheden heeft, kan misschien extra tijd gebruiken.

Student Tim Spee (24) tijdens wat hij zijn ‘eerste openbloeiing na de crash’ noemde. ‘De twee coronajaren waren dramatisch.’Beeld rv

Nieuwe zorgen

Een andere verklaring is dat de zorgen die we tijdens de pandemie hadden – ‘Ga ik ziek worden?’ – nu plaats maken voor andere zorgen. Dat suggereren de bevragingen van Sciensano én de Motivatiebarometer van motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste (UGent). “In de bevraging van november dit jaar zagen we bijvoorbeeld dat financiële kopzorgen sterk de kop opstaken in vergelijking met de voorgaande jaren”, zegt hij.

Ook uit deze cijfers blijkt volgens Vansteenkiste een leeftijdseffect. “Net zoals eerst de pandemie hebben geldzorgen een impact op onze basisbehoeften zoals autonomie, verbondenheid en competentie”, zegt hij. “Ik kan me inbeelden dat sommige studenten niet voor een tweede diploma gaan, maar meteen moeten werken omdat het moeilijk is de eindjes aan elkaar te knopen. Dan gaat het niet alleen om de financiële zorgen, maar om alles wat daarmee samenhangt. Uiteten met vrienden of naar een concert gaan zijn in zo’n context ook soms een probleem.”

De twee verklaringen hoeven elkaar overigens helemaal niet uit te sluiten. Dat bewijst ook het verhaal van Spee. “Er zijn de voorbije twee jaar momenten geweest dat ik echt nood had om mensen te zien maar dat niet ging. Eigenlijk ben ik pas vlak voor corona beginnen open te bloeien op sociaal vlak – sommige mensen zijn daar nu eenmaal later mee.”

Maar ook het financiële plaatje bezorgt hem de nodige kopzorgen. Niet de vraag of hij een job zal vinden, wel of hij met die job genoeg zal verdienen. “Als we de televisie aanzetten, horen we altijd wel over een product dat duurder is geworden. Kortom, we krijgen altijd stress. Ik ga er al van uit dat ik later geen huis zal kunnen kopen.”

Toch wist Spee uit het dal te kruipen na augustus. Eerst en vooral dankzij de UAntwerpen die hem een tweede (studie)kans gaf. Maar, zo zegt Spee, misschien nog belangrijker is dat vrienden hem overhaalden naar de psycholoog te gaan. “Er is dan wel meer aandacht voor het onderwerp van mentale gezondheid, zeker voor mannen blijft er wel nog een taboe rusten op zo’n bezoek aan de psycholoog”, zegt hij.